Bart De Wever: ‘GAS-boetes zijn essentieel voor een grootstad’

Bart De Wever © Liesbeth Knaeps

Dat er iets aan de arbeidsmarkt, loonlasten, concurrentiekracht en wachtuitkeringen moet gebeuren, staat voor Bart De Wever buiten kijf. De GAS-boetes zijn volgens de burgemeester van Antwerpen dan weer essentieel om een krachtdadig beleid in een grootstad te voeren.

Naar aanleiding van de verkiezingen van 25 mei 2014 coacht De Ambrassade honderd jongeren om een heuse ‘jongerencampagne’ op poten te zetten. Om hen daarin bij te staan, vroegen enkele reporters van StampMedia de partijvoorzitters wat zij voor jongeren belangrijk vinden. Vandaag: Bart De Wever (N-VA).

N-VA wil de welvaart verhogen door een hogere competitiviteit voor de bedrijven. Gelooft u dat hun winsten vanzelf doorsijpelen naar alle lagen van de bevolking?

“Vandaag is onze economische groei nagenoeg stilgevallen en verdwijnen jobs door de torenhoge lasten op arbeid. Een beleid dat inzet op het verhogen van de concurrentiekracht en het verlagen van de lasten, kan het vertrouwen herstellen en zorgen voor extra jobs. Onze loonkostenhandicap is voor bedrijven geen probleem, maar wel voor onze werkgelegenheid. Een bedrijf dat met een handicap van 16 procent wordt geconfronteerd heeft drie keuzes: verhuizen naar een goedkoper land, automatiseren of de activiteiten stopzetten. In alle drie de gevallen is het resultaat hetzelfde: er gaan jobs verloren. Willen wij meer jobs, dan moeten wij onze concurrentiekracht verbeteren.”

En hoe wil de N-VA specifiek de jeugdwerkloosheid aanpakken?

“Jonge werkzoekenden zijn vandaag het eerste slachtoffer van de slechte werking van onze arbeidsmarkt. Door hun gebrek aan werkervaring staan zij vandaag achteraan in de rij als werkgevers nieuwe vacatures invullen. Een structurele verlaging van de lasten op arbeid verbetert de kans op werk voor jongeren.”

Waarom pleiten jullie voor het uitdoven van de wachtuitkering?

“De ‘wachtuitkering’ geeft jonge schoolverlaters een verkeerd signaal. Na het doorlopen van een ‘wachttijd’ automatisch doorstromen naar een werkloosheidsuitkering, is onbetaalbaar geworden. En wachten op werk of op een uitkering, helpt jonge werkzoekenden niet vooruit.”

Zijn werklozen steeds verantwoordelijk voor hun eigen situatie?

“Het spreekt voor zich dat niet elke werkloze individueel verantwoordelijk is voor zijn of haar situatie. Dat er te weinig jobs gecreëerd worden voor jongeren, allochtonen en laaggeschoolden, ligt niet aan henzelf. Dat is het gevolg van de slechte werking van onze arbeidsmarkt, de veel te hoge loonkosten en de lasten op arbeid. Daarom moeten we hervormen, net zoals de Scandinavische landen en onze buurlanden dat jaren geleden hebben gedaan.”

Hoe staat u tegenover de fameuze mini-jobs?

“De Hartz-hervormingen in Duitsland stellen de keuze op scherp tussen een job of structurele uitkeringsafhankelijkheid. En ik verkies een job boven een uitkering. Niet in het belang van de economie, maar van de mensen zelf. Arbeid betekent sociale cohesie en opwaartse sociale mobiliteit. Werk hebben is de beste weg uit de armoede. Generatie-armoede ontstaat in gezinnen waar geen van beide ouders aan het werk is. Die vicieuze cirkel moeten we doorbreken.”

Kunnen we het opsplitsen van voltijdse jobs in laagbetaalde mini-jobs wel het creëren van werkgelegenheid noemen?

“De cijfers spreken voor zich. Na de Hartz-hervormingen is de werkzaamheidsgraad in Duitsland gestegen van 68,4 procent in 2003 naar 76,3 procent in 2011. Een toename van maar liefst 7,9 procentpunten of gemiddeld één procentpunt per jaar. Daarmee ligt de Duitse werkzaamheidsgraad 9 procentpunten hoger dan de Belgische en 7,8 procentpunten hoger dan die van de eurozone. Zo’n ‘jobmirakel’ kunnen we bijzonder goed gebruiken.”

