50 jaar na de historische Tour de France, toen Eddy ‘Merckx’ werd

Omloop Het Volk 1969. Bij de openingswedstrijd steekt één man discreet boven de rest uit.
Walter Pauli

Vijftig jaar geleden won Eddy Merckx zijn eerste Tour de France. VRT-journalist Johny Vansevenant schreef over dat wonderlijke wielerseizoen een prachtig boek.

Op de laatste pagina’s van 1969 – Het jaar van Eddy Merckx van Johny Vansevenant staan twee foto’s. Op de ene steekt Merckx de armen de hoogte in wanneer hij op 15 juli 1969 in Mourenx-Ville Nouvelle met grote overmacht een legendarische Pyreneeënrit wint. Op de andere maakt een jongen precies hetzelfde zegegebaar. Hij zit niet op een koersfiets, maar op een varken. Het is de elfjarige Johny, op de kleine boerderij van zijn ouders in het West-Vlaamse Lichtervelde, gelukkig omdat Eddy Merckx zonet de Tour de France heeft gewonnen.

Vansevenant is sinds 1988 Wetstraatjournalist bij de openbare omroep. In de jaren negentig schreef hij enkele dunne politieke boekjes, maar die verzinken in het niets bij wat stilaan zijn opus magnum mag heten: de verzameling kloeke boeken over Eddy Merckx, aannemelijk de grootste wielrenner aller tijden.

Ze gaan verschieten. Ik zal ze allemaal eens tonen wat koersen is. Het zal geen zwans zijn.

Eddy Merckx tegen manager Jean Van Buggenhout

Tot nu toe waren dat De Mannen van Merckx (2006) , over zijn ploegmaats, Mannen tegen Merckx (2013), over zijn tegenstanders, en uiteindelijk Eddy Merckx, de biografie (2015). Alleen al door de omvang van dat laatste werk (412 pagina’s) leek er niet veel meer toe te voegen aan de verhalen over de exploten van Eddy Merckx. Ook al omdat over Merckx al vijftig jaar driftig geschreven wordt. De man is een icoon – vandaar dat veel Merckx-boeken dichter aanleunen bij de hagiografie dan bij de sportjournalistiek. De wielerredactie van dagblad Het Volk prees Merckx bij zijn afscheid in 1978 de hemel in: ‘In een tijd van gemak- en genotzucht was hij door zijn ijver een stichtend voorbeeld. Hij wees veel jonge coureurs de weg van de (lonende) inspanning, hij bracht jarenlang tienduizenden fans in vervoering; zijn naam en die van ons land droeg hij uit naar de verste hoeken van de wereld; hij hield van de zieken en armen en nooit of nergens weigerde hij zijn helpende hand.’

Assurbanipal op wielen

Toch weet Vansevenant ook met dit lijvige boek te boeien en te verrassen. Dat doet hij door het hele seizoen 1969 tot in detail te beschrijven, van de voorbereiding in het prille voorjaar tot de pistewedstrijden in december. En juist in de details zit het echte verhaal. In de loopbaan van Eddy Merckx was ’69 het kanteljaar. Voordien had hij al indruk gemaakt, bijvoorbeeld met zijn eindwinst en vooral met zijn ritzege op de wrede Dolomietencol Tre Cime di Lavaredo in de Giro van 1968. Maar in 1969 deed hij nog beter – haast onvergelijkbaar beter. Merckx begon met grote systematiek veel sneller te rijden dan de rest van het peloton. Hij begon ongehoord veel te winnen, zowel in de klassiekers, in rittenwedstrijden als in grote rondes. Hij won met voorsprong, hij won in de sprint, hij won tegen de klok, hij won in de bergen. Hij won overal. Dat is de echte betekenis van het seizoen 1969: voor het eerst toonde Merckx dat hij meer was dan een uitzonderlijk goed renner. Voor het eerst begrepen het publiek en het peloton wat men de jaren voordien wel al kon vermoeden: dat de wielersport te maken had met een ‘Assurbanipal op wielen’, zoals hij ooit werd genoemd, een despotisch heerser met een niet te stillen honger naar meer. In het seizoen 1969 werd Eddy ‘Merckx’: een renner met de aura van onoverwinnelijkheid.

