35 jaar na het Heizeldrama: de zoektocht naar een Snackbarboy

Dirk Daeninckx. 'Na 35 jaar ben ik klaar om zijn laatste foto te zien. Ik wil eindelijk afscheid nemen.' © Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Soms verandert een foto alles. Hilde verloor in 1985 haar man op de Heizel. Hij was op slag dood, zeiden ze haar toen. Dertig jaar later ziet ze een foto waarop ze hem meent te herkennen. Schreeuwend op een vensterbank tussen dode lichamen.

Meestal is alles toeval in het leven. Vijf jaar geleden publiceert Sport/Voetbalmagazine een herdenkingsartikel over het Heizeldrama. Bij het stuk staat een foto van die onzalige woensdag in 1985, genomen in de catacomben van het Heizelstadion in Brussel. Er staan veel mensen op, maar weinig levende. Een man met een rode trui schreeuwt het uit. Hij heeft zijn schoen en zijn hoop verloren. Een verpleger probeert zijn wonden te verzorgen, maar hij kijkt alsof het zinloos is. In de chaos van de dood merkt niemand op hoe mooi de gloed van de avondzon is.

Toen Hilde Vandaele die foto vijf jaar geleden toevallig zag, keek ze ook naar iets anders. Ze begon te huilen. Dat gebeurt niet vaak, maar die dag wel.

Ze is de weduwe van Dirk Daeninckx, een van de vier Belgen die die 29e mei 1985 stierven op de Heizel. Intussen is ze al lang gelukkig hertrouwd. Maar ergens heeft ze nog altijd een map liggen met artikels die ze ooit uitknipte over het Heizeldrama. Die ene foto zat daar niet tussen. ‘Ik had dat beeld nog nooit gezien’, zegt ze. ‘Ik was ook in de war. Omdat ik meende in de man op de vensterbank Dirk te herkennen.’

Maar dat kon niet, want hij was meteen dood geweest. Hij had een steen tegen zijn slaap gekregen en was vertrappeld door de massa. Dat hadden ze haar toen gezegd. ‘Maar als de man op de foto Dirk is, dan klopt die uitleg niet. Dan heeft hij nog even geleefd.’

Mevrouw, u bent zwanger. Dat beeld zal u levenslang achtervolgen.

Ze vroeg de foto op, vergrootte hem en vergeleek het beeld met dat van het rouwkaartje. Na lang kijken is ze er nog altijd niet uit. ‘Soms denk ik dat het iemand anders is, soms ben ik ervan overtuigd dat het Dirk is. Mijn dochter zei: “Moeke, als je dat echt denkt, dan stappen we naar het Rijksarchief.”‘

Dat gaan ze nu doen. Ze wil zijn autopsieverslag zien en de laatste foto’s die van hem gemaakt zijn. Op die hete meidag in 1985 hadden ze haar dat afgeraden. ‘Mevrouw, u bent zwanger. Dat beeld zal u levenslang achtervolgen.’ Ze moest hem herinneren zoals hij echt was, zeiden ze. In zijn beste dagen, met een rood-groene sjaal rond zijn hals.

Dirk Daeninckx is al op het Sint-Jozefscollege van Tielt bezeten van voetbal. Met zijn beste schoolmakker Patrick De Witte shot hij elke zondagmiddag op de grasvelden van de gemeente. Week na week doen er meer jongens mee.

Wanneer ze met elf zijn, richten Dirk en Patrick een voetbalploeg op. Ze vinden al snel een sponsor en een terrein. En noemen zichzelf de Snackbarboys, naar de naam van het clublokaal. Over de clubkleuren hoeven ze niet lang na te denken. Patrick is supporter van Waregem, Dirk van AA Gent, dus is rood-blauw een mooi compromis. Tot de eigenaar van het clublokaal plots komt aanzetten met stickers in rood-groen. Dirk is in alle staten, maar legt zich neer bij de macht van de sponsor en koopt een rood-groene sjaal.

Hij zorgt ook voor het scorebord en noteert elke week in een schriftje de basisopstelling en welke Snackbarboy gescoord heeft. Zelf staat hij niet altijd in de basiself, zo’n voetbalwonder is hij nu ook weer niet. Hij wordt lijnrechter en de vaste invaller van de ploeg.