Volgens Eurostat steeg de armoede in Duitsland tussen 2005 en 2011 eveneens, nl. van 12,2 procent naar 15,8 procent.

“Er zijn inderdaad indicaties dat de armoede de afgelopen decennia licht is toegenomen in Duitsland. Maar de totale armoede is in Duitsland vandaag niet groter dan bij ons. Het risico op armoede en sociale uitsluiting lag in Duitsland in 2011 op 19,9 procent, wat iets lager is dan de 21 procent in België.”

Volgens Liesbeth Homans is het N-VA model sociaal, maar niet socialistisch. Hoe definieert u een sociaal model?

“Ons sociaal model is gebaseerd op het principe dat wie verantwoordelijkheid neemt, daarvoor beloond moet worden. Daarnaast moeten de middelen gefocust worden op zij die het echt nodig hebben. De realiteit is wat ze is. Er komt een vergrijzingsgolf aan die tot een enorme kostenstijging zal leiden in de pensioenen en de gezondheidszorg. Daardoor komt de betaalbaarheid van onze sociale zekerheid onder druk te staan. Nieuwe belastingen heffen, zal niets oplossen. We zitten met een belastingdruk van 51,4 procent al niet meer aan het plafond, we zijn er los doorgeschoten. Economische activiteit wordt zachtjesaan gewurgd waardoor bedrijven wegtrekken of niet meer investeren. Dat betekent minder jobs, minder inkomsten en dus minder financiële middelen om de sociale zekerheid te betalen.”

Wat moet er dan precies gebeuren?

“We moeten de band tussen bijdrage en uitkering herstellen, als wij onze sociale zekerheid en de pensioenen betaalbaar willen houden. De praktijk van vervroegde uittrede, waarbij alle niet-gewerkte periodes gelijkgesteld worden voor de opbouw van pensioenrechten, vormt een regelrechte aanslag op de jongere generaties. In het licht van de vergrijzing is dat onverantwoord en onhoudbaar.”

“Via het rugzakprincipe willen we de band herstellen. In de werkloosheid maken we dit concreet door de duur van de uitkeringen afhankelijk te maken van het aantal voordien gewerkte jaren. In de pensioenvorming door een volledige loopbaan van 45 jaar als norm voorop te stellen. Vervroegde uittrede blijft mogelijk, maar dat komt dan wel in mindering voor de pensioenopbouw.”

Tegen werklozen die het systeem uitbuiten willen jullie dan weer harder optreden.

“Ons voorstel wil werken opnieuw lonend maken. Vandaag is het verschil tussen een uitkering en een nettoloon vaak te klein om werken aantrekkelijk te maken. Bovendien is een loonsverhoging vaak niet interessant, omdat het grootste deel ervan weg belast wordt. Dat ontmoedigt werken. Wij willen meer mensen aan de slag.”

Hoe wilt u aan grote noden zoals wachtlijsten bij de kinderopvang, overvolle klassen en sociale huisvesting tegemoetkomen?

“Op dit moment worden op deze domeinen al verschillende initiatieven uitgewerkt. De achterstand die we in vorige legislaturen hebben opgelopen in de scholenbouw, moeten we nu zien in te halen. Lokale publiek-private samenwerkingsformules en alternatieve financieringsmogelijkheden zijn er nu al. Daar moeten we in de volgende legislatuur zeker de focus op leggen.”

“Wat betreft wonen moet de nadruk blijven liggen op het verwerven van een eigendom. Dat is nog steeds de meest stabiele basis voor de toekomst. Daar zullen wij de woonfiscaliteit gepast moeten inzetten. Daarnaast moeten we het huuraanbod vergroten door een versterking van de private huurmarkt. Dat betekent een verdere uitbouw van de sociale verhuurkantoren, blijven inzetten op renovatie, de uitbreiding van de huurpremie en eventueel een gerichte uitbreiding van de huursubsidie. Voor wie een eigen woning onbetaalbaar is en niet op de private huurmarkt terecht kan, biedt sociale huisvesting een oplossing.”

