Beeldhouwer Jan De Cock: ‘Ik, de Vlaamse canon samenstellen? Ik bén de Vlaamse canon’

'Ik ben de eerste Vlaamse primitief die naar Brugge terugkeert.' © Jonas Lampens

Kunstenaar Jan De Cock verhuist naar Brugge. Volgende week opent daar The Bruges Art Institute, zijn nieuwe school. Hij probeert er Brussel mee te vergeten. ‘Men lacht graag met de chocoladewinkels in Brugge. Maar hebben wij echt ook zoveel pitabars nodig in Brussel?’

Twee weken voor de plechtige opening is het Bruges Art Institute nog een janboel van jewelste. In de prachtig gerenoveerde burgerwoning aan de statige Spinolarei staan meubilair, half afgewerkte schilderijen en bouwmaterialen kriskras door elkaar. In de kelderverdieping zijn atelierwerkers verwoed in de weer met sculpturen. In de entree staat te midden van de in plastic gehulde lijsten en planken een blauwe golftas, handdoekje over een van de handvaten gedrapeerd. De keurige witte letters laten geen twijfel bestaan over de eigenaar: Jan De Cock.

Voor de gelegenheid spreken we De Cock – nog altijd een vermaard Belgisch kunstenaar sinds hij al op zijn dertigste mocht tentoonstellen in het prestigieuze MoMA in New York – in de werktenue waarin hij al enkele maanden aan de slag is. In de kamer, waarvan de ramen uitkijken op de wonderschone Spiegelrei, staan zijn sculpturen opgesteld op antieke meubelen. Hier start hij binnenkort een kunstinstituut op, waar hij net als in The Brussels Art Institute jongeren om zich heen verzamelt die hij wil inwijden in de nobele stiel der artistieke creatie.

Ik strijd tegen het einde van de kunst. Sinds de uitvinding van de smartphone wordt kunst zoals we die kennen bedreigd.

‘Ik ben de eerste Vlaamse primitief die naar Brugge terugkeert’, zegt De Cock wanneer we samen met hem neerzitten. Zijn verhuizing heeft hem duidelijk goed gedaan. Voor hem op een achttiende-eeuwse tafel ligt een opengeslagen exemplaar van Knack – niet om ons een plezier te doen, maar om er hardop uit te citeren, nog voor wij één vraag hebben kunnen stellen. ‘Dat is het, jongens’, zegt hij, terwijl hij de titel van het voorwoord van 14 augustus aanwijst. ‘ Guerre! Strijd! Dat is wat ik doe.’

Waartegen strijdt u dan wel?

Jan De Cock: Tegen het einde van de kunst. Sinds de uitvinding van de smartphone wordt kunst zoals we die kennen bedreigd. Sociale media ontnemen ons de mogelijkheid om schoonheid te ervaren. Kunst is namelijk traditie. Sinds de renaissance zijn steenkappers beeldhouwers geworden. Plots beeldden ze niet langer uit wat is, maar ook wat zou kunnen worden. Beeldhouwers hebben net als elke kunstenaar de verantwoordelijkheid om een maatschappij op te voeden. Maar vandaag is de meest dominante manier van beelden maken een foto posten op sociale media. Ik strijd tegen die instagrammisering van onze manier van denken en kijken. Bij elke post die je ziet op Instagram ben je net níét aan het beleven wat je ziet. Je zit niet met je voeten in het water naar een zonsondergang te kijken, je zit geen voortreffelijke spaghetti te eten in Rome, of met je hartsvriendinnen op een terrasje.

Is dat de reden waarom uzelf niet op sociale media zit?

De Cock: Het heeft geen enkele zin om een foto van mijn werk op Instagram te plaatsen, want je hebt geen ruimtelijke ervaring als je het werk niet zelf kunt zien. Het internet neemt ook alleen maar tijd weg van wat de essentie is. Als ik op Twitter zit, heb ik minder tijd om te creëren. Smartphones zorgen ervoor dat mensen steeds minder zelf kunnen. Ze kunnen al niet meer voor zichzelf denken, en jongeren kunnen binnenkort zelfs niet meer schrijven. De smartphone vult hun zinnen automatisch aan. ‘Dat was niet helemaal wat ik bedoelde, maar het kan er ook mee door’, is dan hun reactie. Zo raken we heel veel kwijt.