In de herfst van 1979 krijgen de Snackbarboys er een vrouwelijke supporter bij. Dirk had haar in de zomer leren kennen tijdens de Europafeesten in Tielt. Net als hij studeert Hilde in Gent. Zij voor vertaler-tolk, hij voor laborant. Elke zondagmiddag komt ze supporteren.

Ze is dol op haar Snackbarboy met zijn rood-groene sjaal en niet lang daarna trouwen ze. Op Ruthless Queen van Kayak openen ze de avond. Een song die eigenlijk gaat over hoe geluk slecht afloopt: ‘ Cause luck didn’t stay on our side.’ Maar zij dansen er graag op.

Ze huren een huis in Ruiselede. Elk weekend keert het koppel terug naar hun heimat in Tielt. Want Dirk kan de Snackbarboys, zijn andere grote liefde, niet missen. Al hadden die intussen een andere naam gekregen. De jongens zijn mannen geworden en heten voortaan Dynamo ’83, zoals Dynamo Kiev. Ze hadden ook meer ambitie gekregen. In het seizoen 1984-1985 komen ze één punt tekort om kampioen te worden. Dirk wil op de Heizel gaan kijken hoe de grootste voetballers van Europa het afmaken. Hij koopt een ticket voor Juventus-Liverpool, de finale van de Europacup 1.

De avond voor de match toont hij zijn kaart aan zijn voetbalvriend. ‘Om mij wat jaloers te maken’, zegt Patrick. ‘Hij had het overgekocht van een collega die niet kon gaan. Jammer genoeg had hij er maar één.’

Ook Hilde gaat niet mee. Ze is vier maanden zwanger en haat grote massa’s. Bezorgd is ze wel. Een week eerder was in Engeland een houten tribune afgebrand. ‘Je hoeft je geen zorgen te maken’, zegt Dirk. ‘De Heizel is van steen, die kan niet afbranden.’

De volgende dag vindt Hilde een papiertje op de keukentafel. ‘Tot vanavond’ staat erop. Patrick ziet de auto van zijn beste vriend wegrijden. Gelukzak, denkt hij. Aan café Harlekijn in Tielt stapt Dirk over op een bus naar de Heizel met vijftig andere voetbalsupporters. Het is heet op de planeet.

Een paar uur later, om zeven uur, breekt op de Heizel de hel los. Rood-witte Engelse supporters gooien met stenen naar vak Z. Ze vallen de zwart-witte Italianen aan, die weglopen. Een muur stort in en de dood scoort. In de chaos verdwijnt een rood-groene Belg.

Hilde Vandaele. 'Toen ik die foto zag, was ik helemaal in de war.'
Hilde Vandaele. ‘Toen ik die foto zag, was ik helemaal in de war.’© SASKIA VANDERSTICHELE

Wanneer Patrick het nieuws over de rellen op de Heizel op de radio hoort, maakt hij zich niet veel zorgen. ‘Dirk zal morgen een straf verhaal hebben, dacht ik.’

Hilde heeft wél een angstig voorgevoel. ‘Ik kon hem niet bereiken, want er waren in die tijd geen gsm’s. Maar er was 60.000 man in het stadion. Het zou toch moeten lukken dat hij…’

Na de rellen gaat de match door. Hilde kijkt bij haar ouders naar de eerste helft. Tijdens de rust brengen zij haar terug naar huis. Daar ziet ze hoe Juventus een penalty uitlokt, anderhalve meter voor het strafschopgebied. Michel Platini zet zich achter de bal en verslaat de doelman van Liverpool, Bruce Grobbelaar. 1-0. Daarna gaat ze slapen.

Ze ligt nog maar net in bed wanneer twee rijkswachters aanbellen. ‘Mevrouw, er is iets ergs gebeurd. We weten de juiste omstandigheden niet, maar…’

‘Je hoeft niet rond de pot te draaien’, zegt Hilde. ‘Dirk is dood, hè?’ De twee rijkswachters zwijgen.

Hilde rijdt die woensdagnacht met haar vader en schoonouders naar Brussel. Onderweg kruisen ze de bus uit Tielt, waarop één man minder zit.

