Psychiater Dirk De Wachter over passie: ‘Ooit bekende een patiënt tegen mij dat hij een moord had gepleegd’

‘Ik ben ijdel genoeg om te genieten van het feit dat mensen me op straat aanspreken. Daar ga ik niet flauw over doen.’ © Jan Weynants

Naar aanleiding van zijn boek Passie wil auteur Rudolf Hecke weten hoe Bekende Vlamingen passie beleven. Deze week een gesprek met psychiater Dirk De Wachter.

Door Rudolf Hecke

Is het woord ‘passie’ op u van toepassing?

Ik ben zeker een gedreven mens. Mijn beroep van psychiater is – dat zeg ik dan altijd, hoewel dat misschien wat katholiek klinkt – een roeping. Het is in ieder geval meer dan een broodwinning. Het past helemaal bij mij. Mijn passie is evenmin blind. Dat zou ook niet goed zijn voor een psychiater. Ik wil kritisch blijven, steeds reflecteren, met beide voeten op de grond. Als je ‘een gepassioneerd mens’ definieert als iemand die niet meer nadenkt, die handelt in een tunnelvisie, dan ben ik liever niet gepassioneerd. Maar voor mij betekent het dat ik nog met veel goesting en energie bezig ben. En betekenis is voor mij belangrijker dan plezantigheid. De zin van het bestaan heeft meer te maken met ‘betekenis’ dan met het plezante nastreven.

Passionele mensen worden al eens workaholics.

Er zijn mensen die vinden dat ik een workaholic ben. Ik werk wel honderd uur per week: consultaties, lezingen, lesgeven, schrijven, bestuurlijke functies… Maar ik ben onlangs heel ziek geweest en toen heb ik drie maanden niets kunnen doen. We hebben een bed geïnstalleerd in de woonkamer, een lelijk exemplaar van Ikea, en daar was ik aan gekluisterd. Medisch gezien voelde ik me heel slecht, maar dat nietsdoen ging me redelijk goed af. Ik had geen ontwenningsverschijnselen en viel niet ten prooi aan paniek. Daarna heb ik een tijdje halftijds gewerkt. Toen kon ik al eens een boek lezen of een wandelingetje maken. Nu werk ik weer als vanouds. Ik voel me nog niet optimaal maar ik ben weer volop bezig omdat ik mijn werk graag doe. Uiteraard zijn er patiënten die mij vervelen of die ik niet aardig vind, of publicaties waarvan ik denk: moet dat nu weer gereviseerd worden? Dat hoort erbij. Maar verslaafd aan werken, nee, dat was en ben ik niet.

U had het daarnet over betekenis. Betekenis voor uzelf of voor anderen?

Altijd voor de anderen. Veel boeken verkopen of applaus krijgen na een lezing, dat is leuk. Daar ga ik niet flauw over doen. Maar van betekenis kunnen zijn voor de mensen, voor mijn patiënten, daar draait het om. Wanneer ik sterf, hoop ik dat een aantal mensen zullen zeggen dat ik een verschil heb gemaakt voor hen, dat ik hun leven op het goede spoor heb gezet. Maar ook voor mijn vrienden, familie en geliefden hoop ik dat mijn leven geen maat voor niets is geweest. Mijn filosofische overtuiging is dat we bestaan in de blik van een ander, daar heeft het leven zin. Miteinandersein, noemt Heidegger dat. Alleen in een hoekje zitten? Ik zou als psychiater niet weten wat ik daar moet doen, tenzij een boek schrijven, dat dan weer iets betekent voor een ander. Mijn corebusiness speelt zich hier beneden in mijn consultatieruimte af, ook al kom ik weleens in de media en kennen de mensen mij van mijn haar en hopelijk ook een beetje de inhoud van mijn verhaal. Zulke dingen zijn van ondergeschikt belang, spin-offs. In de beslotenheid van dat vertrouwelijke discours, luisteren naar een mens en voor hem van betekenis zijn, dat is wat telt. Ik hoop dat mijn gezondheid toelaat dat ik nog lang consultaties kan doen. Dat is de zin van mijn bestaan.

Maar die spin-offs zijn toch niet onaangenaam?

