Audi viert de verjaardag van een bijzondere motor, de vijfcilinder. Die speelde voor de Duitse constructeur een belangrijke rol omdat hij bij zijn ontwikkeling het beste bood van twee werelden: veel vermogen en toch compacte afmetingen.
De motor debuteerde in 1976 en bleek de ideale aandrijving voor Audi’s topmodel van toen, de Audi 100. Het Duitse merk had toen nog niet de premiumstatus van vandaag. De constructeur hoorde tot de VW-familie en moest opboksen tegen de Duitse tenoren BMW en Mercedes die steevast sterke achterwielaangedreven wagens bouwden. Audi leverde toen vooral voorwielaangedreven modellen en de viercilindermotoren waren niet krachtig of verfijnd genoeg om een vuist te maken tegen de romige en krachtige zescilinders van Mercedes en BMW.
De ingenieurs vonden een tussenoplossing met een vijfcilinderconfiguratie. Die motor bleek naast extra vermogen en een soepel koppelverloop ook een aangename klank te produceren. Het duurde niet lang voor Audi ook een diesel met vijf cilinders bouwde. In 1980 ging de bal pas echt aan het rollen toen de ingenieurs uit Ingolstadt de oer-Quattro bouwden. Ze zetten een grote turbo op de vijfcilinder benzinemotor, voedden het blok met een mechanische brandstofinspuiting en ontwierpen vierwielaandrijving. Zo kreeg de Audi Quattro plots het vermogen van een premiumproduct en de wagen gaf de concurrentie het nakijken door de efficiënte vierwielaandrijving waardoor veel vermogen plots ook echt bruikbaar werd. De successen in de rallysport volgden snel.
Vandaag bestaat de vijfcilinder nog altijd. Hij wordt gebruikt in sportieve modellen waar de motor dwars wordt gemonteerd en waar men heel veel vermogen nodig heeft. Leuk detail: medio jaren tachtig bouwde uitgerekend Mercedes ook een vijfcilinder dieselmotor (250) die uitgroeide tot een van de meest betrouwbare zelfontbranders van het merk met de ster.