Louis Ide (N-VA)

‘B-FAST: goede wil volstaat niet, wat is de toegevoegde waarde, waar zit de expertise?’

Louis Ide (N-VA) Algemeen Secretaris van N-VA en arts.

Je kan je de vraag stellen of B-Fast of het Consortium, dat slechts een beperkt aantal NGO’s dekt, wel zin heeft. Wat is de toegevoegde waarde? Mogen we ons die vraag stellen? Of is het vloeken in de kerk als je goedbedoelde initiatieven durft te evalueren?

Het organisatorisch fiasco van B-Fast in Nepal was duidelijk geen alleenstaand feit. Met alle respect voor de vrijwilligers die te goeder trouw vertrokken zijn, maar de coördinatie flopte voor de zoveelste keer. Een anekdote zegt soms meer dan een hele analyse.

Toen collega en partijgenoot dr. Vereecken zelf op missie was met B-Fast in Iran en het team wat gipsmateriaal nodig had om één enkele patiënt in Iran zijn fractuur te behandelen, stuurde B-Fast een ganse vliegtuiglading gips. Om het met een boutade te stellen: ze behandelen de patiënten daar nu nog met dat gips…

Dr. Vereecken, die kat de bel aanbond in Gazet van Antwerpen, stipt ook aan dat een deel van de middelen voor de binnenlandse rampenbestrijding verdwenen zijn in de weinig efficiënte kas van B-Fast. Dat deed de verantwoordelijke coördinator voor B-Fast door het lint gaan. Zijn verweer maakte de stelling van collega Vereecken alleen maar sterker. De ambtenaar van Volksgezondheid kwam immers niet verder dan het uiten van politieke uitspraken ten aanzien van N-VA. Terwijl de neutraliteit van een ambtenaar een absolute vereiste is. Vandaag treden trouwens dr. Beaucourt en dr. Demeyer de analyse van Vereecken bij.

Er zijn momenteel 2 koninklijke besluiten van Volksgezondheid omtrent hulpverlening bij rampen. Eentje ter ondersteuning van de dringende geneeskundige hulpverlening, zeg maar rampenparaatheid zoals bij de treinramp Wetteren (waarvoor Rode Kruis Vlaanderen nog geen cent zag). Een tweede KB gaat over dringende psychosociale interventies bij noodsituaties.

Deze beide KB’s dienen jaarlijks te worden hernieuwd. Het KB rampenhulpverlening werd echter pas midden december 2014 gepubliceerd, waardoor het Rode Kruis het ganse jaar moest voorfinancieren, zonder zelfs te weten welke vergoeding er uiteindelijk zou worden toegekend.

Bij het eerste KB, dat instaat voor snelle inzetbare middelen (SIM), rampenkoffers en zuurstof, zijn de middelen teruggeschroefd. Hierdoor zijn de rampenkoffers niet meer operationeel omdat ze vervallen producten bevatten.

Wat pluiswerk in de begroting leert ons dat de middelen voorzien voor het Rode Kruis om binnenlandse rampen het hoofd te bieden tot de helft zijn gereduceerd over de laatste 5 jaar (van 600.000 euro naar een goede 300.000 euro in 2014). De andere helft is systematisch gedevieerd naar B-Fast.

Dat doet toch wat vragen rijzen bij de medische rampenbestrijding, zowel in binnenland als buitenland.

Het gaat over geld. Geld die bepaalde mensen het liefst naar hun eigen organisatie zien vloeien tot meerdere eer en glorie van zichzelf. Dit is in essentie ook het probleem met de ambtenaar van volksgezondheid. De slachtoffers zijn dus opnieuw slachtoffer. In het wereldje van de hulpverlening gaat het er dus allemaal niet zo poeslief aan toe zoals men wel eens durft te denken. Het gaat vaak over een haantjesgedrag: de eerste willen zijn om dan met de meest pakkende beelden zich tot held te kunnen verheffen.

Dat is ook waar het dispuut over gaat tussen het Consortium 1212 enerzijds en Rode Kruis Vlaanderen (RKV) en Artsen Zonder Grenzen (AZG) anderzijds. Door hun netwerk, specialisatie en professionalisme in noodhulp, zijn AZG en RKV al veel langer actief in bepaalde gebieden (zoals Nepal). Daardoor zijn ze nu al lang aan de slag in Nepal, terwijl de organisaties onder Consortium 1212 nog moeten vertrekken.

Ik stel het wat scherp, maar als je de efficiëntieoefening doet, liggen RKV en AZG duidelijk op kop. Mensen die twijfelen om te doneren omdat ze met de vraag worstelen waar hun geld best besteed wordt, hebben hiermee het antwoord.

Het Consortium doet er dus best aan een groot deel van de verworven donaties door te storten aan AZG en RKV. Je kan je dus de vraag stellen of een organisatie als B-Fast of het Consortium, dat slechts een beperkt aantal NGO’s dekt, wel zin heeft. Wat is de toegevoegde waarde? Is de schaalgrootte voldoende? Mogen we ons die vraag stellen? Of is het vloeken in de kerk als je goedbedoelde initiatieven durft te evalueren?

Ik kan alleen maar bevestigen wat dr. Beaucourt in Terzake zei: Artsen Zonder Grenzen is gewoon de beste organisatie om snel, efficiënt en doeltreffend te werken in dergelijke rampen. Dat komt omdat ze reeds ingebed zijn in de regio en ook de expertise hebben. Net zoals het Rode Kruis trouwens, dat opereert vanuit Zwitserland: daar stijgen letterlijk de vliegtuigen op.

De eisen om mee te kunnen met AZG worden alsmaar strenger, zoals het volgen van studies tropische geneeskunde (waar ook rampengeneeskunde gedoceerd wordt), eigen opleidingen veiligheid etc.

Mensen die vertrekken met veel goede wil, dat is bewonderenswaardig. Maar goede wil alleen volstaat niet, expertise is een conditio sine qua non. Rode Kruis Vlaanderen investeert reeds jaren in evidence-based onderzoek (dus ook in de (dringende) hulpverlening) en speelt hierdoor in de humanitaire sector wereldwijd een voortrekkersrol.

Toen ik zelf 15 jaar geleden vertrok met Artsen Zonder Grenzen was dit de discussie die toen ook gevoerd werd, meestal onder de Afrikaanse boom. We hadden ’s avonds ook wat tijd om dat te doen. We geraakten er toen niet uit. Misschien nu wel?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content