Het was niet mijn drijfveer, maar toen mijn boek Borderline Times uitkwam, bleek dat ik een bestseller had geschreven. Zo ben ik een beetje een publieke figuur geworden. Dat is een leuk neveneffect, weliswaar met de nodige nadelen. Ik ben ijdel genoeg om te genieten van het feit dat ik een zekere populariteit geniet bij de brede bevolking. Als mensen me op straat aanspreken en zeggen dat ze mijn boek hebben gelezen en er iets aan hebben gehad, is dat zeker niet onaangenaam. Valse bescheidenheid is grote hooghartigheid, vind ik. Maar de essentie is mijn beroep als psychiater, in de beslotenheid van de consultatiekamer met de gordijnen dicht luisteren naar het verdriet van een mens dat nergens anders verteld kan worden. De dingen die patiënten vertellen, zijn vaak dingen die ze nooit aan iemand anders hebben verteld of zullen vertellen. Dat is heel bijzonder. Dat heeft me van in het begin geboeid. Daarom ben ik psychiater geworden, om te mogen delen in de gedachten van een mens. En dat is met de jaren niet verminderd.

In de gedachten van mensen kijken, dat is als vreemde wel heel dichtbij komen.

Dat is de essentie van mijn beroep. Ik geef er les over. Je kunt heel dicht komen net omdat er een grens is. Dat is een van de belangrijkste voorwaarden voor een psychiater, psychotherapeut. Er is een professioneel kader dat heel strikt is. We zijn niet bevriend met die mensen. We hebben buiten de consultatie geen contact, wat maakt dat ze kunnen vertellen wat ze aan hun vrienden, hun geliefden, ouders, familie niet kunnen vertellen. Ik weet meer over het seksleven van mijn patiënten dan van mijn ouders zaliger. En maar best ook. Daarom is het ook zo belangrijk dat er heel strikte regels zijn. Grensoverschrijdend gedrag in mijn beroep is destructief en verschrikkelijk. Het zou alles kapotmaken.

Zien patiënten dat ook zo?

Sommige mensen verlangen wel dat ik hun vriend ben. Ze vragen dat ook letterlijk: ‘Kunnen we samen een pint gaan pakken?’ Of: ‘Ik ben hier nu twintig keer geweest en je hebt me goed geholpen. Ik zou je willen trakteren in een klasserestaurant.’ Dat doe ik heel strikt niet. Als relatietherapeut had ik een koppel dat op het punt stond uiteen te gaan. Onder meer door de gesprekken die we voerden, is dat niet gebeurd. Ze wilden zelfs hun liefde consacreren in een huwelijk en waren ontstemd, zelfs een beetje boos, dat ik niet naar hun trouwplechtigheid wilde komen. Daar is een grens en zij begrepen dat niet. De enige uitzondering die ik maak is voor mensen die zich suïcideren. Dan ga ik wel naar de begrafenis, maar dat is iets anders. Ik doe dat omdat ik zelf altijd erg geraakt ben door zo’n overlijden. Je voelt je dan onmachtig en vaak ook schuldig. Had ik het anders kunnen doen? En het ritueel van een uitvaart is helend. Ik maak mij niet kenbaar, zit bescheiden achteraan, ga niet naar de koffietafel. Gelukkig komt dat maar zelden voor. Je zou denken dat een psychiater vaak suïcides heeft in zijn praktijk maar dat valt goed mee. De mensen kunnen hier praten en dat werkt erg contrasuïcidaal. De meeste suïcides komen voor bij mensen die niet tot bij een psychiater geraken, geen hulp vinden, niet weten waar ze terecht kunnen.

Hoe wilt u zelf herinnerd worden na uw dood?

In mijn familiale kring zou ik graag herinnerd worden als een liefdevolle mens. En ik hoop dat mijn vrouw zegt dat we het goed hebben gehad en dat mijn kinderen me een liefdevolle vader vonden. Maar ik wil nog wel even blijven leven, laat dat duidelijk zijn.

In een rechtstreeks duel wint liefde het altijd van passie?

Liefde wint altijd. Maar mijn liefde is ook gepassioneerd. Ik ben een romanticus. Ook op dat vlak ben ik gedreven.

‘Sommige patiënten willen een pint met mij gaan pakken. Dat doe ik strikt niet.’
‘Sommige patiënten willen een pint met mij gaan pakken. Dat doe ik strikt niet.’ © Jan Weynants

Is u ooit, vanwege uw passie, egoïsme verweten?

Niet dat ik weet. Wellicht omdat mijn passie op de ander gericht is, zowel in de romantiek als in mijn beroep. Ze heeft te maken met de zorgzaamheid voor de medemens, wat het tegenovergestelde is van egocentrisme. In mijn boeken heb ik het vaak over de ikkigheid in de maatschappij. Die wil ik juist tegengaan en ik hoop dat ik dat in mijn eigen leven ook waarmaak. Anders zou ik wel heel hypocriet zijn.