In de vroege ochtend arriveren ze aan het brandwondencentrum van Neder-over-Heembeek. Hilde wil haar man zien, zo snel mogelijk, maar iemand houdt haar tegen. ‘Mevrouw, dat is echt geen goed idee.’ Haar vader en schoonvader gaan dan maar naar binnen om hem te identificeren. Zij blijft achter op de gang met zijn moeder en haar verdriet. ‘Zijn mama huilde zo luid en zo hard. Ik dacht dat ze een hartaanval zou krijgen.’

Van de terugrit naar Tielt herinnert ze zich niets meer. ‘Dat is één zwart gat.’ Twee weken later wordt Dirk begraven. Er is veel volk in de Sint-Pieterskerk in Tielt. Op zijn doodskist ligt een bloemenkrans van zijn voetbalploeg Dynamo ’83. ‘Ik leefde die dagen in een roes’, zegt Hilde. ‘Er zat een kind in mijn buik. Dat heeft mij erdoor gesleurd. Ik moest wel verder leven.’

In november 1985 wordt haar dochter Dymphna geboren. ‘Ik kreeg ontzettend veel bezoek in de kraamkliniek’, zegt Hilde. ‘Op de duur moest de verpleegster zeggen: “Mensen, ga naar huis. Hilde moet rusten.”‘

De maanden erna verzamelt ze niet alleen babyjurkjes, maar ook krantenartikels over het Heizeldrama. Alles knipt ze uit. Ook een citaat van Bruce Grobbelaar, de keeper van Liverpool die die woensdag gevloerd was door Michel Platini. Zijn moeder had hem ooit gezegd: ‘Zoon, de manier waarop je met teleurstellingen omgaat, zal bepalen of je in het leven gelukkig bent of niet.’

‘Aan die woorden heb ik vaak gedacht’, zegt Hilde. ‘Ik leerde dat ik er niet altijd over mocht beginnen. Niet iedereen staat daarvoor open. Als je je voortdurend in een slachtofferrol wentelt, beginnen mensen je te mijden.’

Na een tijd stopt ze ook met artikels uit te scheuren voor haar knipselmap. Ze wil vooruit, er ligt nog zoveel leven voor haar.

Ze gaat weg uit hun huis in Ruiselede want ‘dat zat vol herinneringen’ en vindt nieuw werk in een tapijtfabriek.

Op een afscheidsfeest van de conciërge van dat bedrijf ziet ze Marc. Ze had hem eerder al eens gekruist in de bedrijfsgangen. En ook op het voetbalveld had ze hem al gezien. Hij speelde bij ’t Zwijntje, de grote concurrent van Dynamo ’83. ‘Ik had ooit nog tegen hem gesupporterd, maar eigenlijk kenden we elkaar niet.’

Die avond slaat tijdens het dansen de vonk over. ‘Natuurlijk was het allemaal verwarrend’, zegt Hilde. ‘Dirk was nog maar twee jaar en twee maanden dood. Ik voelde me schuldig, want mocht ik wel zo snel opnieuw verliefd worden? De eerste jaren heeft Marc afgezien met mij. Ik vergeleek onze relatie voortdurend met de vorige. En de ouders van Dirk kwamen elke zondag op bezoek met Dirks fotoalbum.’

Vandaag begrijpt ze dat wel: zij waren hun kind kwijt, het ergste wat een ouder kan overkomen. ‘Maar voor Marc was dat niet gemakkelijk. En toch is hij daar altijd op een fantastische manier mee omgegaan. Ik mag er niet aan denken dat ik hem ooit kwijt zou raken. Als je jong bent, ga je anders om met verlies. Misschien geldt dat niet voor iedereen, maar wel voor mij. Vandaag zou ik het niet meer overleven, denk ik. Gisteren hebben Marc en ik nog tegen elkaar gezegd: “Als we ooit gaan, doen we dat samen.”‘

Er zat een kind in mijn buik. Dat heeft mij erdoor gesleurd. Ik moest wel verder leven.