Deels is dat mythevorming. In 1969 behaalde Eddy Merckx 42 overwinningen op de weg, en daarmee realiseerde hij een van zijn beste seizoenen – van 1970 tot 1973 zou hij vier keer op rij de kaap van de 50 overwinningen per seizoen overschrijden. Alleen leert een tabel achteraan in het boek dat die 42 overwinningen er kwamen na 138 gereden wedstrijden. Eén op de drie koersen winnen is natuurlijk uitzonderlijk veel. Maar het betekent ook, en dat verdoezelen veel Merckx-legenden graag, dat de ‘onoverwinnelijke’ Merckx ook in een van zijn allerbeste jaren twee wedstrijden op de drie verloor. Hoe supersterk Merckx in 1969 ook reed, hij moest voortdurend omgaan met zijn eigen kwetsbaarheid en tekortkomingen. Eddy Merckx leek een godenkind, maar hij bleef een renner. Dat was misschien wel de essentie van zijn grootsheid: dat Merckx obsessief bezig was met de vraag hoe níét te verliezen.

Ronde van Vlaanderen 1969 De grote Eddy Merckx-show begon op 170 kilometer van de aankomst.
Ronde van Vlaanderen 1969 De grote Eddy Merckx-show begon op 170 kilometer van de aankomst.

Geen zwans

In 1969 zette Merckx in het voorjaar zijn beste klassieke reeks neer tot dan toe. Op 19 maart won hij Milaan-Sanremo: zijn derde zege in vier jaar tijd in de Primavera, waarin hij na een bloedstollende afdaling van de Poggio voor het eerst alleen aankwam op de Via Roma. Op 30 maart won hij zijn eerste Ronde van Vlaanderen. De grote Eddy Merckx-show begon al toen hij op liefst 170 kilometer van de aankomst het peloton zelf in waaiers trok. Op 70 kilometer van de streep sprong hij weg, en in regen en wind reed hij de tweede, Felice Gimondi, op 5 minuten en 36 seconden. Nog een Italiaan, Franco Bitossi, werd derde op 8 minuten en 8 seconden. Vansevenant citeert in zijn boek Willem Van Wijnendaele van Het Nieuwsblad/Sportwereld: ‘We hebben Eddy Merckx liefgehad, zoals nooit een winnaar voordien. Het staat ons voor dat we hem ter aankomst zelfs hebben omhelsd.’

Een paar weken later won hij Luik-Bastenaken-Luik. Samen met zijn ploegmaat Vic Van Schil had hij na een vlucht door de Ardennen van honderd kilometer de ‘dichtste’ tegenstand op 8 minuten en 5 seconden gereden. Merckx deed dat omdat hij op revanche uit was, nadat hij ook al een paar klassiekers had verloren. Op 1 maart had neoprof Roger De Vlaeminck de eerste wedstrijd gewonnen waaraan hij deelnam, de openingsklassieker Omloop Het Volk (tegenwoordig Omloop Het Nieuwsblad); Merckx werd in die groepssprint ‘maar’ twaalfde. De Vlaeminck zou zich de rest van het seizoen profileren als de grote uitdager van Merckx. Nadat De Vlaeminck zich in de Waalse Pijl had beperkt tot het counteren van elke aanval van Merckx, waardoor uiteindelijk Jos Huysmans won, sloegen bij Merckx de stoppen door. Twee dagen later stond Luik-Bastenaken-Luik op het programma. Tegen zijn manager Jean Van Buggenhout zei Merckx: ‘Jean, ze gaan verschieten. Ik zal ze allemaal eens tonen wat koersen is. Het zal geen zwans zijn.’

Hij won dus niet alleen de ene klassieker na de andere, in de rittenkoersen ging hij op jacht naar etappezeges en eindklassementen. In maart won hij drie ritten en de eindzege in de Ronde van de Levant. In Parijs-Nice moest hij de proloog (een inleidende tijdrit) nog met vier tiende seconde aan Raymond Poulidor laten, en vervolgens won hij drie ritten en het eindklassement. In de slottijdrit over de Turbie haalde Merckx Jacques Anquetil in. Die gold als de beste tijdrijder van zijn generatie en was één minuut voor Merckx gestart. Door zijn meesterschap tegen de klok had Anquetil vijf keer de Tour, twee keer de Giro en één Vuelta gewonnen. Nu werd hij door de jonge Belg vernederd, en nog wel in zijn eigen specialiteit en voor zijn eigen Franse publiek. Een tijdrijder die door een andere tijdrijder ingehaald wordt, dat is als een voetballer die een bal tussen zijn benen door gespeeld krijgt: je wordt publiek te kijk gezet. Merckx’ prestatie was des te opmerkelijk omdat Anquetil in het eindklassement nog derde werd, na Poulidor en voor Herman Vanspringel – maar wel 2 minuten en 16 seconden ná winnaar Eddy Merckx.

Merckx-mania Heel België stond als één man achter zijn kampioen.
Merckx-mania Heel België stond als één man achter zijn kampioen.