Trekt gedrevenheid en passie in anderen u aan?

Dat is wel zo. Ik ben gefascineerd door gepassioneerde mensen. Maar als psychiater moet ik ook daar voorzichtig en genuanceerd op antwoorden. Als mensen helemaal niet gepassioneerd zijn – het komt voor dat zulke mensen op mijn sofa belanden – en me vertellen dat ze niets doen, dat niets hen kan boeien, dat het leven geen zin meer heeft, dan luister ik ook met veel passie en vraag ik me af: ‘Tiens, waar komt dat vandaan? Hoe wordt een mens nu zo ledig?’ Ik ben professioneel ook heel geïnteresseerd in de contrapassie. Ik moet erop toezien dat in mijn werk het objectieve en het niet-oordelende domineert. Maar in het grote leven, het extraprofessionele zeg maar, heb ik soms wel bewondering voor mensen met een passie voor wetenschap of kunst. Ik ben een grote bewonderaar van de schilder Francis Bacon. Als ik over zijn leven lees, komt hij me voor als een man die opgebrand is in zijn passie, die de passie heeft proberen te blussen met alcohol, die zijn leven heel destructief leidde, die ook seksueel passioneel was. Dat zijn mensen die me boeien, zeker wel.

Destructie en passie, heeft een ‘passionele moord’ met passie te maken?

Ah ja, dat is dan de verblinding. De wereld verkrimpt helemaal tot een tunnel. Er is alleen nog dát, en dát moet en zal. Die geliefde zal de jouwe zijn en als daar een barst in komt of als ze naar een ander kijkt, moet ze dood. Dat is natuurlijk niet de passie die ik voorsta. In mijn vak is het dan de bedoeling om die blik opnieuw te verbreden en te zoeken naar een manier om tegelijk passioneel te zijn en de realiteit een plaats te geven. Hoe kun je betekenisvol zijn zonder psychotisch te worden? Je zou kunnen stellen dat psychose een gepassioneerde ziekte is. De realiteit is weg er is alleen maar het idee ‘ik ben geniaal’ bijvoorbeeld.

Scheert u zelf soms langs de duistere kant van passie?

Ik zie die kant dagelijks in mijn praktijk en hoop dat die niet te veel op mij afstraalt. Maar die zone fascineert mij wel. Francis Bacon, dat is fundamentele passie, interesse voor de duisternis. Ik ben erg aangetrokken tot de literatuur van Louis-Ferdinand Céline, of Michel Houellebecq, die ik vaak citeer en een beetje ken, en de muziek van Leonard Cohen en Bach, die ook vaak over de dood gaat. De dood en de duisternis boeien mij. Ik denk dat kunst ook altijd te maken heeft met het omgaan met de dood, dat daar de kunst uit ontstaat en in bestaat en daardoor blijft. Het feit dat we sterfelijk zijn en dat niet kunnen plaatsen, dat we dan maar dansen, teksten schrijven en muziek maken en een steen kappen om herinneringen te consolideren. Zum Tode leben is de oorsprong van de kunst denk ik.

Kunt u respect opbrengen voor kunstenaars die vanuit hun passie zelfdestructie nastreven?

Uiteraard heb ik respect voor artiesten die de zwarte kant bewust opzoeken voor hun kunst. Ik vertrek altijd vanuit hun perspectief. Als zij naar mij toe komen en zeggen: ‘Ik voel mij niet, ik kan niet meer’, is het aan mij om te zeggen: ‘Vertel, wat is er aan de hand?’ Als zij in alle destructie zeggen dat ze zich dood aan het zuipen of drogeren zijn, dan vraag ik of we daar iets mee moeten doen. Er komen hier kunstenaars die drank en drugs gebruiken op een manier die niet meer zo gezond is. Dan luister ik en ga ik in dialoog. Sommige geloven dat ze die dingen nodig hebben voor hun creativiteit, wat meestal een drogreden is. Dronken of stoned zijn is niet goed voor de creativiteit. Dat zegt zelfs Mick Jagger. Het romantische idee van de bohemien kunstenaar die ’s ochtends al whisky begint te drinken om aan inspiratie te komen, is een illusie. Veel kunstenaars hebben zo hun carrière kapotgemaakt, zich in de vernieling gedronken. De meeste zijn ook dood. Oké, af en toe heb je overlevers. Het strafste voorbeeld daarvan vandaag is Nick Cave, een junkie die een paar keer op de rand van de dood heeft gebalanceerd. Die duistere kant die nu blijkbaar zijn plaats heeft gekregen en onder controle is, zorgt voor een ongeziene creativiteit en populariteit. Ook dat is een interessant thema. Toch denk ik: ‘Mocht hij hier komen, zou ik er zelf over beginnen. Heel voorzichtig, in de hoop dat hij erover uitweidt en over zijn kinderen begint. Twee van zijn kinderen zijn gestorven, telkens met een link met druggebruik. Dat is ergens toch erger dan zelf doodgaan?

