Hoe Dacia zijn merkfilosofie trouw blijft en autorijden betaalbaar houdt   

Urbain Vandormael
Urbain Vandormael Expert autosector. Schrijft op Knack.be wekelijks over nieuwigheden in autoland.

Alles wordt duurder. Nieuwe auto’s dreigen zelfs onbetaalbaar te worden voor normaalverdieners. Tenzij die een Dacia kopen. Het Roemeense budgetmerk blijft zijn oorspronkelijke filosofie trouw met een uniek aanbod aan betaalbare modellen die robuust, veilig en betrouwbaar zijn.

Dacia Sandero is tijdens het eerste kwartaal van 2022 nummer één in ons land bij particulieren. Met de Duster op plaats vier staat nog een tweede Dacia-model In de top 5 van de meest populaire modellen. De plaatsen twee, drie en vijf worden ingenomen door de Toyota Xaris, Citroën C3 en Renault Clio. De Franse autogroep Renault-Dacia blijft daarmee goed in de markt liggen ondanks dat de autoverkoop in ons land voor het derde jaar op rij fors achteruit. 

Nieuwe auto’s worden duurder door samenloop van omstandigheden

De terugloop is weliswaar minder dramatisch dan in onze buurlanden omdat ruim zes op de tien nieuwe auto’s voor rekening zijn van bedrijven. Nergens worden meer bedrijfswagens verkocht dan in België. Dat zorgt ervoor dat ons wagenpark vrij jong en relatief milieuvriendelijk is, dat leasebedrijven voordelige prijzen kunnen bedingen en dat de tweedehandsautomarkt een lucratieve business is.  

Daar komt nu verandering in omdat de voorraad jonge occasies stilaan uitgeput raakt waardoor de verkoop dreigt stil te vallen. Verantwoordelijk is een samenloop van omstandigheden. Nieuwe auto’s moeten aan almaar strengere normen en doelstellingen van de overheid qua veiligheid en uitstoot van schadelijke uitlaatgassen voldoen. Sprake is van een extra kost van zo’n 3500 à 5000 euro per auto. Dat verklaart waarom kleinere auto’s procentueel veel duurder zijn geworden dan grotere en waarom sommige merken kleine, goedkope modellen niet meer aanbieden, wegens niet meer rendabel.  

Lees verder onder de foto

Dacia Sandero is nummer één in ons land bij particulieren

Voor alle duidelijkheid: de strengere CO2-normen zijn er niet gekomen op vraag van de automerken maar vloeien voort uit het Klimaatakkoord van Parijs dat de opwarming van de aarde een halt wil toeroepen om onze planeet van de ondergang te redden. De meerprijs die de klant voor zijn of haar nieuwe auto moet betalen, komt in de eerste plaats onze lucht- en levenskwaliteit ten goede en pas in tweede orde de rendabiliteit van de autoconstructeurs.

De coronamaatregelen en het tekort aan halfgeleiders en kabelbomen hebben de situatie het voorbije jaar nog penibeler gemaakt. De meeste autofabrieken draaien niet meer op volle toeren, bovendien geven de constructeurs al enkele maanden voorrang aan modellen die het meeste profijt opleveren. Zij focussen nu meer op rendabiliteit dan op kwantiteit. Begrijpelijk vanuit het standpunt van de fabrikant maar ergerlijk voor de klant. Die wordt geconfronteerd met historisch lange wachttijden en kan sommige goedkope modellen niet meer bestellen.

Hoeveel kan en willen mensen nog uitgeven aan een nieuwe auto

Een en ander heeft een geanimeerd maatschappelijk debat op gang gebracht met argumenten voor en tegen, al dan niet gebaseerd op feitelijke gegevens en/of op een grondige kennis van zaken. Terwijl de meeste mensen nog niet in het reine zijn met zichzelf of benzine, diesel of stroom voor hen de meest aangewezen aandrijving is, worden zij geconfronteerd met een nieuw dilemma: hoeveel kunnen of willen zij nog uitgeven aan een nieuwe auto?

Nieuwe én tweedehandsauto’s zijn inderdaad fors duurder geworden, intussen weet u ook waarom. Voor wie zonder kan, vormt het openbaar vervoer in combinatie met autodelen een zinvol alternatief. Op voorwaarde dat ze bereid zijn afscheid te nemen van het statussymbool dat een eigen auto nog altijd is. Wie niet zonder kan voor zijn of haar essentiële verplaatsingen, zit er niks anders op dan dieper in de geldbeugel te tasten. In de hoop dat de hogere aankoopprijs zich over enkele jaren vertaalt in een hogere verkoop- of inruilwaarde.   

Van de zogenaamde budgetmerken is enkel Dacia zijn oorspronkelijke merkfilosofie trouw gebleven. Kia, Hyundai en Skoda hebben hun focus verlegd en concurreren nu in een hoger prijssegment met de betere, lees duurdere Europese volumemerken.

De voorspelde tsunami van Chinese budgetmerken op de Europese markt is voorlopig uitgebleven. Daar zitten de relatief hoge transportkosten voor iets tussen. Op een MG of Polestar van 35.000 of 45.000 euro maken die veel minder verschil uit dan op een auto van 10.000 of 15.000 euro.  

