Jacob Høigilt

‘Arabische Lente is slechts een verre herinnering voor de gemuilkorfde Tunesische pers’

Jacob Høigilt Arabist aan de Universiteit van Oslo

Sinds president Saïed in 2019 aan de macht kwam, is de vrijheid van meningsuiting in Tunesië steeds verder ingeperkt. De vrije media-instellingen die ontstonden na de Arabische lente zijn intussen gemuilkorfd en kritische onderzoeksjournalisten worden als staatsvijanden bestempeld. Analisten Jacob Høigilt en Kjetil Selvik fileren het medialandschap van een Tunesische democratie in verval.

“Elke middag voordat ik het kantoor verlaat, zet ik mijn telefoon uit en verwijder ik de simkaart. Ik wil niet dat de autoriteiten nagaan waar ik ben.” Ayman (een schuilnaam) is een van de meest prominente mediafiguren van Tunesië. Hij is ook een van de weinige journalisten die de autoriteiten nog durven te bekritiseren. Volgens hem is het een kwestie van tijd eer hij opgepakt wordt. Zijn baas werd in februari gearresteerd en ondervraagd.

Het verschil met de onstuimige dagen na de val van autocraat Zinedine Ben Ali (1987-2011) kan niet groter zijn. De Tunesische mediasector onderging toen samen met de rest van de samenleving een revolutie. Net als in Egypte leidde de Arabische lente van 2011 tot de val van een streng autoritair regime. 

Tot de afzetting van Ben Ali was Tunesië een echte politiestaat. Daarna slaagden de Tunesiërs er op zeer korte tijd in om nieuwe en democratische instellingen op te zetten. Er was plots een functionerend parlement, een president die verantwoording moest afleggen en onafhankelijke rechtbanken.

De revolutie heeft ook de kiem gelegd voor nieuwe en onafhankelijke media: radio, televisie en digitale kranten. De staatstelevisie en -radio, al-Wataniyya, werd omgevormd tot een openbare omroep naar het voorbeeld van de BBC. 

De Tunesiërs raakten snel gewend aan kritische berichtgeving en rauwe politieke debatten tijdens primetime. Nu worden al deze verworvenheden bedreigd en de gewone mensen lijken het niet eens zo erg te vinden. Wat is er gebeurd?

De donkere kant van vrije media

Sinds 2015 bestuderen we de media-politieke relaties in Tunesië als onderdeel van een onderzoeksproject over journalistiek in de strijd voor democratie. De afgelopen zeven jaar hebben we 53 diepte-interviews en twee groepsinterviews gehouden met Tunesische journalisten, activisten en politici. 

Het doel van onze interviews was te begrijpen hoe journalisten omgaan met de instrumentalisering van de media en welke politieke rol zij spelen in een context die schommelt tussen autocratie en democratie. Ons laatste bezoek aan Tunesië was in maart 2023, anderhalf jaar nadat president Kays Saïed het parlement abrupt schorste.

Maar laten we eerst terugspoelen naar 2011, toen Tunesië overging van een politiestaat waar de media deel uitmaakten van Ben Ali’s propagandasysteem naar een plotseling vrije (en aanvankelijk chaotische) mediaomgeving. 

De omvorming van het medialandschap vond plaats in een context van politieke beroering: een situatie waarin de democratisering voortdurend betwist werd en waarin politieke en zakelijke elites de media graag voor hun eigen doeleinden wilden uitbuiten. Een schoolvoorbeeld hiervan was het gedrag van Nabil Karoui, mediamagneet en ceo van het pr-bedrijf Karoui & Karoui World. 

Beïnvloeding

Als eigenaar van de populairste tv-zender van Tunesië, Nessma, beïnvloedde hij persoonlijk de redactionele lijn. Tegelijkertijd trad hij op als communicatieadviseur voor ex-president Beji Caid Essebsi (2014-2019). Karoui verscheen ook in de documentaireserie Khalil Tunis, die een door hem opgerichte liefdadigheidsinstelling voor armoedebestrijding in de schijnwerpers zette. Rond diezelfde periode richtte hij zijn eigen partij op en werden zijn presidentiële ambities steeds duidelijker. 

Karoui was een bijzonder flagrant voorbeeld van iemand die de media voor zijn kar wil spannen, maar hij was niet de enige. Vele andere politici, media-eigenaren en publieke figuren waren betrokken bij duistere intriges en deals.

Hardwerkende journalisten van kranten, radio en televisie zagen de grote winst van de revolutie – vrije media – voor hun ogen wegsmelten. Daarbovenop vervreemdden  kibbelende politici en ingehuurde commentatoren de Tunesische bevolking van zowel de politiek als de nieuwsmedia.