U zou het ook kunnen omdraaien. Kunstenaars kunnen sociale media gebruiken om kunst te creëren.

De Cock: Met een smartphone en twee kromme vingers kun je geen kunst maken. Net zoals een neogotische gevel bekladden met graffiti geen kunst oplevert, ook al klinkt street art tegenwoordig heel interessant. (snuift) Zelfs mensen die pralines maken en daar een speciale draai aan geven, zijn vandaag kunstenaars geworden. Iemand die zichzelf vastketent aan een poort om politiek te protesteren: een artiest. We zitten in een tijdperk waarin alles kunst is geworden.

'Hendrik Conscience leerde zijn volk lezen. Ik leer mijn volk kijken.'
‘Hendrik Conscience leerde zijn volk lezen. Ik leer mijn volk kijken.’© Jonas Lampens

En dus kiest u voor het kraaknette Brugge. De zelfverklaarde revolutionair Jan De Cock is een beetje burgerlijk geworden.

De Cock: Oh, ik heb drie jaar geleden al toegegeven: Jan De Cock is becoming a bourgeois! Als ik er vandaag voor kies om in een burgerwoning in een van de duurste steden ter wereld te gaan wonen, doe ik dat niet om commerciële rommel op de mensen los te laten. Ik ga via een of andere onnozele website geen honderden jandecockjes uit een 3D-printer proberen te verkopen. Ik ben de eerste beeldhouwer sinds de tijd van Jan Van Eyck die aan de reien woont. Dat is al vijf eeuwen geleden.

Is Brugge niet wat saai voor een kunstenaar?

De Cock: Iedereen ziet Brugge als een soort Disneyland, maar het is net het tegendeel. In Brugge staan geen kopieën van vroeg-romantische kastelen uit Beieren zoals in Disneyland. Hier kun je, zelfs niet voor veel geld, geen fast pass krijgen. Brugge is de stad van de toekomst. Brussel, daarentegen, mijn geboortestad uit wier georganiseerde chaos het surrealisme is ontstaan, is wég. Brussel bestaat niet meer.

Waarom ziet u Brugge precies als stad van de toekomst?

De Cock: Het is proper. Het is goed onderhouden. Het eert zijn traditie. Het zorgt voor zijn patrimonium. Traditie is de enige manier om tot vernieuwing te komen in de kunst. Wie niet omgaat met zijn patrimonium kan niet vernieuwen. Ik zie het einde van de kunst naderen, en wil onze manier van kijken bewaren. Hendrik Conscience leerde zijn volk lezen. Ik leer mijn volk kijken. Ik probeer vandaag een levenslijn te leggen naar de middeleeuwse kunstenaars en hun blik op schoonheid. Dat doe ik voor de volgende generaties, of dat nu Vlamingen, Belgen, Nederlandstalige Brusselaars, Franstalige Brusselaars of Pools sprekende Bruggelingen zullen zijn. Maar dat kan alleen hier, in Brugge. Brugge is niet zoals Brussel. Zeg eens: wat is er – buiten de schizofrenie van de hoofdstad – eigenlijk nog te beleven in Brussel?

U bent erg teleurgesteld.

De Cock: Ik had het heel moeilijk met een hele groep mensen van wie de roots in Noord-Afrika liggen die op de grond van de stad spuugden in plaats van de stad te helpen blinken. Het is nog altijd heel moeilijk om over die problemen te praten, maar in Brugge zie ik zoiets niet. Ik vind het wel spijtig dat ik mijn ambities niet in de hoofdstad heb kunnen realiseren. Ik heb ook altijd voor West-Vlaamse klanten gewerkt, nooit voor Franstalige Brusselaars. Het waren dus altijd al West-Vlamingen die mij lange tijd hielpen om mijn ambities te realiseren in Brussel. Maar op een bepaald moment merk je dat je het politieke systeem niet meer meekrijgt.

Ik had het in Brussel heel moeilijk met een groep mensen van wie de roots in Noord-Afrika liggen, die op de grond van de stad spuugden in plaats van haar te helpen blinken.

Was de reden dat u uit Brussel vertrok niet vooral dat u daar uw financiring niet meer rond kreeg?