Merckx-mania

Ook voor de Ronde van Italië was Eddy Merckx de grote favoriet. In een gesprek met Vansevenant deed Merckx alsof hij die Giro van zijn Italiaanse sponsor, Faema, ‘moest’ rijden. Zijn prestaties verraadden met hoeveel grinta en heerszucht hij aan de start was gekomen. Tijdens de derde etappe moest de eerste col van betekenis beklommen worden, de Abetone. Merckx: ‘Ik schakelde over naar de grote versnelling om mezelf eens te testen en om de weerstand van de tegenstanders na te gaan. Plots bevond ik mij alleen.’ Alsof het vanzelf ging, zomaar de allerbeste te zijn. Merckx wachtte die dag de onvermijdelijke Gimondi nog op – het was nog 80 kilometer tot de aankomst – maar won toch de rit. De volgende dag won hij opnieuw, ditmaal in een tijdrit van 21 kilometer. Merckx reed lek, maar was dan nog flink sneller dan Bitossi en Gimondi. Een aantal tifosi jouwden Gimondi uit, die boos repliceerde: ‘Kan ik er wat aan doen? Hier is mijn fiets, rij jij maar achter hem.’ Het waren de eerste signalen van ‘het merckxdom’, het moment dat zelfs de beste renners van zijn generatie beseften tot welke sportieve dwingeland die ene renner aan het uitgroeien was.

Dat bewees Merckx pas helemaal in de zevende rit, een banale, volstrekt vlakke etappe naar Terracina. Merckx trok de sprint aan voor zijn snelle ploegmaat Guido Reybrouck. Reybrouck reed zo snel als hij kon, maar hij kwam niet voorbij Merckx, die de rit ook won. ‘Ik zag niemand komen’, jokte hij bij de aankomst. Tegen Johny Vansevenant is hij inmiddels iets eerlijker: ‘Ik had de spurt aangetrokken voor Guido en hij geraakte er niet over. Van twee kilometer van de meet zat ik op kop. Ik moest toch niet remmen, hè.’ Het begin van de Merckx-mania begon om zich heen te grijpen. Wie goed naar de foto’s van de sprint in Terracina kijkt, ziet dat de publiekstribune begint in te storten op het moment dat de renners over de streep zoeven. Daarbij kwam een jongen van 13 om het leven. Het werd door zijn supporters bijna als een fait divers behandeld, want Eddy Merckx had nu ook al een Giro-etappe in de sprínt gewonnen… Zo ging het maar door. Hij won nog een tweede tijdrit, met daarin de moeilijke klim naar San Marino. Wie anders dan Felice Gimondi was tweede, maar hij moest wéér een flinke minuut toegeven op Merckx. Eigenlijk twijfelde niemand aan de tweede opeenvolgende Girozege van de rozetruidrager.

De zaak-Savona

Tot twee dagen later de bom ontplofte. In de vroege ochtend van 2 juni 1969 kreeg Merckx’ ploegmanager, Vincenzo Giacotto, de mededeling dat Merckx bij de dopingcontrole na aankomst in Savona positief was bevonden, en dat hij onmiddellijk uit de Giro werd gezet. Bovendien werd hij een maand geschorst, waardoor hij niet zou kunnen deelnemen aan de Tour de France. Tot vandaag staat die dopingaffaire bekend als ‘de zaak-Savona’. In zijn eerste absolute topjaar kreeg Eddy Merckx met zijn (eerste en grootste) dopingzaak te maken. Ook dat was, is en blijft wielrennen.

Ze hebben mij. En hoe… Ik vertrouw niemand meer.

Eddy Merckx tegen Jan Cornand, na de Savona-affaire

Het waren de begindagen van de antidopingstrijd in het wielrennen. In 1967 was de Britse renner Tom Simpson tijdens de Tour bezweken op de Mont Ventoux. Men nam toen aan dat het een gevolg was van een combinatie van uitputting, hitte, het gebruik van alcohol én van stimulerende middelen. Renners en ploegen beschikten nog niet over dokters, zoals nu, maar over masseurs en verzorgers – soigneurs. Tijdens de hele Tour de France reed welgeteld één ‘Tourdokter’ mee, van 1952 tot 1972 was dat dokter Pierre Dumas. Het invoeren van de dopingcontroles verliep niet zonder slag of stoot. Zeker de oudere renners weigerden zich aanvankelijk aan een dopingcontrole te onderwerpen. Journalisten spraken of schreven er liever niet over. Doping was verboden, maar werd nog algemeen toegediend en gebruikt. Sinds 1969 werd er ook actief naar gezocht: de Giro-directie had voor het eerst een mobiel dopinglaboratorium mee. Daar was het dat er in de plas van Merckx sporen werden gevonden van fencamfamine, een stimulerend middel dat in Italië op de markt is onder de naam Reactivan. Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje: nog voor halfelf verstuurde het persagentschap Belga dit haastig neergepende bericht: ‘ Savona 2/6 (afp) – wielrennen -giro – De belg Eddy Merckx werd uitgeschakeld in de ronde van italië wegens positief resultaat bij het dopingonderzoek./ Belga 10.22. ‘

