10 vragen over GAS-boetes: hoe verdedig ik me tegen een GAS-boete?

© Belga

‘Met de invoering van GAS-boetes is de bestrijding van kleine criminaliteit verhuisd van professionelen naar nieuwbakken amateurs. Rechtvaardigheid vereist een minimum aan rechtszekerheid’ Alles wat u moet weten over de GAS-wetgeving voor u zelf tegen een GAS-boete aanloopt.

In de Kamercommissie Binnenlandse Zaken is de verstrenging van de GAS-wetgeving goedgekeurd. Ambtenaren van de gemeenten kunnen straks GAS-boetes tot 350 euro uitdelen voor feiten die de gemeenten zelf kunnen omschrijven als overlast. Ook nieuw is dat voortaan kinderen van 14 jaar gestraft kunnen worden met een GAS-boete.

Waar mag u zich straks aan verwachten en hoe kan u zich toch verdedigen tegen een GAS-boete?

10 vragen aan Jan Nolf, ere-vrederechter en adviseur GAS-boetes voor de Kamercommissie Binnenlandse Zaken. Nolf leverde een vernietigend advies en raadde de volksvertegenwoordigers aan om een moratorium in te stellen op de GAS-wetgeving.

1. Waar komt de Gemeentelijke Administratieve Sanctie (GAS) vandaan? Jan Nolf: Voorstanders promoten GAS handig als een moderne ’tool’ voor het bestrijden van “kleine overlast”. Aanvankelijk werd zelfs een win-win voorspeld: meer geld in het laatje en minder overlast. Daar is noch historisch, noch vandaag iets van aan.

GAS heeft immers een nederlaag als oorsprong: die van de nabijheidsjustitie. GAS kwam er enkel als antwoord op de verloedering van het vervolgingsbeleid sinds 1995. Voordien werden die kleine inbreuken wel degelijk vervolgd voor de kantonnale politierechters (die ook dikwijls de lokale vrederechter was). Toen zetelden politiecommissarissen als “ambtenaar van het Openbaar Ministerie” en die kenden hun gemeentelijke veiligheidsproblematiek tot in de kleinste steegjes.

De nieuwe arrondissementele politierechtbanken werden echter in 1995 opgericht als loutere verkeersrechtbanken. In de “prullen” waren noch de nieuwe politierechters, noch de substituten van het politieparket geïnteresseerd: enkel Koning Auto kreeg er zijn plaats.

Daardoor raakten ook politiemensen ontmoedigd om nog pv’s voor “kleine” gewelddaden en winkeldiefstallen uit te schrijven. Toch blijken die “prullen” ondertussen niet zo onbelangrijk te zijn, want overlast bestaat wel degelijk. Net door die niet-vervolging nam de overlast natuurlijk ook toe.

2. Wat wil de wetgever bereiken met GAS-boetes?

Jan Nolf: Eerst en vooral maakte de wetgever de keuze te blijven besparen op justitie. Overlast moest niet via het federaal budget bestreden worden maar op kosten van de gemeente, die er dan ook de inkomsten uit zou recupereren. Dat laatste is grandioos mislukt.

Ik bevroeg een aantal steden en telkens hoorde ik dat de projecten zwaar deficitair waren. Op zich kan dat niet verwonderen: justitie is – nauw bekeken – als overheidsdienst altijd een kostenfactor, of je dat federaal organiseert of gemeentelijk. Dat de gemeenten enthousiast in dat “gratis-verhaal” gestapt zijn zou van een ontroerende naïviteit getuigen indien daar niet een andere agenda zou spelen.

Dat tal van inbreuken uit het strafwetboek gehaald werden, betekende immers dat iedere burgemeester nu sheriff kon spelen en zijn eigen ‘Rule of Law’ kon uittekenen: dàt machtsargument was vooral voor autoritair denkende burgervaders onweerstaanbaar verleidelijk.

Een ander verhaal is dat GAS beter zou aangepast zijn aan de “couleur locale”. Dat argument verdwijnt nu met de nieuwe wet, want er komen GAS-reglementen voor meerdere steden en gemeenten samen en met één gemeenschappelijke GAS-sanctieambtenaar.

Nu al worden mensen verplicht zich voor verweer tegen GAS naar een sanctieambtenaar te begeven buiten de eigen gemeente. Weeral een hardnekkige onwettigheid, herhaalde vonnissen van politierechters ten spijt, die daarop wezen. Dus heeft de wetgever dat nu gelegaliseerd. Op die manier moet je in de toekomst misschien nog verder zoeken naar een sanctieambtenaar dan naar een vrederechter.