De laagste prijs voor de beste kwaliteit en hoogste restwaarde

Een normaalverdiener die zich vandaag een betaalbare gezinsauto wil aanschaffen, kan niet voorbij aan Dacia. Het Roemeense automerk bestaat sinds 1968 en bouwde decennialang goedkope auto’s voor de Oost-Europese markt op basis van Renault-modellen uit de oude doos en voorbijgestreefde technologie.

Nadat begin 1990 een overname van Skoda door Renault op de valreep was mislukt, slaagde de Franse constructeur er in 1999 in om Dacia van de ondergang te redden. De toenmalige visionaire topman Schweitzer zag het lagekostenmerk als een aanvulling én versterking van het volumemerk Renault. Hij stuurde zijn beste medewerkers naar Roemenië met de niet mis te verstane opdracht een robuuste, bedrijfszekere compacte gezinswagen te bouwen voor een klantenprijs van 6000 euro.  

Wat een mission impossible leek, ontpopte zich tot een echte successtory. Terwijl bij andere merken de klant de optelsom van alle kosten betaalt, volgde de task force onder leiding van Christian Estève een omgekeerde werkwijze door te vertrekken van een vooropgestelde prijs voor de klant. Voor elk onderdeel en elke stap in het productieproces werd een zeer grondige kosten/batenanalyse gemaakt, voor elke euro moest verantwoording worden afgelegd.

Vitale onderdelen zoals de versnellingsbak en motor werden overgenomen van een vorige Renault-generatie. Estève en zijn team slaagden er zo in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling tot een minimum te beperken. In plaats van een auto ingewikkeld en duur te maken, concentreerde de task force zich op de essentie.

De aanpak rendeerde: terwijl een Renault Mégane uit 6000 onderdelen bestaat, telde de eerste Dacia Logan er amper 1400. Dacia kon op die manier uitgroeien tot de kampioen onder de budgetmerken met als slogan ‘de laagste prijs voor de beste kwaliteit en hoogste restwaarde’.  

Dacia focust op de essentie van autorijden

Inmiddels bestaat het Dacia-gamma uit meerdere modelreeksen en speciale reeksen en worden de modellen voor de Afrikaanse markt in het Marokkaanse Tanger gebouwd. Einde april rolde in de fabriek in Mioveni de 10.000.000ste Dacia van de band. Bestsellers zijn de Sandero (2,6 miljoen exemplaren) en Duster (2,1 miljoen exemplaren).

Sowieso zijn alle Dacia-modellen in hun segment de goedkoopste op de markt, dat geldt zowel voor de Sandero en Duster als voor de elektrische Spring en 7-zitter Jogger. Stuk voor stuk wagens die stevig in elkaar zitten, die vlot en comfortabel rijden en hoog scoren op het vlak van betrouwbaarheid en onderhoudskosten. Daarnaast bieden zij de beste verhouding prijs/ruimte, als aanvulling op de beste verhouding prijs/kwaliteit.

Lees verder onder de foto’s

Dat de meest recente Dacia-modellen plots minder sterren behalen bij de NCAP-crashtest heeft ermee te maken dat het keuringsinstituut een nieuwe puntenverdeling hanteert waarbij aan ADAS (Advanced Driver Assistance Systems) een hogere waardering wordt toegekend. Minder sterren betekent niet dat de auto in kwestie plots minder veilig is geworden maar vloeit voort uit het feit dat Dacia opteert om minder rijhulpsystemen in te bouwen. Een bewuste keuze om zijn modellen betaalbaar te houden, zonder afbreuk te doen aan de veiligheid.

Zoals gezegd, Dacia focust op de essentie van autorijden. In het geval van de elektrische Spring bestaat die erin emissieloos en zo goedkoop mogelijk van punt A naar punt B te rijden. Dacia heeft daarom een compacte stadswagen (3,73 m lang en 1,58 m breed) ontworpen met een kleine elektromotor (45 pk) en een kleine batterij (27,4 kWh) met een beperkte autonomie van 230 tot 305 kilometer (WLTP). De Spring biedt plaats aan vier volwassenen, het koffervolume bedraagt 290 liter. Zijn SUV-look verleent de elektrische pendant een eigentijds voorkomen. De elektrische stadsauto trekt op in zes seconden van 0 naar 100 km/u, wat vlot verkeer in de agglomeratie toelaat. De snelheid is daar sowieso begrensd tot 50 km/u. Een stedelijke omgeving is het ideale actieterrein voor de Spring, mede door zijn extreem kleine draaicirkel van 9,6 meter. Bij stadsverkeer daalt het gemiddeld verbruik onder de 14 kWh, waardoor de Spring bij gemiddeld gebruik hooguit één keer per week in de stekker moet. Vanuit die optiek is de Dacia Spring met een instapprijs van 17.890 euro de ideale tweede auto in het gezin en kadert die in de filosofie van Dacia die autorijden in al zijn facetten betaalbaar wil houden.

Tot slot nog dit: volgend jaar breidt Dacia zijn gamma uit met de Bigster (zie foto bovenaan), een futuristisch ogende SUV die zich binnen het gamma boven de Duster positioneert. Bovendien wordt de Jogger dan leverbaar met hybrideaandrijving.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content