De Cock: Ik heb vastgesteld dat er geen draagvlak is en was om grote sommen geld vrij te maken voor hoogwaardige en tegendraadse kunst. Ik moest wel vertrekken en mezelf vernieuwen.

U opent hier in Brugge het Bruges Art Institute. Wat zijn uw plannen?

De Cock: Ik blijf hetzelfde doen: streven naar een relatie tussen leerling en meester die niet schools is. Je merkt dat leerlingen meer tijd nodig hebben om volwassen te worden. Leerlingen hebben steeds meer het gevoel dat kunst werkt zoals het internet: enkel in de breedte, niet in de diepte. En Brugge is in de diepte, terwijl Brussel in de breedte is. Het grote probleem is dat leerlingen beginnen te denken als hun telefoon. Ik ga dus niet langer 315 leerlingen binnennemen, maar vijftien à twintig jongeren.

En die leerlingen moeten hun smartphone thuislaten?

De Cock: We zijn zelfs iets aan het ontwikkelen, meneer de journalist, om een kunstmodus toe te voegen aan uw smartphone. Het moet zoiets worden als de vliegtuigmodus, een stand die alle akkefietjes van het wereldwijde web wegfiltert, zodat je je volledig kunt concentreren op boetseren in klei. Gemiddeld kijkt iemand 175 keer per dag naar zijn telefoon. Als ik ooit rijk wil worden, bel ik naar de weduwe van Steve Jobs – die ik toevallig persoonlijk ken – en dan zal ik haar aanraden om een device te maken waarmee je maar één ding kunt. Een toestel dat enkel een boek is, of enkel een telefoon. Dan gaan mensen dat kopen, omdat ze het beu zij in alle richtingen tegelijk gesleurd te worden.

U wilt de weduwe van Steve Jobs dus voorstellen om een oude Nokia te maken?

De Cock: Ik ga er verder niet op in. Het zou nog het toppunt zijn dat iemand ermee wegloopt. Al moet ik zeggen dat ik mij daardoor niet echt bedreigd voel. Mijn ideeën zijn zo goed dat niemand anders in staat is om ze uit te voeren.

Er is nog iemand die het heden en het verleden wil verbinden. Bart De Wever (N-VA) heeft in de Startnota van de Vlaamse regeringsonderhandelingen de ambitie uitgesproken om een Vlaamse canon op te richten.

De Cock:(wrijft in zijn ogen) Noteer dat ik in mijn ogen wrijf. (denkt na) Canon is een werkwoord: het kan nooit vastliggen. Het is een handleiding die het verleden verzamelt en aangeeft hoe de toekomst er zou kunnen uitzien. Ik heb het geluk gehad dat ik een paar keer lang met Bart De Wever heb kunnen spreken. Eén keer toen hij nog alcohol dronk, en een keer toen hij daarmee was gestopt. De eerste keer hebben we veel langer gesproken, maar de tweede keer hebben we veel meer gezegd. De Wever is een inspirerend denker. Eigenlijk spraken we zelden over Vlaanderen, maar over het vormgeven van de maatschappij, over oude filosofen en politieke modellen.

Zou u graag een Vlaamse canon voor hem samenstellen?

De Cock: Ik, de Vlaamse canon samenstellen? Ik bén de Vlaamse canon. Ik maak daar zelf deel van uit. Ik kan hem dus niet samenstellen.

'Ik heb de terugkeer naar traditie en vakmanschap ingezet.'
‘Ik heb de terugkeer naar traditie en vakmanschap ingezet.’© Jonas Lampens

Maar u hebt toch een idee wie er zoal in hoort?

De Cock: Nee, dat is het hem juist. Ik wil net een plek creëren waar mensen naartoe kunnen om een alternatief te ontdekken. Dat mensen ontdekken dat er nog kunstenaars zijn die een Herakles boetseren op een twaalfde-eeuwse tafel met een marmeren sokkel. Dan weten die mensen: hier gebeurt iets. Wel, ik ben die plek. Als dit er niet is, hebben we alleen die smartphone.

De beeldende kunsten die vandaag worden gemaakt spreken nog maar heel weinig mensen aan. Waar is het misgegaan in de kunsten?

