Ewald Pironet

‘België is geen parlementaire democratie meer’

België kent in feite al 40 jaar lang een confederaal partijstelsel. Dat draagt niet bij tot de efficiënte vorming van coherente federale regeringen.

Voor de derde opeenvolgende keer is er tergend lang onderhandeld over de vorming van een federale regering. In 2007 duurde het 194 dagen voordat Leterme I een feit was, in 2010 541 dagen tot Di Rupo I tot stand kwam, en nu zitten we ook meer dan vier maanden na de verkiezingen. Dat is ruim boven de ‘Sire, geef me honderd dagen’ die Jean-Luc Dehaene (CD&V) in 1987 vroeg om uit een van de moeilijkste politieke crisissen van na de Tweede Wereldoorlog te raken – 148 dagen na de verkiezingen was er toen eindelijk een regering, Martens VIII. Mochten die lange onderhandelingen tot inhoudelijk sterke regeerakkoorden leiden, dan zou je er nog begrip voor kunnen opbrengen. Alleen: de laatste jaren is het tegendeel waar.

‘De duur van de postelectorale periodes en de onvoorspelbaarheid van welke coalities er gevormd zullen worden, bewijzen dat ons kiessysteem niet meer werkt’, schrijft Herman Daems, voorzitter van de KU Leuven, het boek Verder gedacht. Een van de minst correcte slogans is volgens hem: ‘De kiezer heeft beslist.’ Klopt niet, vindt Daems: in het Belgische systeem wordt de kiezer gevraagd om de macht te verdelen – zoveel zetels voor die partij, zoveel voor een andere. Maar zodra de verkiezingsuitslag bekend is, telt de kiezer niet meer mee, ‘over wie de bestuurs- en beleidsmacht krijgt beslist de kiezer niet, dat vechten de politici in nachtelijke onderhandelingen onder elkaar uit’. Dat het anders kan, wordt aangetoond in Frankrijk, Groot-Brittannië en de VS. Het gevolg van het Belgische systeem is volgens Daems dat we ons voortslepen van het ene gevecht om de macht naar het andere en van de ene maatschappelijke discussie naar de andere, maar dat echte beleidsveranderingen onmogelijk zijn.

In België wordt het kiesstelsel, geregeld door wetten en de grondwet, bezwaard door het partijstelsel zoals het in de praktijk tot stand is gekomen. In de periode 1968-1978 werden de unitaire Belgische partijen gesplitst. Vandaag bestaan er geen nationale partijen meer, op het communistische PVDA/PTB na. Zoals ex-Wetstraatjournalist Mark Deweerdt, ooit de rechterhand van Yves Leterme, Herman Van Rompuy, Geert Bourgeois en Bart De Wever, in De Tijd opmerkte: in feite heeft België al 40 jaar lang een confederaal partijstelsel. Ook dat draagt niet bij tot de efficiënte vorming van coherente federale regeringen. Terwijl Daems pleit voor de hervorming van het kiesstelsel, opteert Deweerdt voor de aanpassing van het Belgische staatsmodel aan het confederale partijstelsel, ‘waarbij er geen regering meer is, maar enkel een overlegcomité waarin de (weinige) confederale aangelegenheden geregeld worden’. Misschien zijn beide wel wenselijk.

En dan is er nog de ‘verstikkende’ macht van de partijen, meedogenloos beschreven door politicoloog Wilfried Dewachter (KU Leuven) in De trukendoos van de Belgische particratie, dat zopas werd voorgesteld. Natuurlijk zijn partijen bijzonder nuttig in een democratie, maar Dewachter klaagt de al te grote macht van de partijen en zijn voorzitters aan, die bijvoorbeeld het parlement en de volksvertegenwoordigers domineren – of meer nog: dicteren. Hij citeert graag ex-premier Herman Van Rompuy: ‘Een parlementslid van de meerderheid moet zwijgen. En bij de oppositie heeft men zelfs niets te zeggen.’ Dewachter is formeel: door de macht van de politieke partijen ‘is België geen parlementaire democratie meer ‘.

John Micklethwait en Adrian Wooldridge, twee journalisten van The Economist, beschrijven in hun net verschenen boek De vierde revolutie hoe het Westen vandaag kampt met een democratisch tekort, en hoe het wantrouwen groeit over de manier waarop er in Europa en in de VS wordt geregeerd. In België wordt dat verstrekt door het kiesstelsel, het partijstelsel en de macht die de politieke partijen in ons land uitoefenen. Het zou geen kwaad kunnen als er bij ons eens ernstig wordt nagedacht en gedebatteerd, bijvoorbeeld in de Senaat, over een verjongingskuur voor onze democratie. Dat mag langer dan 541 dagen duren. Als het resultaat maar is dat de kiezer meer beslist en de parlementaire democratie in ere wordt hersteld.

Partner Content