“Kinderopvang is natuurlijk een basisvoorwaarde voor een goed gezinsbeleid. Het belang van kinderopvang zal alleen maar toenemen, aangezien steeds meer mensen een voltijdse baan en een gezin moeten combineren. Maar ook voor mensen die op zoek gaan naar een job is kinderopvang noodzakelijk. Voor mij is het prioritair dat we voorrang geven aan ouders die kinderopvang nodig hebben omwille van hun werk. En daarmee blijft ons engagement overeind om tegen 2020 beschikbare opvangplaatsen te voorzien voor iedereen die dit wenst.”

Moet het hoger onderwijs beter afgestemd worden op de vraag van de arbeidsmarkt?

“Het probleem is dat jongeren vaak hun eigen talenten onvoldoende kunnen inschatten en niet op de hoogte zijn van de jobkansen van bepaalde studierichtingen. We stellen een efficiënte en intense studiekeuzebegeleiding voor, gekoppeld aan een oriëntatieproef in het voorlaatste jaar van het middelbaar. Zo kunnen studenten nagaan of ze de nodige competenties hebben voor een bepaalde richting in het hoger onderwijs. Daarnaast blijf ik hameren op de wetenschappelijke en technische richtingen. De arbeidsmarkt schreeuwt om technisch geschoold personeel. Maar het aantal leerlingen dat technische of wetenschappelijke richtingen volgt, daalt wel jaar na jaar.”

Hoe willen jullie de overstap van hoger onderwijs naar de arbeidsmarkt vlotter doen verlopen?

“In eerste instantie moeten we kijken naar de situatie in het secundair onderwijs. Daar zijn heel wat studierichtingen die amper perspectief bieden op hogere studies of een job. We moeten de richtingen in de tweede en derde graad screenen, evalueren en dan verbeteren of schrappen.”

“Hetzelfde geldt voor het hoger onderwijs. Ook daar is de versnippering compleet. We denken best na over een rationalisering van het aanbod. We concentreren ons beter op een aantal expertisecentra die zich internationaal kunnen profileren.”

“Daarnaast blijven de professionele bachelors aantrekkelijk. Professionele bachelors zijn gekwalificeerd en direct inzetbaar. Als je die opleidingen koppelt aan de beroepswereld en het economische weefsel, dan heb je een gouden combinatie. Niet alleen kunnen zij academisch doorgroeien, ook de stap naar de arbeidsmarkt is veel kleiner.”

Zou het inschrijvingsgeld voor ‘softe’, humane wetenschappen moeten verhoogd worden?

“Het inschrijvingsgeld verhogen als een soort afschrikkingsmiddel, lijkt mij geen goed idee. Je moet een richting kiezen op basis van je eigen talenten en interesses. Dus kiezen ook veel studenten vanuit een oprechte motivatie voor ‘zachtere’ humane richtingen. Die ga je toch niet afstraffen? Het probleem is niet dat we teveel humane wetenschappers hebben. Het probleem is dat veel van die humane wetenschappers een andere keuze zouden hebben gemaakt, mochten ze vanaf het begin goed geïnformeerd zijn geweest. Bovendien is het inschrijvingsgeld verhogen niet zo evident. Je botst al snel op tal van praktische bezwaren en belemmeringen.”

U wil elke vorm van criminaliteit lik op stuk geven. Heeft straffen geen averechts effect?

“Een ‘lik op stuk’-beleid betekent in de eerste plaats snel ingrijpen, de zaken niet op hun beloop laten. De sanctie staat daar los van. Dat moet geval per geval bekeken worden. Lik-op-stuk is niet hetzelfde als zero tolerantie.”

Spelen sociaaleconomische factoren een rol in criminaliteit?

“Uiteraard spelen die mee, maar het zijn geen redenen om niet in te grijpen of om kleine vergrijpen door de vingers te zien. Daarmee help je niemand: niet het slachtoffer, maar ook niet de dader. Je mag niet alles laten afhangen van de sociale achtergrond. Er bestaat ook nog zoiets als individuele verantwoordelijkheid.”

Is het systeem van GAS-boetes de beste manier om met overlast om te gaan?

“GAS-boetes maken het mogelijk om kort op de bal te spelen en situaties niet te laten verrotten. Vroeger kwamen sluikstort, geluidsoverlast en wildplassen bij het gerecht terecht, maar magistraten hebben daar geen tijd voor. Overlast bleef daardoor ongestraft. Nu kunnen gemeentes zelf optreden, met een bemiddelingstraject, sociale begeleiding of een boete. Maar het motto blijft: beter voorkomen dan genezen. Alles begint bij een goede buurtwerking en een hecht gemeenschapsgevoel. In een buurt waar mensen elkaar kennen en met elkaar spreken, zullen situaties minder snel escaleren. Maar in een grootstad als Antwerpen is dat ideaalbeeld vaak veraf en dan moeten we anders optreden.”