De Cock: De spektakelcultuur domineert de kunsten. Het moet allemaal almaar sneller. Kunt u zich voorstellen dat Jan Van Eyck soms wel drie jaar kreeg om aan een schilderij te werken? Sinds de vorige eeuw zit kunst in een kapitalistische logica, waardoor het altijd spectaculairder moet en de grens altijd maar moet worden verlegd. Andy Warhol is begonnen met soepblikken uit de supermarkt te halen en die als kunst in een galerie te zetten. Dat was origineel, en dat heeft veel in gang gezet. Vervolgens kregen we Ilona on Top van Jeff Koons, een beeld waarin hijzelf naakt te zien is terwijl hij zijn toekomstige vrouw en pornoactrice Ilona Staller penetreert. De volgende fase was een haai die in tweeën wordt gezaagd en in twee vitrinekasten tentoon wordt gesteld, door Damien Hirst. Er zijn steeds meer rijke mensen die voor altijd maar meer geld werk willen kopen om zichzelf te onderscheiden, terwijl er niet per se meer kunstenaars zijn. Die marktsituatie is helemaal scheefgegroeid.

Uw werk is tegenwoordig niet heel spectaculair.

De Cock: Ik werk op een ander ritme. Ik maak werk dat vandaag niet graag wordt gezien, en dat misschien pas over tien of vijftien jaar opgemerkt zal worden door de rest van de wereld. Ik ben graag de eerste. Dat is ook de reden waarom ik zoveel inzet op onderwijs. Een schilderij is niet interessanter omdat het 25 miljoen euro heeft gekost. Mensen kunnen perfect mooiere werken vinden die maar 50 euro kosten, maar dan moeten ze wel nog in staat zijn om dat verschil te kunnen zien. Helaas hecht de samenleving vandaag meer waarde aan een spektakel dan aan een toevalligheid, of een mislukking, waar veel meer schoonheid uit voort kan komen.

Kunstenaars als Van Eyck werkten ook in opdracht van de superrijken van die tijd. Is er eigenlijk wel zo’n groot verschil met vandaag als u denkt?

De Cock: Die geldschieters deden dat natuurlijk ook om zichzelf te vereeuwigen en voor hun ego, maar zij schonken veel terug aan de samenleving. Het grote verschil met toen is natuurlijk religie en spiritualiteit. Dat was in die tijd de verbindende factor, en die is vandaag helemaal verdwenen. Ik ben wel nog katholiek, maar ik denk niet dat er nog veel mensen naar de kerk gaan. De hele samenleving is versplinterd, en dat gebrek aan spiritualiteit wordt vervangen door een overdaad aan spektakel. Van Eyck leefde in een veel boeiender artistiek klimaat. Los van de pest, en het feit dat de huizen in hout waren en ze daardoor snel konden afbranden, was ik veel liever in die tijd geboren.

Ik heb altijd al het laatkapitalistische systeem ter discussie gesteld. Dat maakt van mij een Robin Hood.

In 2007 ontwierp u een cover van Knack, naar aanleiding van uw tentoonstelling in het New Yorkse MoMA. ‘Mensen die nu nog zeggen dat ik een schrijnwerker ben en geen kunstenaar, zullen misschien over tien jaar begrijpen dat ik beetje bij beetje de maatschappij aan het veranderen ben’, zei u in het bijbehorende interview. Is dat gelukt?

De Cock: Ik ben na die tentoonstelling heel ander werk beginnen te maken, en dus weer tegen de stroom ingegaan. Ik stond aan de top van de wereld, ik was te gast in het belangrijkste museum in New York, maar ik ben daarna een heel nieuw onderzoek gestart en met een nieuwe vorm en plasticiteit beginnen te werken. Ik ben ook de eerste kunstenaar geworden die op zoek is naar een uitweg uit de impasse van de kunstwereld. Ik zoek een alternatieve manier van werken, naast dat onwaarschijnlijk verstikkende en kapitalistische systeem.

De kans dat u hier in Brugge het kapitalisme zult heruitvinden is toch eerder klein, of niet?

De Cock: Ik ben de eerste Vlaamse primitief die zich met het West-Vlaamse laatkapitalisme vrijgevochten heeft. Dat maakt van mij een Robin Hood. Ik heb altijd al het laatkapitalistische systeem ter discussie gesteld, door kunstwerken te maken die niet op de markt kwamen.