Populisme versus journalistiek

De presidentsverkiezingen van september 2019 werden geleid door twee door de wol geverfde populisten. Beiden vormden een gevaar voor vrije en kritische media, maar op heel verschillende manieren. Nabil Karoui, die we al noemden, was een charismatische mediamagnaat die zijn eigen tv-zender gebruikte om het politieke klimaat te manipuleren. De conservatieve Kais al-Saïed, die de verkiezingen won met 72 procent van de stemmen, was een voormalig universitair docent rechten die de nieuwsmedia liever helemaal vermeed. 

Saïed kreeg de bijnaam “Robocop” vanwege zijn mechanische stijl van praten in interviews. Zijn campagne steunde niet op de media, maar op activisten die van deur tot deur gingen en overal in Tunesië openbare bijeenkomsten organiseerden.

Saïed behandelt de media met evenveel minachting als hij de politieke partijen en het parlementaire stelsel heeft behandeld. Volgens journalisten die wij in maart spraken, is de publieke omroep gereduceerd tot een propagandakanaal. Saïed vermijdt contacten met de private media en communiceert liever met het publiek via aankondigingen op Facebook, een zeer belangrijk communicatieplatform in Tunesië. 

Wanneer de media contact opnemen met het kabinet van de president voor verklaringen over actuele zaken, krijgen ze geen antwoord. Het was tekenend dat bij de opening van een nieuw (en tandeloos) parlement op 13 maart geen onafhankelijke of buitenlandse journalisten in het gebouw werden toegelaten, zogezegd om “wanorde” te voorkomen.

Intolerantie voor kritiek

De antipathie van de president tegenover de media gaat hand in hand met zijn intolerantie voor kritiek en voorliefde voor complottheorieën. Zijn breed uitgesmeerde racistische tirade tegen Afrikanen ten zuiden van de Sahara in februari is slechts het topje van de ijsberg. Sinds maart zijn verschillende oppositieleiders gevangen gezet op beschuldiging van “samenzwering om de staat te ondermijnen”. 

Noureddine Boutar, het hoofd van de belangrijkste onafhankelijke Tunesische radiozender, Mosaïque, werd in februari gearresteerd op beschuldiging van “het aanvallen van het hoogste symbool van de staat en het opvoeren van de spanningen in het land”. Journalisten die we in maart ontmoetten, vertelden ons dat ze worden beschuldigd van het verspreiden van angst onder het publiek (nu een strafbaar feit) wanneer ze gewoon verslag uitbrengen over de vele economische en sociale problemen van Tunesië.

Er zijn nog steeds sterke journalistieke stemmen die zich uitspreken tegen de aanvallen op de vrijheid van meningsuiting. Toen we functionarissen van het Journalistensyndicaat interviewden, vonden ze het vanzelfsprekend dat ze in de gaten werden gehouden. Deze instelling levert goed werk in moeilijke omstandigheden en deinst niet terug voor de autoriteiten. Een paar dagen voor onze ontmoeting hadden ze deelgenomen aan een mars voor vrijheid.

Het grotere plaatje is echter somber. Politiek is zo goed als verdwenen van de voorheen intens politieke tv-zenders. Journalisten die politieke verslaggeving willen doen, kunnen daar moeilijk hun brood mee verdienen. Bovendien lijkt Saïed erin geslaagd te zijn grote delen van de bevolking ervan te overtuigen dat de nieuwsmedia deel uitmaken van de corrupte elites die niet te vertrouwen zijn. Het gevolg is dat mensen hun nieuws halen uit twijfelachtige berichten op Facebook. Zoals een mediawetenschapper ons vertelde:

“Het was moeilijk om mijn eigen familie ervan te overtuigen dat Saïed’s sterk overdreven beweringen over het aantal immigranten uit zuidelijk Afrika absurd waren, omdat er geen kennisvergarende autoriteiten meer zijn. Aankondigingen en geruchten op Facebook hebben nieuws dat op feiten is gebaseerd vervangen als informatiebron.”

Polarisatie

Het gebrek aan nuchtere, kritische journalistiek zwengelt de intense polarisatie aan in de Tunesische politiek tussen de president, de islamisten en de reactionaire Vrije Constitutionele Partij. Ze hebben het allemaal voorzien op journalisten. Elk kamp construeert zijn eigen werkelijkheid en valt degenen aan die de relativering van de waarheid ter discussie stellen. 

We mogen niet vergeten dat Tunesische journalisten naar de Verenigde Staten, verschillende Europese landen en Rusland kijken voor parallellen met hun eigen situatie. Helaas helpt hen dat niet veel. Kritische, op feiten gebaseerde journalistiek wordt bedreigd in veel zogenaamd vrije en pluralistische samenlevingen, maar Tunesië is momenteel een van de brandhaarden.

Jacob Høigilt is arabist en professor aan de Universiteit van Oslo en heeft verschillende boeken geschreven over de rol van journalistiek in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Kjetil Selvik is doctor in de politieke wetenschappen en bestudeert de interne problemen van staten en regimes in de regio.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen bij IPS-partner The Conversation.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content