10 tips voor succesvolle inspraak

. © Getty Images/iStockphoto

Participatie wordt steeds belangrijker. Niet alleen in de politiek, maar ook als consument willen mensen inspraak hebben. Bart Derwael schreef er een boek over. 10 tips voor wie succesvolle inspraakprojecten op poten wil zetten.

Bart Derwael van Panenka communication bundelde zijn ervaringen met participatief werken in een boek voor organisaties, verenigingen en overheden die hun werking en hun beslissingen willen verrijken met de stem van burgers, vrijwilligers, leden, specifieke doelgroepen, … De auteur licht een tipje van de sluier op met 10 concrete en soms verrassende tips.

1. Spreek dezelfde taal

Bart Derwael: ‘Wat voor elke vorm van communicatie geldt, is ook een basisvoorwaarde voor succesvolle participatie. Om elkaar te begrijpen moeten we ons bedienen van dezelfde taal.

Niet zomaar in de enge betekenis van het woord (het Nederlands, het Frans, het Engels…), maar ook in de ruimere zin: taal als uitdrukkingswijze (woorden of gebaren), als instrument om een boodschap over te brengen van zender naar ontvanger (en weer terug).

Want ook twee mensen die technisch gezien Nederlands met elkaar praten, praten soms een andere taal. Ze interpreteren dezelfde woorden op een andere manier. Ze gebruiken woorden of uitdrukkingen die de andere als Chinees in de oren klinken. Ze lezen onvoldoende wat er tussen de regels gezegd wordt. Het vertrekpunt bij eender welk participatieproces moet dus zijn: spreken we over hetzelfde?’

2. Zeg nooit ‘Ik begrijp je’

Bart Derwael: ‘Empathisch vermogen of voeling proberen te vinden met elkaars leefwereld is niet hetzelfde als elkaar begrijpen. Pretendeer dat dan ook niet. Participatieprojecten en -processen richten zich vaak tot participanten van wie de initiatiefnemers (overheden, organisaties, belangengroepen…) het met de beste bedoelingen nodig achten om die participanten een megafoon te geven bij beslissingsprocessen die hen aanbelangen: kinderen en jongeren, (kans)armen, jonge ouders, senioren, mensen met een beperking, zieken… Kortom, individuen en groepen van wie de stem op eigen kracht soms niet ver genoeg reikt.

Met de beste intenties en om een vertrouwensband op te bouwen zeggen we tegen deze participanten dat we hen ‘begrijpen’. Een volwassen politicus die tegen een jongere zegt ‘Ik ben ook ooit jong geweest, dus ik begrijp wat je wilt zeggen’ zal nog wegkomen met enkele banbliksems. Een hulpverlener die vóór zijn professionele bezigheden nooit in een voorziening heeft verbleven en die tegen een jongere uit de voorziening zegt ‘Ik begrijp wat je doormaakt’ loopt wellicht (terecht) meer kleerscheuren op. Ban dus behalve het vakjargon ook de uitdrukking ‘ik begrijp je’ uit je woordenarsenaal. Het bespaart je een hoop ellende.

3. Zalf en sla

Bart Derwael: ‘Zalven (of pamperen) en slaan (of dwarsliggen) is eigen aan de functie van projectcoördinator van een participatieproject. Als link tussen de projectpartners/initiatiefnemers (directieniveau), de mandaathouders (veldwerkers) en de participanten is de projectcoördinator meerzijdig loyaal. Hij is zowel good cop als bad cop. Soms Dr. Jekyll, soms Mr. Hyde. Maar hij is ook degene die voortdurend de projectdoelstelling(en) moet bewaken.

Daardoor moet hij soms dwarsliggen als een van de niveaus verwachtingen uitspreekt die de doelstellingen niet dienen of de geest van het project niet respecteren. Deze houding vergt een sterke persoonlijkheid, zorgt soms voor tijdelijke fricties (machtsstrijd), maar dwingt naarmate het project vordert het nodige respect af.’

4. Doe aan methodiekontwikkeling

Bart Derwael: ‘Hoeveel praktijkervaring je als projectcoördinator of projectpartner ook hebt met participatieprocessen, hoe graag je ook met je voeten in de figuurlijke klei staat, en hoeveel boerenwijsheid er ook onder je hersenpan zit, elk project is anders en verdient een unieke aanpak. Dat wil niet zeggen dat je telkens opnieuw het warm water uit hoeft te vinden. Maar een gezond evenwicht tussen actuele theoretische grondbeginselen, praktijkervaring en innovatie zorgt voor een fris methodologisch kader op maat.’

5. Haal externe expertise binnen

Bart Derwael: ‘Om kwaliteitsvolle methodieken te ontwikkelen is het wellicht geen slecht idee om verder te kijken dan alleen maar het talent dat voor handen is binnen de projectomkadering. Ga ook op zoek naar externe experten met de juiste kwalificaties: getrainde gesprekstrainers, creatieve spelontwikkelaars, ervaren workshopgevers… die liefst ook nog voeling hebben met de participantendoelgroep. Zij tillen de methodieken naar een hoger niveau en zijn daardoor hun kostprijs meer dan waard.’