Duisternis creëert licht, lelijkheid creëert schoonheid?

Francis Bacon deed dat bij uitstek en Nick Cave ook, inderdaad. Leonard Cohens repertoire ken ik heel goed, hoe hij de duisternis omvormt tot schoonheid. De mooiste schoonheid komt voort uit duisternis.

Hebt u als psychiater morele of wettelijke plichten wanneer patiënten over hun destructieve daden of intenties vertellen?

Vorige week was hier nog een man met een stevig drankprobleem. Telkens als hij hier komt, is hij onder invloed. Hij lalt en lult, vertelt altijd hetzelfde. Ik heb het gevoel dat ik niets voor hem kan betekenen. Hij gaat zijn job verliezen, een belangrijke functie. Ik ben daar zeer bezorgd over maar ja, ik luister en ben geduldig en hoop dat er iets begint te kantelen. Ik heb gevraagd of zijn vrouw kan meekomen maar dat wil hij niet omdat ze niet mag weten wat er aan de hand is. Dat is vreemd, natuurlijk weet zij dat. Dan voel ik me machteloos. Wat de psychiatrie dan soms doet, en dat is een moeilijke beslissing, is mensen gedwongen laten opnemen. Zeker als de destructie zo ver gaat dat ze de samenleving in gevaar kan brengen. Als hier iemand komt en die zegt: ‘Ik heb gisteren een karabijn gekocht en ga daarmee mijn moeder doodschieten’, dan ben ik wettelijk verplicht om het parket te verwittigen.

Ik heb eens voorgehad dat iemand mij vertelde twintig jaar geleden een moord te hebben gepleegd. Ik ben toen rustig en stoïcijns gebleven, maar onbewust is er waarschijnlijk wel een wenkbrauw omhooggegaan. Hij vertelde het verhaal van een passionele moord die nooit is opgehelderd. Een paar jaar later belde hij me en zei: ‘Ik ben opgenomen in Lantin.’ Ik antwoordde: ‘Dat is geen ziekenhuis.’ Die zaak was twintig jaar na datum toch aan het rollen gegaan en toen is het parket hier – in het bijzijn van iemand van de Orde der artsen – het dossier en mijn notities, die totaal onleesbaar zijn, in beslag komen nemen. Mijn medisch geheim werd dan verbroken. Maar ik heb niets verteld omdat er geen acuut gevaar was. Ik heb een bijzonder en ongelooflijk boeiend beroep.

Gaapt er een afstand tussen de psychiater en de mens Dirk De Wachter?

Mijn psychiater zijn is heel erg verweven met mijn identiteit. Van iemand denken ‘wat een onnozelaar’ bijvoorbeeld, doe ik heel weinig in mijn dagelijkse leven en al zeker niet in mijn praktijk. Daar probeer ik een respectvol mens te zijn, zelfs voor mensen die op het eerste gezicht zeer destructief gedrag vertonen. Het ultieme voorbeeld zijn patiënten met de problematiek van pedofilie. Net als de rest van de maatschappij vind ik zoiets als mens en als vader verwerpelijk, maar ik probeer zo iemand menselijk te benaderen, zonder hem te veroordelen.

Maakt u rangschikkingen op? Is er een hiërarchie?