3. Hoe passen de GAS-boetes in het bestaande strafrecht?

Jan Nolf: GAS zet het klassieke strafrecht helemaal buitenspel, maar vooral ook het jeugdsanctierecht met alle bemiddeling en opvolging die daarbij hoort van psychologen en pedagogen. Je kan rustig stellen dat de bestrijding van de ‘kleine criminaliteit’ werd verhuisd van de professionelen naar nieuwbakken amateurs. Dan is het niet te verwonderen dat in Antwerpen amper 6 op 100 GAS-bemiddelingen goed aflopen.

Het voor de rechtstaat dodelijk verschil is echter het fundamenteel ontbreken aan neutraliteit. Een sanctieambtenaar is met hoofd, handen en voeten gebonden aan zijn burgemeester: dié bepaalt zijn manier van denken en oordelen. Zijn functie hangt aan het zijden draadje van het ‘ja-knikken’, met de hete adem van de politiek in de nek.

Daarenboven staan die sanctieambtenaren onder de interne druk van hun eigen GAS-personeel van vaststellers. Die nemen het niet als ze eens in het ongelijk gesteld zouden worden: ook dat kwam in m’n bevraging aan bod bij gemeentesecretarissen en secretarissen van politiezones. In justitie bestaan hier wel wettelijke waarborgen tegen, maar zelfs daar gebeurt er wel eens niets, denk maar aan de brief van Veli Yüksel. Politici kunnen het nog altijd niet laten, laat staan tegenover “hun” gemeentelijk sanctieambtenaar.

4. Hoe kan ik me verdedigen wanneer ik word gestraft met een GAS-boete?

Jan Nolf: Dat is wellicht het best bewaarde geheim van iedere gemeente die met GAS speelt. Op een GAS-ticket vind je hoogstens een telegramtekst en op de gemeentelijke websites vooral publiciteit hoe goed ze daarmee bezig zijn. Hoogstens de kurkdroge wettekst, en daarmee moet de zelfonredzame niet-jurist het doen. Betaal dan maar eens een advocaat. En voor kansarmen wordt net nu ook op pro deo bespaard: het nieuwe remgeld ervoor kost misschien al de boete.

Het is dus echt mijn indruk dat àlles er aan gedaan wordt om die drempel in de praktijk nog te verhogen, want hoe begin je aan zo’n bezwaar, laat staan hoger beroep bij de politierechtbank ? Er bestaan modelformulieren om in beroep te gaan. Die kan je vinden via mijn blog www.JustWatch.be.

5. Hoe werden feiten (overlast) die nu bestraft worden met een GAS-boete, gesanctioneerd voor er sprake was van GAS?

Jan Nolf: Voor volwassenen was er de lokale politierechtbank. Maar zover hoefde dat ook niet te gaan: op lokaal politieniveau werd er ook bemiddeld, denk maar aan de wijkagent.

Voor minderjarigen is er nog altijd de jeugdrechtbank en de medewerkers van het Justitiehuis. De beide Kinderrechtencommissarissen benadrukten terecht dat eigenlijk geen enkel politicus het werk van die jeugddiensten in vraag stelt. Bij kritiek kan je hun werking ook verbeteren door er meer in te investeren.

Ook als vrederechter kan je natuurlijk inzetten op minnelijke schikkingen. Vrederechters zijn – of waren – verzoeners bij uitstek en specialisten inzake burenhinder. Duizenden keren heb ik overlegd met ouders en buren, en in 1 op de 3 gevallen raakten we er altijd uit met een akkoord.

Ik stel echter vast dat ook hier die traditie van de menselijke en kleinschalige aanpak – net als in 1995 met de politierechtbanken – verdwijnt. Van 2005 tot 2011 daalde het aantal behandelde minnelijke schikkingen bij de vrederechters met liefst 38%. In het 5e kanton Antwerpen (dus dat van de Sinksenfoor op de Waalse kaai) was dat zelfs min 78%. Geen wonder dat de procedures dan met 135% stegen. Die inflatie bij justitie heb je altijd als er geen goed overleg meer is, en nu heb je dat ook met GAS.

6. Hoe komt het dat de ene gemeente wel een GAS-reglement heeft en de andere niet?

Jan Nolf: Eigenlijk moet je dat aan die burgemeesters vragen. Landuyt schroefde dat in Brugge onmiddellijk terug en Daniël Termont vindt het maar een noodoplossing. Bart De Wever wierf echter GAS-ambtenaren bij bosjes aan, sommigen voltijds. Dat was aangekondigd in zijn partijprogramma: hij hield dus woord.

De volgende stap wordt al aangekondigd: naar een leeftijdsgrens van 12 jaar. En daarna ?