Johny Vansevenant gaat de kwestie niet uit de weg. Hij besteedt ruim dertig pagina’s aan het meest heikele onderwerp van het jaar, een kwestie die destijds de sportwereld op zijn kop zette en de hele Belgische publieke opinie beroerde. De Belgen stonden als één man achter hun kampioen. Ze hadden twijfels bij het verloop van de controle, bij de regelmatigheid van de tegenexpertise, het verdwijnen van de urine, de timing (hij werd betrapt na een betekenisloze dag – waarom zou hij juist toen doping hebben gebruikt), ze benadrukten het verhaal dat Merckx door een belangrijke ploegmaat van Gimondi (de Duitse ex-wereldkampioen Rudi Altig) eerder was benaderd om de Giro te verkopen enzovoort. Anderen vermoedden dat er geknoeid was met zijn drinkbus of zijn urinestalen. Dat Merckx zelf schuldig kon zijn, werd niet overwogen. Wielerjournalist Jan Cornand van Het Volk ving Merckx op in de luchthaven van Milaan: ‘We hebben Merckx daarnet ontmoet in de grote hal van het vliegveld. Bleek en met vertrokken gezicht, de ogen dik en rood van ’t schreien en van gebrek aan slaap. Hij wendde het hoofd af opdat we de opdringende tranen niet zouden zien. Hij zei: “Ze hebben mij. En hoe… Ik vertrouw niemand meer.”‘

Ronde van Frankrijk 1969 De concurrentie kon kiezen: bij Merckx blijven of zeker verliezen.
Ronde van Frankrijk 1969 De concurrentie kon kiezen: bij Merckx blijven of zeker verliezen.© PRESSE SPORTS

De toon was gezet. Merckx zelf, zijn ploeg, zijn entourage met op kop de gewichtig doende ploegleider Lomme Driessens, het Belgische publiek, de Belgische Wielerbond, zelfs de Belgische politiek schreeuwde zijn onschuld uit. Er was een nationale consensus: ofwel was het allemaal een misverstand, ofwel was Merckx geflikt. Zo liet minister Frans Van Mechelen (CVP) weten: ‘Ik ken Eddy Merckx als een ernstige sportman, die met zijn persoonlijke lichaamskracht en zijn intelligentie zichzelf best kan verdedigen, zonder dat hij daarvoor opwekkende middelen nodig heeft. Ik denk dat het ganse geval op een vergissing berust of op een soort Italiaanse maffia.’

Amnestie

Merckx houdt zijn onschuld mordicus staande. In het boek krijgt hij nog altijd tranen in de ogen wanneer Vansevenant hem over Savona uitvraagt. Ook kritische sportjournalisten zoals wijlen radioman Jan Wauters, die de huilende Merckx opzocht in zijn hotelkamer, waren onder de indruk van de emotionaliteit waarmee hij elke beschuldiging verwierp. Wauters: ‘Ik voelde: die mens speelt geen komedie. Eddy deed zijn verhaal. Hakkelend, dramatisch. Sommigen vonden me heel meegaand. Allicht was dit ook zo. Ik wist wel dat er zoiets als amfetamines bestond in het peloton. Eigenlijk ben ik zelf een achterdochtig persoon, maar toen, in het aanzien van zo veel verdriet, kon ik hem echt niet keihard bevragen.’

