Jan Delvaux
Jan Delvaux Belpopkenner

De Britse Indiër Nitin Sawhney brengt een miskende gemeenschap onder de aandacht, en rent vervolgens pijlsnel naar de andere kant.

Het heeft oneindig veel voeten in de aarde gehad, maar eindelijk is er klank. Jaren na de Jamaicaanse gemeenschap begint ook de grote Aziatische kolonie in Groot-Brittannië zich hoorbaar te maken. Het derde album Beyond skin van Nitin Sawhney is de aankomst van een generatie die ander groot talent als Talvin Singh en Amar herbergt. De Londenaar werkte zich in de aandacht met een combinatie van zeldzaam geworden grondstoffen als kwaliteit en originaliteit, en mag zich terecht de vergelijking met Massive Attack – maar dan wat oosters – laten welgevallen. Een ereplaats in de jaarlijstjes is verzekerd en opdrachten van Paul McCartney en Sinéad O’Connor heeft hij op zak. En iedereen mag meedelen, want Sawhney is de vurige ombudsman van een culturele minderheid. Hij schreef mee aan het grappige en met prijzen overladen televisieprogramma Goodness gracious me, dat de stereotiepe voorstellingen van Britse Aziaten stevig op hun kop zette. Zijn ernst noopte hem dan weer tot de serie The Sikhs en The dance of Shiva, een documentaire over de rol van Indische soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog.

De man die met het Westen naar het Oosten kwam.

Wanneer werd het duidelijk dat uw afstamming een zware stempel zou drukken op uw beroepsleven?

Nitin Sawhney: Er is nooit echt zo’n moment geweest. En hoewel dat misschien niet zo lijkt, ben ik er nu minder mee bezig dan ooit voorheen. Aan de ene kant onderzoek ik op Beyond skin wel mijn identiteit. Maar anderzijds pleit ik dan weer voor het afbreken van de barrières die onze herkomst ons meegeeft. Ik erken mijn geschiedenis en zeg tegelijkertijd dat je afstamming je niet mag afremmen.

Waarom remt herkomst af?

Sawhney: De meeste conflicten waarmee we geconfronteerd worden, zijn niet gebaseerd op wie we zijn maar op verwachtingen van wie we moeten zijn. We zijn producten van een omgeving die ons oplegt om onszelf te definiëren en dat zorgt voor onzekerheid. Daardoor gaan we onszelf barrières opleggen en passen we ons in systemen in om een gevoel van identiteit te verwerven. De meeste mensen vinden hun eigenheid dus in zowat alles behalve zichzelf. Ze beroepen zich op religie die morele noties oplegt, leidend tot macht en hiërarchie en vandaaruit naar controle en oppressie. Waarom laten we dat toe? Omdat conformeren de gemakkelijkste weg is. Maar ook de meest vernietigende. Zie maar waar we met al onze concepten over politiek, geloof en nationaliteit geraakt zijn. Beyond skin stelt vragen over zelfbeeld en identiteit. Het is door die vragen te stellen dat je ontdekt wat identiteit is en hoe je die voor jezelf verwerft.

En bent u er al een beetje uit?

Sawhney: Het komt er vooral op aan om de angst te overwinnen om nergens bij te horen.

Mijn identiteit is diversiteit. Ik probeer de openheid te bewaren die ik had als kind. Als je jong bent, wil je alles ontdekken. Die drang neemt vervolgens almaar af. We zetten ons in onze eigen niche en komen daar niet meer uit.

Kijk maar naar de muzikale smaak van de meeste mensen. Die wordt almaar minder avontuurlijk en roest uiteindelijk vast. Tot wat? Tot een nostalgisch gevoel over de tijd toen je jong was.

U lijkt net het tegendeel te willen bewijzen. Dat er geen grenzen staan op eclecticisme en dat alles kan in de muziek.

Sawhney: Maar het moet wel begrijpbaar blijven. Muziek op zichzelf is niet het belangrijkste. Het gaat in de eerste plaats om expressie. Over wat je te zeggen hebt en hoe je dat op een manier overbrengt die als een toegankelijk geheel overkomt. Expressie is een bindmiddel. Neem Protection van Massive Attack. Dat album is onwaarschijnlijk divers maar vormt toch een hecht blok. Ik ken een hoop briljante muzikanten bij wie ik me steendood verveel.