Wat beter of slechter is, houdt me niet zo bezig. Er bestaat toch geen zone waarin daarover zekerheid bestaat. Het is subjectief. Hetzelfde geldt voor kunst. Ik ben een grote fan van de muziek van Johann Sebastian Bach, ondertussen overleden maar nog altijd interessant. Als Philippe Herreweghe beweert dat Beethoven de grootste componist is omdat die veel meer vernieuwing heeft gebracht, dan heeft hij een punt, maar in mijn ogen resoneert Bachs muziek iets wezenlijks, het is het meest esthetische dat er klinkt. Ik zit helemaal niet hiërarchisch in elkaar. Ik ben altijd bereid te luisteren naar meningen. Als iets mij niets zegt maar voor andere mensen is dat het allerbeste, dan heb ik daar respect voor. Daar valt de psychiater weer erg samen met de mens, niet oordelen. Wat niet wil zeggen dat ik zelf geen mening heb. Ik oordeel niet over iemand die zegt dat de muziek van Bach kaarkmuziek is. Dat heb ik ooit iemand horen zeggen. Tja als je dat vindt… ik kan me voorstellen dat je die muziek saai vindt, maar daarom vind ik jou geen minderwaardig mens. Mocht ik nu een kunstwerk kunnen kiezen om hier op te hangen, dan zou ik zo een screaming pope van Bacon willen. Maar als mensen zeggen: ‘Dat vind ik afschuwelijk en dat zou ik nooit in mijn huis willen’, kan ik dat ook verstaan.

Spijt is wat de koe schijt, wist Herman Brood. Hebt u iets met spijt?

Spijt is geen interessant thema. Iets is voorbij, kijk vooruit, wentel je niet in de spijtigheid. Dat leidt tot een slachtofferpositie die erg immobiliseert, denk ik.

Troost daarentegen?

Dat is nu een thema waar ik volop mee bezig ben. Het leven zit vol tegenslagen en verdriet. Hoe ga je daarmee om? Hoe blijf je goed leven? Niet door te verwijlen in spijt, maar door troost te bieden, vooruit te kijken. Ik denk dat kunst een troostende factor kan zijn.

Is het ooit te laat?

In mijn beroep is het begrip ‘te laat’ geen onzin. Het is aan mij om spijt te doen kantelen naar een hoopvol perspectief. ‘Mijn kind is gestorven… dat is het ergste dat er bestaat, had ik maar dit of dat gedaan… maar het is te laat.’ We moeten ons losmaken uit de spijt. Hoe kunnen we de herinnering aan dat kind mooi maken? Hoe kunnen we verderleven? Hoe we kunnen we dat kind een plaats geven? Hoe kunnen we goed voor onszelf en voor anderen zorgen? Herstel, recovery, dat is een professioneel standpunt maar ook mijn overtuiging in het leven.

Is passie all or nothing?

Je moet altijd een stukje realiteit binnenlaten. All or nothing, dat is wanneer de passie psychotisch en verbrandend wordt. Passie die mensen in een manische toestand brengt waarin ze door het lint gaan.

‘Met de gordijnen dicht luisteren naar het verdriet van een mens dat nergens anders verteld kan worden, dat hoop ik nog lang te kunnen doen.’
‘Met de gordijnen dicht luisteren naar het verdriet van een mens dat nergens anders verteld kan worden, dat hoop ik nog lang te kunnen doen.’ © Jan Weynants

Maar is passie nog wel passie als er iets aan ontbreekt? Kun je daar nog tevreden mee zijn?

De passie leeft ook van de ontevredenheid natuurlijk, dat het nooit genoeg is, dat het nog straffer moet. De ontevredenheid is per definitie daar. Als je van jezelf vindt ‘ik ben het grootste genie’ dan komt er vaak niets van. Meestal is er een diepe frustratie nodig om in de kunsten te maken wat er moet worden gemaakt. Leonard Cohen heeft zijn hele leven geworsteld met depressies en heeft geen dag zonder schrijven gekend, zegt men. De depressie afweren door heel gedreven bezig te zijn met verwoorden, op muziek zetten: dat gebeurt vanuit een groot tekort, vanuit een gevoel dat het allemaal niets waard is. ‘Ik kan het niet, ik ben niets’, heel Pessoa-achtige ideeën. ‘Ik ben een waardeloos stuk onzin’ en dat omdraaien tot iets wat blijkbaar door vele mensen aangezien wordt als troostend, met het nodige middelengebruik ook bij hem.

Er wordt aangebeld en mijn gastheer herinnert zich de afspraak met een journaliste. ‘Daar zal ze al zijn, wat vliegt de tijd.’ Hij staat op en ik hoor hoe hij de voordeur opent en op zijn typische, tegelijk ontwapenende en gelaagde manier de aangekomene begroet met de woorden ‘Ik ben nog even in gesprek, laat ik u in de wachtzaal wachten? Ik heb een wachtzaal natuurlijk!’De psychiater vertelde me trouwens eerder dat hij iets had met ‘wachten’ in al zijn vormen en met alle connotaties.