Ze hebben drie kinderen samen. En Dymphna, haar dochter met Dirk, wordt dit najaar 35. ‘Ze is helemaal niet geïnteresseerd in haar biologische vader. Misschien ook omdat ze hem nooit gekend heeft. Voor haar is Marc haar vader. Mensen zeiden vroeger weleens: “Dymphna lijkt zo op Marc.”‘ Dan moest Hilde altijd lachen. Zelf ziet ze wel trekken van haar eerste man in haar dochter. ‘Voetbal interesseert haar niet, maar ze is even nuchter. Toen ik gisteren zei dat jij zou komen, zei ze: “Is over het Heizeldrama niet alles al gezegd?”‘ Ook toen moest Hilde even glimlachen.

Sinds die ene woensdag in 1985 is Hilde nooit meer in een voetbalstadion geweest. ‘Ik heb lang niet naar voetbal kunnen kijken’, zegt ze. Maar wrok heeft ze nooit gehad – ze heeft zelfs lang gecorrespondeerd met een Liverpool-supporter. ‘Ik ben ook nooit op zoek gegaan naar een schuldige. Velen waren toen dronken. Het is onmogelijk om de waarheid te achterhalen. In de chaos van die dag is zoveel gebeurd. Niemand zal ooit weten wie wat gedaan heeft. Dat moeten de mensen maar voor zichzelf uitmaken. Voor de verzekeringen was het wel belangrijk dat er schuldigen werden aangeduid: zij moeten altijd iemand hebben die verantwoordelijk is. Dan is voor hen de kous af, maar zo simpel is het niet.’

Zo’n ramp, zegt ze, gaat nooit echt over. ‘Jaren later zat ik in een restaurant met een vriendin, die ik kende van de overkoepelende ouderraad. En plots zegt ze: “Hilde, het Heizeldrama, weet je nog? De rijkswachtkapitein die ze veroordeeld hebben, is mijn broer.” Ze vertelde hoe hard dat op zijn leven gewogen had en wat voor verschrikkelijke dingen hij daarna nog had meegemaakt. Dat heeft mij heel erg aangegrepen.’

Ook zij heeft er iets aan overgehouden, al had ze het lang niet door. ‘Als mijn dochter te laat thuiskomt en ik kan haar niet bereiken, dan krijg ik angstaanvallen. Je herinnert je vast de zware storm boven Pukkelpop in 2011. Een van mijn dochters was daar ook, en we konden haar niet bellen. “Er is daar zo veel volk”, zei Marc. “Het zou toch moeten lukken dat…” Maar ik was hysterisch, niet voor rede vatbaar. Op zulke momenten komt alles weer boven.’

Nu pas beseft ze hoe belangrijk slachtofferhulp is. ‘In 1985 was dat nog een taboe. Ik vergeet nooit de dokter van wacht die die avond bij ons was. Ik praatte maar en praatte maar… Maar die man zei helemaal niets terug. Of ja toch: “Neem een pilleke om te slapen.” Dat was het. Je moest maar hard zijn. Soms was ik dat ook. “Hilde, jij bent zo sterk”, zeiden de mensen dan. Ik antwoordde daar nooit op, omdat ik wist dat het niet altijd zo was.’

Twintig jaar na het Heizeldrama zet ze al haar emoties op papier. ‘Nu sluit ik het af, dacht ik. Toen zei mijn broer: “Hilde, ik heb nog een videoband.” Het bleek een documentaire van de Zwitserse tv te zijn, die hij altijd bijgehouden had tot ik er klaar voor was.’

Ze steekt de VHS-band in de videorecorder, gaat voor het scherm zitten en speurt in de massa naar Dirk. Tot ze hem vindt: een vage vlek die voortdurend van links naar rechts loopt. Ze zet het beeld stil, huilt en drukt daarna weer op play. Hij verdwijnt uit beeld.

Nu wil ze weten wat er daarna gebeurd is, zeker na die foto in Sport/Voetbalmagazine. ‘Natuurlijk zal ik met het antwoord niet veel kunnen doen. Of hij nu om kwart over zeven of om halfnegen gestorven is, daardoor komt hij niet terug. En toch is het belangrijk voor mij. Als die man in zijn rode trui Dirk was, dan heeft hij nog even geleefd.’

Ze vraagt zich af wat er in dat laatste uur allemaal door zijn hoofd is gegaan, die hete woensdag op de vensterbank van de Heizel. Toen hij schreeuwde van de pijn.