Wat vindt u van de willekeur van het systeem waarbij gemeenten zelf beslissen wat overlast is en wat niet, en bovendien de strafmaat bepalen?

“‘Overlast’ is een relatief begrip, dat geef ik toe. Het is afhankelijk van de context en van plaats tot plaats. Maar over sluikstorten, hondenpoep, of dronken mensen die voorbijgangers lastigvallen, kunnen we het toch eens zijn? Dat is overlast. Zonder GAS-boetes zouden wij geen enkel instrument meer hebben om overlast te beteugelen. Daar staat wel tegenover dat we er wijs mee moeten omspringen. Want met elk absurd GAS-pv dat de kranten haalt, verdwijnt een stukje maatschappelijk draagvlak voor het hele GAS-systeem. GAS-ambtenaren hebben in die zin een grote verantwoordelijkheid.”

Hoe staat u tegenover de wetgevende en rechterlijke macht die gemeenten toebedeeld krijgen?

“Voor alle duidelijkheid: de GAS-ambtenaren vervangen geen rechters. Een GAS-ambtenaar kan overlast vaststellen en een pv opstellen, maar een tweede, sanctionerend ambtenaar beslist of er een sanctie komt en wat voor een sanctie dat wordt. Wie zich onrechtvaardig behandeld voelt, kan ook altijd verweer aantekenen.”

Veel jongeren hebben het gevoel dat hun stem niet gehoord is bij de goedkeuring van de verstrenging van de GAS-wet in het parlement. Hoe kunnen jongeren volgens u beter hun stem laten horen?

“Jongeren hebben vandaag al heel wat middelen om hun stem te laten horen via de Vlaamse Jeugdraad die jongeren en het jeugdwerk vertegenwoordigt en advies geeft aan de Vlaamse Regering.”

“Dat is natuurlijk het officiële kanaal. Jongeren vandaag zijn veel mondiger, maar niet via de geijkte structuren. Zij beheersen het spel van de sociale media veel beter om hun mening te ventileren. Je ziet dat acties die op Twitter beginnen vaak snel worden opgepikt door kranten of tv. Daar kan je als jongere op inspelen, als je het goed weet aan te pakken.”

Wilt u de participatie van de jeugd bevorderen?

“Het Vlaamse verenigingsleven is uniek in de wereld. Zo’n krachtig sociaal weefsel, dat zie je bijna nergens. En dat is zeer goed, want dat is het fundament van onze democratie. Maar je ziet dat ook daar de wereld aan het veranderen is. Sociale media hebben de manier waarop wij met elkaar omgaan veranderd. De manier waarop jongeren zich engageren en waarop zij hun mening vormen en die uiten, is heel anders dan toen ik jong was. En dat is op zich niet negatief.”

“Bovendien zijn veel jongeren nog steeds geëngageerd. In de traditionele jeugdbewegingen en sportclubs, maar ook in spontane verbanden. Wat je tegenwoordig ziet zijn jongeren die in een los verband samenkomen om een project uit te werken. Dat staat los van strakke structuren en is allemaal zeer spontaan georganiseerd. En eenmaal het project is afgelopen, lost dat verband ook weer op. Dat is ook engagement en participatie. Op dat gebied ben ik eigenlijk niet eens zo somber.”

Heeft u concrete voorstellen om jongeren meer direct bij besluitvorming te betrekken?

“De beste manier om als jongere betrokken te geraken, is nog altijd jezelf te organiseren. Dat was vroeger het geval en dat is het vandaag nog steeds. Dat tegenwoordig andere manieren van organisatie opgang maken, dat staat buiten kijf. En dat die manieren nog aan verfijning toe zijn, evenzeer. Maar de macht van het getal speelt nog steeds. Dankzij sociale media is die macht tegenwoordig een pak makkelijker te mobiliseren dan dat ze vroeger was. De verantwoordelijkheid ligt dus ook bij de jongeren. Zij moeten het aanpakken.”

Seppe Malfait/StampMedia

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content