De achteruitkijkspiegel waarin je jezelf ziet staan als kind en je je afvraagt: ‘Ben ik nog goed bezig, pleeg ik geen verraad, kom ik de afspraken na die ik met dat kind ooit maakte?’ – Johan Bonny breidde die gedachte uit door te stellen dat het kind voor hem een draad uitgooide die hij steeds in de hand houdt, flexibel, maar naar het doel leidend dat hij zich als kind had voorgesteld.

Mooie beelden, het gaat erover of je in fase bent met jezelf. Het is een groot geluk als dat zo is. Ik ben dankbaar dat de keuze om psychiater te worden, die ik al op mijn vijftiende heb gemaakt, nog altijd als de juiste aanvoelt. Niet iedereen heeft dat. Er zijn mensen die echt het gevoel hebben dat ze zijn vastgelopen, met een verkeerde partner samenzijn, of dat het met hun kinderen anders is gelopen dan gewenst, dat ze een leven leiden dat ze niet willen. Dat is meer regel dan uitzondering. Vaak wijt men dat aan de omstandigheden. Daar staat tegenover dat sommige mensen de vreemdste noodlottigheden meemaken en toch ergens het gevoel hebben dat ze nog altijd zijn wie ze willen zijn. Zo’n draad kunnen blijven vasthouden, in fase blijven met je verlangens die je vroeger hebt gekoesterd, is een heel mooie betrachting. Prijs je gelukkig als je daarin slaagt. Het geeft een goed gevoel dat je jezelf kunt zijn doorheen de tijd.

Hoe voelde het aan toen u als hulpverlener plots zelf hulpbehoevend was?

Tot mijn grote verbazing kon ik daar goed mee overweg. Ik had niet de gewoonte om hulp te zoeken, maar ineens had ik zelf artsen nodig die voor mij moesten zorgen, nog altijd trouwens. Ik kon in een bed liggen en luisteren naar wat chirurgen en oncologen mij te zeggen hadden, dat ging wel. Ik kon mij laten wassen. Normaal zou ik zeggen: ‘Alsjeblieft nee, laat mij met rust.’ Ik heb het grote geluk gehad dat ik heel liefdevol ben bejegend. Ik heb chirurgen ontmoet die betere psychiaters waren dan sommige van mijn collega’s, door hun houding, hun respect, hun empathische vermogens. Mede daardoor heb ik die periode goed doorstaan. Pas op, ik heb erg afgezien, het was afschuwelijk, maar het lukte makkelijker om mij over te leveren aan de zorg van de zorgverleners dan ik had gedacht.

Was u er de hele tijd van overtuigd dat u erdoor zou komen?

Nee. Er zijn momenten geweest waarop ik dacht: ‘Als hier nu een knop staat die je kunt indrukken en het is afgelopen, dan druk ik erop.’ Ach, ik zou het niet doen. Ik weet niet meer wat mij op andere gedachten heeft gebracht. Ik heb ook hallucinaties gehad door de verdoving. Ik kreeg een collega op bezoek die al lang gestorven is, toch wel raar. Ik heb dingen ondervonden die ik normaal alleen uit de mond van mijn patiënten hoor. Ook een delirium, allerlei toestanden die zeer angstwekkend en buitengewoon waren. Achteraf gezien best interessant allemaal, maar op die ogenblikken afschuwelijk. Meestal was er wel een drive, een élan vital heet dat dan, van ‘komaan we doen verder’. Ja, er zijn momenten geweest dat de dood zeer nabij was.

Hebben die ervaringen uw levensbeeld veranderd?

Nee, er is niets veranderd in mijn fundamentele visie op de wereld. Voor mij is bevestigd wat ik vroeger al dacht, namelijk dat er geen concrete hemel bestaat.

Mocht u zoals in de film After Life van Hirokazu Koreeda uw hypothetische hemel kunnen verdienen door één scène uit uw leven te kiezen die dan eindeloos herhaald zou worden en al de rest wordt uit uw geheugen gewist, weet u welke u dan zou kiezen? Of blijft het voor eeuwig ronddolen in limbo?

Ik heb de grote chance dat er heel wat scènes zijn die ik zou kunnen kiezen. Maar laat mij dan zitten in de Welkom, een café in Antwerpen dat nog open was wanneer de rest dicht was. Om vijf uur ’s morgens. Met mijn geliefde, die toen nog niet mijn geliefde was maar dat wel ging worden. In de Wolstraat in Antwerpen. Het café is al lang weg, maar de liefde is er nog.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content