Die West-Vlaamse financiers gaan niet met u en uw werk aan de haal?

De Cock: Daar maak ik mij geen zorgen over. Het feit dat ik in Brugge ga wonen, zal hier voor dynamiek zorgen. Dat wordt de reden waarom mensen niet langer naar Brussel, Gent of Antwerpen zullen trekken, en daardoor zal hier in deze vrije ruimte een beweging ontstaan die niemand onder controle kan krijgen. Dat moeten we Andy Warhol nageven: met The Factory in Soho kon er dankzij hem iets nieuws ontstaan. Hetzelfde zal in Brugge gebeuren.

Eigenlijk is Brugge de stad van de toekomst omdat Jan De Cock ernaartoe is verhuisd.

De Cock: Deels wel, ja. Er zijn ook nog maar heel weinig mensen zoals ik die iets op gang willen trekken. Weet u, als er zoiets bestaat als een hel, is dat waar wij vandaag in leven. De meeste mensen gaan daarmee om door voor de gemakkelijke weg te kiezen. Ze passen zich aan, maken zich klein en hopen te verdwijnen in de massa. Ik ga op zoek naar gelijkgezinden, en steun mensen die ook niet aanvaarden hoe het systeem werkt. Ik probeer netwerken op te zetten die niet langs de draden lopen van die paar steenrijken die ons bespioneren en afluisteren. Door mijn verhuizing keer ik op een vernieuwende manier terug naar de middeleeuwen. De meeste mensen zullen dat pas over tien jaar begrijpen, maar ik voel nu al met mijn kleine teen dat we het picturale, het esthetische en het romantische weer centraal moeten stellen. Ik heb de terugkeer naar traditie en vakmanschap ingezet. Mensen vinden dat ik conservatief of ouderwets overkom, maar ik voel nu al dat dit tijdperk aangebroken is.

De avant-garde moet vandaag conservatief zijn.

De Cock: Ja. Kijk naar dat beeld van Sint-Sebastiaan dat ik heb geboetseerd, op een middeleeuwse tafel. Dat is avant-garde, en dat krijg ik vandaag dus aan de straatstenen niet verkocht.

Als er zoiets bestaat als een hel, is dat waar wij vandaag in leven.

Ook niet aan die West-Vlamingen?

De Cock: Nee. Iemand moet dezelfde mindset hebben als ik om dat te appreciëren: genoeg reizen, de juiste boeken lezen, moeilijke tentoonstellingen bezoeken en blijven nadenken over wat hij niet begrijpt. Pas op, ik wil dat beeld helemaal niet verkopen. Ik wil het bijhouden voor mezelf of mijn kinderen, of misschien verkoop ik het wel pas over twintig jaar. Of misschien schenk ik het wel weg. Hebben jullie daar al eens over nagedacht? Aan iemand die ook een verschil wil maken en zijn handen uit de mouwen wil steken?

Aan wie zou u het willen schenken?

De Cock: Theo Francken, als hij minister van Onderwijs wordt? (lacht, daarna plechtig) Ik heb een manifest geschreven voor de nieuwe minister van Onderwijs. Het is net gedrukt. Als Theo Francken (N-VA) bereid is om mijn brief grondig te lezen, en hij verantwoordelijk wordt voor de toelagen van het Art Institute, wil ik hem deze Sint-Sebastiaan schenken. Het is wel geen Vlaamse klei. De klei ben ik in Bretagne gaan halen, want daarvan verandert de kleur van wit naar rood als ik ze bak. Maar we weten niet wie minister wordt. We moeten – nu praat ik even als Jean-Luc Dehaene (CD&V) – ‘dat probleem pas oplossen als het zich stelt’.

U schreef gewezen onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V) ook al een brief. Heeft ze daar ooit op gereageerd?

