‘Allo ‘Allo!

© gf

Ik vind het ieder jaar opnieuw spannend om naar het ’t Kuipke in Gent te gaan. Na meer dan 25 jaar in het vak denk je wel eens ‘been there, done that’, maar nooit in die hal vol geschiedenis in het Citadelpark. De geur bij het binnenkomen, de eerste blik naar de trappen die leiden naar de tribunes, het constante getik van de wielen ter hoogte van die ene bocht waar de baan kan geopend worden, de duik in de catacomben om vervolgens vol spanning de steile betonnen gang naar het middenplein te nemen, even 360 graden rond de as te draaien en de hele zaal in me op te nemen: geweldig!

In enkele seconden maakte Wiggins de rekening.

Hier maakte ik in 1995 mijn eerste reportage voor Cyclosprint, toen nog het officiële tijdschrift van de wielerbond. Hier bracht ik in 2019 Tosh Van der Sande een beetje in verlegenheid. Samen met ploegmaat Jasper De Buyst had Tosh net de eindzege door de vingers laten glippen. Kenny De Ketele won de laatste sprint én de zesdaagse, samen met Robby Ghys. ‘Jasper heeft al beter gesprint in zijn carrière, niet?’, vroeg ik. ‘Goh ja euh, als de benen vol zitten euh, dan is het moeilijk euh’, stamelde de immer minzame Van der Sande met een monkellachje van een kind dat net stiekem toch weer een snoepje uit de kast heeft gehaald.

Hier vroeg Marc Cavendish me ooit of ik van cuberdons hield, Gentse neuzekes. Neen, antwoordde ik, waarna Cav in lachen uitbarstte en riep: ‘Every one likes cuberdons! Why don’t you? Verrast door zo’n buitengewoon goedlachse Cavendish stamelde ik iets over suiker en zo.

De mooiste herinnering komt toch van Bradley Wiggins die samen met Cav de zesdaagse op een indrukwekkende manier won in 2016. Het Britse duo was toen regerend wereldkampioen ploegkoers en vooral Sir Bradley reed die week alles en iedereen naar huis. Wiggo demonstreerde en regeerde. Net voor zes uur ’s avonds slaagden we erin om hem voor de microfoon van Sporza te halen. Dat interview duurde anderhalve minuut, maar zelden of nooit ben ik zo onder de indruk geweest. Wiggins vatte daarin bijna zijn hele leven samen. Dat hij in Gent geboren was. Dat zijn vader Gary, zelf pistier, hem meenam naar ‘t Kuipke. En dat hij zich de geur van massageolie nog perfect kon herinneren. Dat hij hier voor het eerst won aan de zijde van Matthew Gillmore in 2003.

Ik wist dat zijn vader net dat weekend 64 jaar zou geworden zijn. De man kwam enkele jaren geleden in verdachte omstandigheden om het leven in zijn geboorteland Australië. ‘Hij is nog altijd een van mijn grote helden, als renner. Niet als vader. Als vader was hij rubbish, niet veel waard. Door hem sta ik wel hier en heb ik goede genen gekregen om te koersen. En daar ben ik hem dankbaar voor’, aldus Bradley. Wat een inhoud in enkele seconden tijd! Hard maar eerlijk. Vader Gary, die zijn wielergeluk in Vlaanderen beproefde, liet zijn jonge gezin achter op een appartement in een niet zo fraaie buitenwijk van Londen. Amfetaminegebruik, vechtersbaas, geen vrolijke Frans. De afwezigheid van die vaderfiguur heeft Bradley heel zijn leven achtervolgd. Hier, op de piste van Gent, maakte hij in enkele seconden tijd de rekening.

Op de persconferentie, een halfuurtje later, deed zich het volgende tafereel voor: Een brave collega uit het buitenland stelde een vraag aan Cavendish. Helaas was de uitspraak van de Engelse taal niet zo zuiver. Cavendish probeerde grappig te zijn en begon die jonge journalist een beetje te jennen en half uit te lachen. Niemand in de zaal lachte, want het was niet meteen duidelijk of Cavendish echt boos was of niet. En dat ging zo een tijdje door, met wat heen-en-weergeroep en ongemakkelijke stiltes.

Tot Wiggins plots de micro nam en in perfecte ‘Allo‘Allo!-stijl riep: ‘VE VILL ASK ZE QUESTIONS!!’

Gevatter kon humor niet zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content