Bruno Vanobbergen

‘België is terecht koploper in kindvriendelijkheid justitie, maar er is nog werk aan de winkel’

Bruno Vanobbergen Kinderrechtencommissaris

‘Dat ons land koploper is wat de graad van kindvriendelijkheid van justitie betreft, is niet verrassend. Het betekent evenwel niet dat er geen werk meer aan de winkel is,’ zegt Bruno Vanobbergen.

In de eerste wereldwijde studie naar de graad van kindvriendelijkheid van justitie staat België op de eerste plaats. De CRIN-studie voerde in 197 landen een onderzoek naar de toegankelijkheid van justitie voor kinderen en jongeren. Een toegankelijke justitie voor minderjarigen betekent dat zij zelf, of hun wettelijke vertegenwoordigers, over de gepaste wegen en middelen beschikken om via justitie hun rechten te beschermen, conflicten te vermijden of op te lossen en mogelijke vormen van misbruik aan te pakken. Het streven naar een kindvriendelijke justitie is niet nieuw. Zo ijvert de Raad van Europa via hun ‘Guidelines for a childfriendly justice’ al jaren voor een grotere aandacht voor kinderrechten in de justititiële wereld.

De koploperpositie van ons land is niet helemaal verassend. België scoort bijvoorbeeld sterk als het over het spreekrecht van kinderen en jongeren gaat. Zo bepaalt de Wet op de Familierechtbank van 1 september 2014 dat kinderen van 12 jaar of ouder autmatisch door de rechter worden uitgenodigd om te vertellen wat zij belangrijk vinden als hun ouders bijvoorbeeld met elkaar in conflict liggen. Kinderen hoeven niet op dit aanbod in te gaan, maar ze hebben wel dit recht. Kinderen jongerer dan 12 jaar worden niet automatisch opgeroepen, maar als ze aan de rechter vragen om gehoord te worden, moet deze op hun vraag ingaan. Voor kinderen en jongeren die ervaren dat hun belang volledig ondergesneeuwd dreigt te raken, is dit ontzettend belangrijk. Het is al jaren een van de meest voorkomende signalen op het Kinderrechtencommissariaat van kinderen en jongeren zelf.

Rechtszaken zijn geen kinderspel, dus rijst voor minderjarigen eens te meer de vraag naar de bijstand van een advocaat. Ook op dit terrein behaalt ons land goede punten. Elke minderjarige komt in ons land automatisch voor gratis juridische bijstand in aanmerking.

Belangrijke wettelijke kaders zijn uitgetekend en deze krijgen in het CRIN-rapport terecht veel waardering. Dit betekent evenwel niet dat er geen werk meer aan de winkel is. Wettelijke kaders komen pas tot hun recht binnen een goed ondersteunde praktijk. Voor het spreekrecht van kinderen en jongeren betekent dit op zijn minst twee zaken. Vooreerst stellen we vast dat tot op vandaag een kindvriendelijke communicatie binnen justitie vaak geen evidentie is. Jongeren worden door de rechter opgeroepen, maar begrijpen niet altijd wat van hen precies verwacht wordt. Het is belangrijk om hen duidelijk te maken wat de mogelijkheden, maar ook wat de beperkingen van het spreekrecht zijn. Tegelijk geven rechters aan dat zij onvoldoende opgeleid zijn om met (jonge) kinderen te spreken. In de eigenlijke opleiding, maar ook tijdens navormingen dient hieraan meer aandacht besteed te worden. Met betrekking tot de ondersteuning door een jeugdadvocaat is het wenselijk om jeugdadvocaten wettelijk te verankeren. Zowel de zwakke juridische positie van minderjarigen als het ontbreken van vol­ doende aandacht voor het jeugdrecht in de rechtenopleiding zijn belangrijke argumenten pro deze wettelijke verankering. We zien de rol van de advocaat als belangenbehartiger van de minderjarige cliënt. De advocaat verleent bijstand aan de minderjarige om te verwoorden wie hij is, wat hij wil worden, hoe hij de situatie beleeft en hoe hij de juridische interventie ziet.

Een koploper heeft tegelijk de opdracht om blijvend inspirerend te zijn. Twee zaken zijn daarbij van belang.

Vooreerst moet werk gemaakt worden van een zelfstandige rechtsingang voor minderjarigen. De erkenning van het zelfstandig optreden van de minderjarige is noodzakelijk als sluitstuk van rechtsbescherming. Ook juristen pleiten al geruime tijd voor een algemene verbetering van de procespositie van minderjarigen. Het is een lacune dat minderjarigen niet zelf beslissingen in het kader van het ouderlijk gezag ter controle aan de rechter kunnen voorleggen. Neem het voorbeeld van de 16-jarige Steven die na de scheiding van zijn moeder het contact met zijn stiefbroer wil behouden. Zijn moeder weigert haar zoon te ondersteunen en wil geen procedure starten. Steven kan dit recht op contact niet zelf afdwingen aangezien hij zelf geen procedure kan starten. Of kijk naar Amelie die op haar 13 jaar graag een wijziging in de omgangsregeling wil omdat deze opgesteld is toen ze nog een kleuter was. Zonder optreden van haar ouders kan Amelie niets beginnen. Minderjarigen zullen met hun rechtsingang en met hun procedures de rechtbanken niet overbelasten. De probleemsituaties waarin rechtsingang voor minderjarigen noodzakelijk is, zijn niet zo talrijk. Maar het recht heeft des te meer een rol te spelen in de meest precaire situaties.

Ten tweede zetten we best ook in op een meer kindvriendelijke politie. Politie vormt vaak de toegang tot justitie en is de eerste speler in een lange keten die volgt. Het is de politie die bijvoorbeeld een mishandeling vaststelt of een proces-verbaal opmaakt van feiten waarvan de minderjarige slachtoffer, getuige of dader is. Werk maken van een kindvriendelijke justitie is dus ook werk maken een jeugdpolitie of jeugdbrigades binnen alle korpsen.

Het CRIN-rapport schuift België als voorbeeld naar voren en dus komt het erop aan om ook de komende jaren sterk te blijven inzetten op een kindvriendelijke justitie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content