De Cock: Dat was niet echt een succes, nee. Ik heb via een kabinetsmedewerker te horen gekregen dat ze mijn frustratie begreep. Terwijl ik net een en al ambitie was, en geen frustratie. Ik wil mijn studenten leren om tijd te maken om iets klaar te maken. We zijn het verleerd om die effort te doen. Ons onderwijs is overgeformatteerd, vol uitgebluste leerkrachten die het leerplan afhaspelen. Er is geen verbeelding meer. Ik wil een soort Dead Poets Society zijn, waar op de tafel wordt gesprongen en geïnspireerd wordt. Er is altijd die ene leerkracht die je levensloop mee heeft bepaald. Ik wil meer metaonderwijs.

Metaonderwijs?

De Cock: Ik geef een voorbeeld. Als ik zeg dat Amerika een kolonisatie is van Europa, dan denken we op metaniveau na over politiek. Want je kunt wel zeggen dat wij sinds de babyboom allemaal kijken naar Amerika als land van belofte, maar tegelijk is Amerika een product van mensen van hier, die indertijd naar daar zijn gemigreerd. Zo wil ik dus over kunst nadenken. In Kuregem, met zijn 132 nationaliteiten, zijn we er jammer genoeg niet in geslaagd om iets samen te creëren.

Uw teleurstelling over Brussel zit wel heel diep.

De Cock: Ik was een paar weken geleden nog eens in Brussel, en heb daar het openbaar vervoer genomen. (windt zich op) Tussen Brussel-Noord en Brussel-Zuid stinkt alles gewoon naar de pis. Ja, ik heb het daar moeilijk mee. Ik vind het prima dat we een verkeersvrij centrum hebben, maar kom toch eens met een concept! Al die leegstand! Men lacht graag met de chocoladewinkels in Brugge, maar hebben we echt zoveel pitabars nodig in het hart van Brussel?

Ik wil een soort Dead Poets Society zijn, waar op de tafel wordt gesprongen en geïnspireerd wordt.

In 2016 spande u een proces aan tegen de grote Vlaamse mediahuizen. U vond dat er veel te weinig aandacht naar cultuur ging, en had het daarom over ‘broodroof’. Hoe is dat afgelopen?

De Cock: Ik heb dat met veel plezier gedaan, en ik moet zeggen dat ik daar tot op vandaag de vruchten van pluk. Net na de publicatie van dat manifest is er wel weinig veranderd, en is de chantallisering van de media zelfs erger geworden.

De chantallisering?

De Cock: Er bestond nog maar één vrouw die haar mening mocht verkondigen over cultuur: Chantal Pattyn, radiopresentatrice en nethoofd van Klara. Verder was er helemaal niemand meer, terwijl er natuurlijk zo veel mogelijk verschillende experts moeten zijn. Maar de hele cultuurwereld werd overgeleverd aan de emotionele beleving van één vrouw, en zij chanteerde ons daar ook mee.

Maar u vindt dat de media ondertussen fel verbeterd zijn?

De Cock: Eigenlijk wel. De Morgen durft zichzelf gelukkig geen wilde zalm meer te noemen, Knack vind ik de laatste tijd heel goed bezig, en De Standaard heeft mij zelfs gelijk gegeven in zijn nieuwste mediacampagne. Na mijn manifest heeft die krant de slogan ‘onverantwoord interessant’ laten vallen, en een nieuwe gelanceerd waarin ze toegaf wat ik schreef: de waarheid is dat wij u een krant willen verkopen. Geld bepaalt de inhoud, dat zei ik ook. Maar zelfs De Standaard heeft zich herpakt, en is beter dan enkele jaren geleden.

U wordt weleens als een typetje opgevoerd in de media, om niet te zeggen dat u er soms een lijkt te spelen.

De Cock: Ik speel helemaal niets. Ik vind het spijtig dat men in de media een karikatuur van mij maakt, maar het stoort mij niet meer. Dat hoort erbij als je in de media wilt komen, en dat is soms nodig voor mijn werk. Dan moet je wel de regels van de media volgen. Als men mij eens voor een heel uur zou uitnodigen in een televisiestudio zou iedereen natuurlijk wel een heel andere Jan De Cock te zien krijgen.

Jan De Cock

-1976: geboren in Etterbeek

studie: Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (Gent)

-2003: prijs Jonge Belgische Schilderkunst

-2005: eerste tentoonstelling in het Londonse Tate Modern

-2008: tentoonstelling in het New Yorkse MoMA

-2019: opent The Bruges Art Institut

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content