Dirk met zijn rood-groene sjaal 'Het jaar na zijn dood hebben we tegen elkaar gezegd: en nu spelen we alleen voor Dirk.'
Dirk met zijn rood-groene sjaal ‘Het jaar na zijn dood hebben we tegen elkaar gezegd: en nu spelen we alleen voor Dirk.’© SASKIA VANDERSTICHELE

Vandaag, vijf jaar nadat ze de foto in Sport/Voetbalmagazine zag, probeert ze nog altijd binnen te raken in het Rijksarchief, waar drie meter papier ligt over het Heizeldrama. ‘”Heb je goede contacten met Charles-Ferdinand Nothomb?” vroegen ze me. Dat is de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken die het archief in bewaring heeft gegeven. Ze denken waarschijnlijk dat ik het proces nog eens wil overdoen, maar ik doe het alleen voor mezelf. Na 35 jaar ben ik klaar om zijn laatste foto te zien. Eindelijk wil ik afscheid kunnen nemen.’

Makkelijk is dat niet. ‘Je moet van hot naar her bellen en mailen. Voortdurend moet ik iedereen wakker schudden en vragen hoe het intussen met mijn aanvraag zit. Zo gaat het altijd in België. Nooit zullen ze eens zeggen: “Mevrouw, maak u geen zorgen. We zullen dat voor u doen.”‘

Maar ze geeft het niet op. Ze zal blijven bellen en mailen, tot ze toestemming krijgt om dossierstuk 543 in te kijken. ‘Ze hebben me wel al verteld dat het autopsieverslag van Dirk niet meer compleet is. Het telt twee pagina’s, maar ze hebben alleen nog de conclusie. Pagina 28 is in de loop der jaren verloren gegaan.’

In dit land zijn ze niet zo goed in bewaren en herdenken. ‘De Italianen willen de herinnering aan het Heizeldrama wel levend houden’, zegt Hilde. ‘Daar zijn er ook veel meer nabestaanden, die echt een familie vormen. De Belgische slachtoffers worden vaak vergeten, misschien omdat het er maar vier waren. Sommige verwanten willen er ook niets meer mee te maken hebben. Dat begrijp ik maar al te goed. Iedereen verwerkt zijn verdriet anders.’

In 2005 organiseert de Belgische overheid wel een plechtigheid aan het Heizelstadion. Op de plaats van het voormalige vak Z wordt een herdenkingsmonument onthuld voor de slachtoffers. ‘We werden verwelkomd door de burgemeester van Brussel, Freddy Thielemans. Hij wordt vaak verguisd, maar hij was de enige politicus die die avond wat empathie toonde. De anderen lagen er duidelijk niet wakker van.’

Op de dertigste verjaardag van het Heizeldrama worden de nabestaanden niet eens uitgenodigd. ‘We kregen te horen dat politici het Heizeldrama voortaan in besloten kring zouden herdenken. Toen heb ik wel een mail gestuurd naar schepen Alain Courtois. “Mevrouw,” antwoordde hij, “we hadden uw contactgegevens niet.” Ach, het interesseert hen niet. Het is ook geen mooie bladzijde uit onze geschiedenis, hè. Ze willen er het liefst niet meer aan herinnerd worden.’

De mannen van Dynamo ’83, de oude Snackbarboys, denken nog wel aan hun ploegmaat. ‘Het jaar na Dirks dood hebben we tegen elkaar gezegd: en nu spelen we alleen voor Dirk’, zegt Patrick.

In mei 1986, een jaar na de hel van de Heizel, wordt Dynamo ’83 kampioen. ‘Die dag is er niet alleen champagne gevloeid, maar ook veel tranen.’

In 2005 wordt de ploeg ontbonden. De dynamo draait niet meer, de spieren van de vrienden zijn te stram geworden. Maar ook Patrick kijkt soms nog in het fotoalbum van hun jonge dagen. Toen ze allebei Snackbarboys waren, een rood-groene sjaal rond hun nek droegen en Kayak ‘Cause luck didn’t stay on our side’ zong.

Ook Patrick weet niet of de man op de vensterbank, wiens hals en hoofd bloedden, Dirk was.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content