Yves T'Sjoen

Arkprijs van het Vrije Woord: ‘Het rommelt in de bestuurskamer, en ik maak me ongerust’

Yves T'Sjoen Hoogleraar moderne Nederlandse literatuur (UGent) en verbonden aan de Universiteit Stellenbosch

Nu het stof is gaan liggen na de tumultueuze uitreiking van de Arkprijs van het Vrije Woord, roept Yves T’Sjoen van het Ark-comité op tot bezinning.

In het late voorjaar was er in beperkte kring wat te doen over de Arkprijs die aan Fikry El Azzouzi is toegekend. Joël de Ceulaer riep in Knack Magazine zelfs op het comité en de bijbehorende prijs maar meteen op te doeken. Niet de keuze van de laureaat was de aanleiding. Wel de wijze waarop achter en ook voor de schermen een en ander verkeerd is gelopen.

Laat me met een omweg aanvatten bij het programmatische begin van de Arkprijs. Het oprichtingsmanifest van ‘de Ark’ is in februari 1951 gepubliceerd in het Nieuw Vlaams Tijdschrift. In een hooggestemde pluralis majestatis wordt met klem gesteld: “Wij aanvaarden elke discussie, maar weren elke dwang. Wij eerbiedigen elke gezindheid, maar weigeren de aanmatiging van elke opgedrongen leer, – van elke politieke leer, elke esthetische leer, elke zedeleer”. De integrale visietekst staat overigens in Een onberaamd verbond. 50 jaar Arkprijs van het Vrije Woord (2000).

Arkprijs van het Vrije Woord: ‘Het rommelt in de bestuurskamer, en ik maak me ongerust’

In het verlengde van deze apologie voor de vrijheid van mening staat een toespraak van Mon Detrez die namens het Arkcomité zestig jaar later is gehouden. Toen Geert Buelens in 2010 de prijs in ontvangst nam, maakte de toenmalige voorzitter van de gelegenheid gebruik om “hulde” te brengen aan Karin Heremans. De directrice van het Antwerpse Atheneum had net “het dragen van religieuze symbolen binnen de muren van het schoolgebouw verboden”. In het welkomstwoord van professor en intussen emeritus Detrez ligt vastberadenheid: “Ten aanzien van de ‘hoofddoeken’ […] bestaan binnen het Arkcomité wellicht dezelfde uiteenlopende meningen als binnen de samenleving zelf. Het comité, dat destijds gesticht werd om de dwingelandij van één religieuze overtuiging aan te klagen, is niet geneigd nu de dwingelandij van een andere religieuze overtuiging te aanvaarden”. Die tekst is opgenomen in Buiten het bereik van Farisese handen. 60 jaar Arkprijs van het Vrije Woord (2010).

Het Arkbestuur, El Azzouzi en BOEH!

Naar aanleiding van de uitreiking van de 65e Arkprijs van het Vrije Woord in De Zwarte Panter aan de jonge Marokkaans-Vlaamse schrijver en theatermaker El Azzouzi (1978), weer een half decennium later, krijgen de woorden van Detrez over het hoofddoekendebat en dus het huldebetoon in naam van het organiserende comité, een ironische en zo u wilt een wrange bijsmaak. Zoals gezegd wijdde Joël de Ceulaer op 27 mei jongsleden in dit magazine een kregelige beschouwing aan de publieke bijeenkomst die, zacht uitgedrukt, inderdaad een ietwat bizar verloop heeft gekend. Na een laudatio is het gebruikelijk dat de gevierde het woord neemt. Op woensdag 13 mei jongstleden brak El Azzouzi met dat ritueel en hij maakte staand aan het katheder en na de obligate dankwoorden volgens de berichtgeving plaats voor de feministische belangengroepering BOEH! (Baas Over Eigen Hoofd).

Wie vertrouwd is met de pluralistische principes en de open geesteshouding die ten grondslag liggen aan de Ark, weet dat de prijs niet kan worden gerecupereerd, laat staan geaccapareerd, door pressiegroepen en politieke (belangen)clubs. Het is net tegen deze “dwingelandij” van een religieuze of politieke overtuiging en “de aanmatiging van [een] opgedrongen leer” dat het comité zich eerst in 1951 en dan weer in 2010 heeft uitgesproken. De Ceulaer spuwt gal en morst vitriool in zijn column over de beschamende vertoning. Overigens stuitte de vaudeville tijdens die lenteavond ook direct betrokkenen van het comité tegen de borst. Naar verluidt verlieten mensen na deze coup de théâtre de kapel van de Panter. Volgens De Ceulaer, die gewaagt van “een circusact” en een gebeuren dat op de “lachspieren” werkt, “begon een aantal leden van het Arkcomité prompt te hyperventileren”. Zij apprecieerden de naar het hun toescheen onverhoedse act van El Azzouzi niet en hebben de freedom of speech willen muilkorven, godbetert “censureren”.