Ondertussen kiezen andere steden en gemeenten principieel niet voor GAS, of volgen ze de leeftijdsverlaging niet. In ieder geval verbrokkelt Vlaanderen in een onontwarbare mozaïek van middeleeuwse stad-staatjes. Rechtvaardigheid vereist nochtans ook een minimum aan rechtszekerheid, en die smelt als sneeuw voor de zon.

7. Hoe komt het dat de feiten die gemeenten kwalificeren als overlast, zo ver uit elkaar liggen? In Hasselt mag je niet op de leuning van een bankje zitten, in Mechelen kregen jongeren een GAS-boete voor het eten van een broodje in de portiek van een kerk.

Jan Nolf: Tja, je hebt dus ook GAS-fundamentalisten. Burgemeester Bart Somers zegt dat die broodjes-boete uiteindelijk in de prullenmand terecht kwam en pleit zo vergoeilijkend voor een “redelijk” GAS.

Het probleem is echter dat GAS fundamenteel gebaseerd is op een autoritair en paternalistisch maatschappijbeeld, tot in het paranoïde toe. Net de burgemeester van Mechelen – met het nationaal record aan camera’s op straat – bekwam nu in de GAS-wet dat er nummerplaatherkenning (ANPR) komt in “autoluwe” zones.

GAS en “slimme camera’s” samen, dat is de ultieme Big Brother-aanpak. Het lijkt een variante op het pas in november 2010 weggelachen voorstel van Mia De Schampelaere om via tolheffing en ANPR het sluipverkeer in Edegem te bestrijden. Dank zij dat nieuwe ANPR+GAS gaan poepsjieke wijken zich nu kunnen afzonderen zoals in Hollywood en Dallas.

8. Ondanks een storm van kritiek uit de samenleving is er een zelden geziene politieke eensgezindheid over de verstrenging van de GASwetgeving. In de Kamercommissie Binnenlandse Zaken goedgekeurd over de coalitie heen met steun van N-VA. Vanwaar die discrepantie?

Jan Nolf: De “eensgezindheid” moet je relativeren. Behalve bij Groen, zijn er in alle partijen voor-en tegenstanders van GAS. De voorstanders hebben het voordeel van een populistisch discours: de harde aanpak. De tegenstanders – en ook Groen – realiseren zich wel dat de verwaarlozing van justitie nog lang sporen zal nalaten. Het was in het perspectief van 2014 voor een meerderheid over veel partijgrenzen heen belangrijk nog eens met de spierballen te rollen.

9. In de nieuwe GAS-regeling kunnen ook kinderen van 14 jaar gestraft worden. Is dat niet in strijd met het Kinderrechtenverdrag?

Jan Nolf: Het Kinderrechtenverdrag is een wet, maar geen “wetboek”. Het geldt dus hoofdzakelijk als leidraad voor de politiek. Art. 40 bepleit een aanpak van jeugdmisdadigheid met eerbied voor de eigenwaarde van het kind en in het perspectief van herintegratie. Het voorziet o.a. een “bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige autoriteit” – wat GAS dus pijnlijk ontbeert.

Als het op bemiddeling en alternatieve maatregelen aankomt heeft nog maar in 2006 de hervorming van de jeugdbeschermingswet aan de jeugdparketten verboden (!) alternatieve straffen uit te delen: enkel de jeugdrechtbank mag dat nog. Het is dus volledig onlogisch dat nu de minder opgeleide sanctieambtenaren dat zouden mogen.

Men is ten andere in de praktijk hierop al vooruit gelopen: dus in complete illegaliteit ! Nu worden jongeren geconfronteerd met zogenaamde bemiddelaars die zelf niet eens onafhankelijk zijn en ouders onder druk zetten via de collega-sanctieambtenaar en andere gemeenteambtenaren. Als jongere sta je dus voor een overmacht, en dat werkt compleet anti-pedagogisch.

Dit loopt dus nu al volledig mis, laat staan als de leeftijdsgrens verder verlaagt. Het Grondwettelijk Hof keurde de grens tot 16 jaar nipt goed in een arrest van 2006 maar het is voorspelbaar dat het de nieuwe wet grotendeels vernietigt.

10. Waarom pleit u als adviseur voor de Kamercommissie Binnenlandse zaken voor een moratorium op GAS-boetes?

Jan Nolf: Er is nu echt wel genoeg doorgeramd. Een moratorium is een rustpauze die verdere steekvlampolitiek moet voorkomen. Kinderen mogen het slachtoffer niet worden van enggeestige dogma’s. De balans moet nu eventjes objectief gemaakt worden. Als je altijd “recht door zee” blijft doorstomen, beland je ooit op de rotsen: ik wees in m’n advies op de techniek van een ex-post-wetsevaluatie en de noodzaak van alternatieve proefprojecten.

GAS mag geen doel op zich worden. (EE)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content