Op deze pagina’s komt de journalistieke vakman in Johny Vansevenant boven: hij past zijn Wetstraatmetier toe op de sport. Hij laat woord en wederwoord toe, maar intussen componeert de onzichtbare journalist natuurlijk zelf wat er geschreven staat en wat niet. Hij laat het kamp-Merckx omstandig aan het woord. Hoewel hij zelf als journalist de versie van Eddy Merckx nergens woordelijk tegenspreekt of in twijfel trekt, laat hij in het citaat van Wauters wel het woord ‘amfetamines’ vallen, bijna achteloos. Vansevenant stipt ook aan dat de Italiaanse Wielerbond weigerde van zijn standpunt af te stappen dat alles correct was verlopen en dat de Internationale Wielerunie dat ook vond: ‘De antidopingcontrole in de Giro is gebeurd volgens de door de wetenschap vereiste normen. Het tegenonderzoek werd met de grootste zorg uitgevoerd.’ Tegelijk oordeelden de internationale wielerinstanties dat ‘Merckx het voordeel van de twijfel geniet of hij vrijwillig doping zou hebben genomen’. Het was een compromis dat op applaus onthaald werd door de publieke opinie – nu zou Merckx wel in de Tour de France kunnen starten. Tegelijk werd die zeer persoonlijke amnestie met enige spot onthaald in het peloton. Zelfs Merckx’ latere ploegmaat en boezemvriend Jos Huysmans zei voor de microfoon van BRT-journalist Louis De Pelsmaeker: ‘Als ik of iemand anders het was geweest, dan waren wij gestraft en daarmee gedaan, denk ik.’

Johny Vansevenant, 1969-Het Jaar van Eddy Merckx. Lannoo, 432 blz., 49,99 euro.
Johny Vansevenant, 1969-Het Jaar van Eddy Merckx. Lannoo, 432 blz., 49,99 euro.

Merckx zelf wijkt vandaag nog altijd geen millimeter van zijn oude standpunt: hij is onschuldig. Hij is er nog altijd van overtuigd dat hem onrecht werd aangedaan door zijn dopingstraf alleen maar op te heffen, maar niet echt ongedaan te maken. Enkele weken na de kwestie zette hij zijn woede om in een verzengende dadendrang tijdens de Ronde van Frankrijk. Merckx deed wat het Belgische publiek al een paar jaar van hem verwachtte: als eerste Belg in dertig jaar de Tour de France winnen – het was geleden van Sylvère Maes, in 1939.

Geen supporterspraat

Het relaas van die glorieuze Ronde van 1969 is in dit land al honderd, duizend, wellicht tienduizend keer verteld. Het zijn verhalen die deel uitmaken van onze canon van ‘nationale sportheroïek’: Merckx’ stuntnummers in de Vogezenrit naar de Ballon d’Alsace (hij won met 55 seconden voorsprong op Joaquin Galera, 1 minuut en 55 seconden op nummer drie, Rudi Altig, de rest van de favorieten op vier minuten enzovoort) en vooral in de Pyreneeënrit over de Tourmalet en de Aubisque, toen hij in Mourenx-Ville Nouvelle bijna acht minuten voorsprong had op de achtervolgers. Merckx won in de Ronde van 1969 zes ritten (en met zijn ploeg Faema ook de ploegentijdrit). In Parijs pronkte hij in het geel met bijna 18 minuten voorsprong op Roger Pingeon, de tweede, en hij won ook alle andere truien. In de klassieke formulering wordt dat: Eddy Merckx domineerde dat jaar de hele Tour, van a tot z.

Dat was natuurlijk zo – en eigenlijk ook weer niet helemaal. Doordat Vansevenant Merckx van dag tot dag volgt, moet hij uitleggen waarom hij de proloog in Roubaix verloor – nochtans was hij torenhoog favoriet. Hij ‘verloor’ ook de sprint van de eerste korte voormiddagrit in Sint-Pieters-Woluwe van echte snelle mannen als Marino Basso. ‘Pas’ na de ploegentijdrit in de namiddag van die eerste echte wedstrijddag pakte hij het geel. In de drie Alpenritten moest Merckx twee keer de ritwinst overlaten aan renners die sterker waren dan hij – of elk toch één dag: ex-Tourwinnaar Roger Pingeon in Chamonix en Herman Vanspringel in Briançon. Pas in de derde en laatste Alpenrit over de col de Vars en de col d’Allos zette Merckx de puntjes op de i: in Digne-les-Bains versloeg hij, jawel, medevluchter Gimondi in een sprint met z’n tweeën.

Zijn dat opmerkingen van een kniesoor? Bepaald niet. Merckx leverde in de Tour van 1969 een van de markantste wielerprestaties aller tijden – vandaar ook dat de Tour dit jaar in Brussel vertrekt, als een gouden jubileum voor dat legendarische sportieve hoogtepunt van vijftig jaar geleden. Dat neemt niet weg dat ook ‘jubileumjournalistiek’ pas echt genietbaar wordt als het ‘journalistiek’ blijft, en geen supporterspraat wordt. Dat doet Het jaar van Eddy Merckx. Het is tegelijk een prachtig uitgegeven salontafelboek en knap journalistiek werk, en tot dusver zelfs het beste Merckx-boek van Johny Vansevenant.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content