Demarche

Zo onverhoeds en dus helemaal niet te voorspellen bleek de demarche van de laureaat achteraf gezien niet te zijn. Het is vooral aan die vaststelling dat ik aanstoot neem. Klaarblijkelijk was een en ander eerst doorgepraat met of dan toch overlegd in een gesprek met het Dagelijks Bestuur van het Arkgezelschap. El Azzouzi zou spreken en vervolgens het woord verlenen aan de belangengroep BOEH!. Meer nog. Indien het correct is wat me is toevertrouwd, was de sloganeske tekst van de islamitische pressievereniging voor van de vrije dracht van hoofddoeken in feite bestemd voor opname in de Arkbrochure. Pas à la limite, zo wordt verteld, is de pleitrede betreffende de klederdracht van moslima’s niét gepubliceerd. Ik onderschrijf deze beslissing, al was het maar omdat naar goede traditie de jaarlijkse gelegenheidsuitgave alleen de laudatio opneemt en geen platform aanreikt voor maatschappelijke en ideologische groeperingen.

Sindsdien rommelt het in de bestuurskamer van de eerbiedwaardige Ark. En ik maak me ongerust. Gealarmeerd door de bijdrage van De Ceulaer in Knack Magazine heb ik mijn oor te luisteren gelegd en er bestaat ongenoegen. Het spreekt voor zich dat de alles bij elkaar beperkt gebleven heisa in medialand de geloofwaardigheid van de Ark-prijs niet ten goede komt. Er moet nu dringend worden gepraat met alle leden van het comité. De inzet van dat debat moet niet zijn of El Azzouzi al dan niet de prijs verdient. Daarover gaat het zelfs niet. De jury heeft met consensus een kandidaat voorgedragen en had daarvoor goede redenen. De vraag die brandend is, is in hoeverre de Arkprijs – al dan niet met medeweten van commissieleden – is gebruikt om politieke, religieuze of andersoortige meningen te verspreiden.

‘Kreet voor hoog allooi’

Ik spreek me hier niet uit en kaart vooral aan. Het is mijn veronderstelling dat het comité zich commotie had kunnen besparen. De oprichtingstekst van begin 1951 laat trouwens niets aan duidelijkheid te wensen over: “[D]e waardering die schrijvers, ook van ongelijke of tegenstrijdige meningen, elkander mede uit zelfrespect verschuldigd zijn, [kan] niet door een aanranding van laag allooi verbroken worden”. Ik ben gehecht aan de volgende zinsnede in een necrologie voor Ark-laureaat Wannes van de Velde: “de laureaat die het meest representatief [is] voor de waarden waar de Arkprijs voor staat: vrijheid, verdraagzaamheid, engagement en verzet” (Buiten het bereik van Farisese handen).

Ook transparantie in besluitvorming en andere democratische principes, zoals intern overleg en open gesprek, reken ik tot deze fundamentele waarden. Ten slotte raad ik Joël de Ceulaer aan, indien hij zich zijn reprimande nog herinnert, de tekst ‘Kantelmomenten. 60 jaar inzet voor het Vrije Woord’ door Lukas de Vos, huidig voorzitter van het Arkcomité, met aandacht te lezen. In het bijzonder de pagina’s 13 tot 16 in het Ark-boekje, uitgegeven door De Vrienden van de Zwarte Panter naar aanleiding van de prijs voor Geert Buelens, helpen hardnekkige misvattingen de wereld uit.

Het is stilaan tijd en zeker nu de storm in het glas water al lang is gaan liggen, met een titel van de dichter Nic van Bruggen, voor “een kreet voor hoog allooi”. Het Ark-comité en bestuursleden zijn het aan zichzelf verplicht de gebeurtenis van mei 2015 niet blauwblauw te laten en nu in rustiger tijden na te denken hoe dergelijke demarches in de nabije toekomst best kunnen worden vermeden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content