6. Werk met directe inspraak

Bart Derwael: ‘Of het nu gaat om de interne keuken van het project of om het leggen van externe contacten, naast de projectcoördinatoren en de andere projectpartners zijn het vooral de participanten zelf die het participatieproject belichamen. Hun ervaringsdeskundigheid, hun authenticiteit, hun directheid zijn de sleutel tot een zekere bewustwording.

Noem het een confrontatie met tot dan toe onderbelichte uitsluitingsmechanismen, vooroordelen, voorbijgestreefde denkwijzen, vertroebelde inzichten, verouderde procedures… Niets is sterker dan de directe stem, de rechtstreekse dialoog in aanwezigheid van de participanten zelf. Dit noemen we wel eens ‘de kracht van de directe vertegenwoordiging’. Geen eenrichtingsverkeer dat toch weer binnen de heersende denkkaders zijn weg gaat, maar elkaar in de ogen kijken, op aanraakafstand. Elkaar de kans geven om een verhaal te vertellen waarin echte emoties vervat zitten en daar vervolgens mee aan de slag gaan. Als gelijken.’

7. Participatieproject = gestuurde democratie

Bart Derwael: ‘Projectcoördinatoren hebben de neiging om in de beginfase van het participatieproject scrupuleus participatief te werk te gaan. Voor elke werkwijze en elke beslissing willen ze de inspraak en het fiat van alle betrokkenen bij het project. Deze aanpak zorgt voor een zekere gedragenheid maar zorgt er ook voor dat het project zich met een slakkengangetje voortbeweegt. Met alle gevaren van dien. Te trage beslissingsprocessen halen de schwung uit het project, waardoor het voorzichtig opgebouwde draagvlak verwatert. Een uiterst participatieve basishouding als lichtend voorbeeld voor de projectpartners en de participanten is goedbedoeld en is begrijpelijk maar heeft zijn grenzen. Durf dus te ‘zondigen’ tegen je eigen inspraakmantra als door de logge participatieve aanpak het draagvlak bij je projectgenoten dreigt af te kalven.’

8. Zorg voor lokale inbedding

Bart Derwael: ‘Hoe meer lokale partners (overheden, diensten, organisaties…) deel zijn van het participatieproject, hoe steviger het fundament. Bij kleinere projecten zijn veelvuldige persoonlijke contacten nog mogelijk (toch een belangrijke voorwaarde voor een geslaagd participatieproces) en is de schaal van het project beheersbaar (geografisch en organisatorisch).

De globale impact van veel kleinschalige en diverse participatie-initiatieven is moeilijk te overschatten: het kan leiden tot een onderstroom, een groeiend bewustzijn van onderuit over de zin en de waarde van inspraak en participatie. Dat bewustzijn kan op zijn beurt leiden tot méér kritisch burgerschap en een luidere stem voor mensen en doelgroepen van wie de ervaringen tot dan toe onderbelicht waren gebleven.

Alleen… Hoe relevant en belangrijk ook, erg meetbaar en duidbaar is de impact op dit macroniveau niet. En (helaas?) is er ook een andere realiteit. Een participatieproject of -proces is immers ook een middelenverhaal. Wanneer steeds meer projecten tegelijk een beroep doen op dezelfde overheidssubsidies voor (een gedeelte van) hun financiering, en deze middelen dus steeds meer versnipperd raken, gaan er enkele knipperlichten branden.’

9. Lobby is geen misdaad

Bart Derwael: ‘Zowel bij de opstart als bij de continuering van het participatieproject is het onderhouden van goede persoonlijke contacten met relevante beslissingsnemers op verschillende niveaus (politiek, middenveld, overheidsadministraties, sectorale platformen…) geen misdaad. We hebben het dan niet over gelobby in obscure achterkamers of over onethische praktijken, maar over offensieve en transparante communicatie vanuit de vaste overtuiging dat het participatieproject waar je voor staat de moeite loont om te steunen.’

10. Maak jezelf overbodig

Bart Derwael: ‘Niets zegt natuurlijk dat je aan het einde van de rit koste wat kost je participatieproject of -proces kunstmatig moet continueren. Als je doelstelling bereikt is, het draagvlak niet groot genoeg meer is of de financiële kraan wordt onherroepelijk dichtgedraaid, is het hoe dan ook over. Maar ook dan geldt: eindig in schoonheid. Laat iets achter waar je trots op kunt zijn. In de wetenschap dat je samen – directies, bestuurders, veldwerkers, projectcoördinator en participanten – voor enkelen die het nodig hadden, voor heel even een megafoon bent geweest. Wie weet heb je daarmee zelfs voorgoed de denk- en werkwijze van besturen, organisaties en veldwerkers veranderd en zet de geest van het participatieproject elders zijn weg verder. Heel misschien heb je jezelf wel overbodig gemaakt, in de best mogelijke betekenis.’

Uit Praktijkgids participatie: 55 concrete tips voor succesvolle inspraakprojecten (Bart Derwael, 2013, 108 blz, Brussel: Uitgeverij Politeia)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content