Omdat het techneuten zijn die niets van zichzelf loslaten. Er zijn saxofonisten zat die feilloos een solo van Charlie Parker of John Coltrane kunnen naspelen. “Goed,” denk ik dan, “maar wie ben jij? Als ik Coltrane wil horen, luister ik wel naar Coltrane. Waarom zou ik naar jou moeten luisteren?” Jimi Hendrix was geen muzikaal genie maar wist iedereen te begeesteren. En waarom? Omdat hij iets te vertellen had. Omdat hij een identiteit had. Je belazert mensen als je niet zo diep gaat als je kunt. En om diep te kunnen gaan, moet je veel ballast weghalen en door alle remmingen breken. Muzikale categorieën zijn nooit door de muziek zelf bedacht, maar door de media en de platenmaatschappijen. Zo’n begrip als wereldmuziek, bijvoorbeeld, dat is toch volstrekte nonsens.

Waar begin je als alles kan?

Sawhney: Ik begin bij stemmingen en volg die zolang dat goed aanvoelt. Muziek is zoals taal. Als ik spreek, pauzeer ik ook niet bij elk woord om daar even over na te denken. Neen, er komt onbewust een stroom van woorden uit mijn mond waarmee ik intuïtief mijn gedachten tracht uit te drukken. Muziek is voor mij een woordenschat die langzaam verder evolueert en uitbreidt. Maar het is niet omdat ik meer woorden ken, dat ik plotseling alles kan zeggen. Of dat ik gans andere dingen ga zeggen. Je ontwikkelt een eigen taal waarmee je intuïtief alles van jezelf op een verstaanbare manier probeert uit te drukken.

Wat is de plaats van Indische muziek in die taal? Is zij de moedertaal?

Sawhney: Ze is de basis. Mijn moeder was een balletdanseres en dus was er bij ons thuis voortdurend Indische klassieke muziek te horen. Later kwamen daar onvermijdelijk andere genres bij. Ik absorbeerde dat allemaal zoals je taal inneemt. Ik liet alles over me heen komen zonder daar een mening over te hebben. Door mijn scholing in klassieke muziek, jazz en flamenco ging ik raakpunten zoeken tussen al die invloeden. Nu ik ze ken, valt die interesse weg en laat ik alles gewoon versmelten. Alles is een deel van het geheel geworden, zonder dat ik een bepaalde voorkeur heb. Het is alweer zoals met taal. Voel jij je meer verwant met zijn dan met straling? Goed, je gebruikt straling misschien minder en het voelt wat verder weg. Maar ze zijn je allebei even vertrouwd. Ze zijn allebei deel van een taal. Zo sta ik ook tegenover alle muzikale stijlen en stromingen. Ik ken ze en dus mag ik ze ook willekeurig gebruiken. Vooral tijdens concerten kijken mensen daar vreemd van op. Omdat we niet zomaar een plaat naspelen. Integendeel, we willen een groove neerzetten en iets overbrengen. En dan zijn alle middelen toegelaten.

Van klassiek Indische muziek over hiphop tot drum’n’bass. Dat kan echter alleen maar als je met mensen werkt met een verhaal dat zich door alle verpakkingen heen boort. Zoals Steve Shehan, die de strafste percussionist is die ik ken. Hij is half Iers, half Cherokee en groeide op in het zuiden van de Verenigde Staten bij een stiefvader die lid is van de Klu Klux Klan. Wat een verhaal. En het zit volledig in zijn percussie. Elk element komt van ergens en is krachtig en pakkend.

Ik wil mensen rondom mij die niet vals of gemaakt zijn. Bij wie ik beelden zie als ik ze hoor spelen. Fluitist Ronu Majamba heb ik ontdekt in een opnamestudio in Bombay. Een stad van immense extremen, waar mensen ledematen afhakken om officieel te kunnen bedelen. Waar je ongelofelijke weelde naast onderdrukte emotie ziet. En dan hoor je muziek die perfect vertaalt wat er daar in de lucht hangt. En Ronu weet dat ook. Het is de expressie van zijn leven. Dat wil ik horen en daarom gaat Beyond skin over identiteit. Omdat iedereen die erop meespeelt iets gevonden heeft in wat hij of zij zingt of speelt.

Is het dat ongeveer wat u bedoelde toen u een paar jaar geleden zei dat het statuut van Britse Indiër u iets extra meegeeft?

Sawhney: Dat surplus schuilt vooral in het feit dat je niet zoveel barrières moet afbreken. Als je niet blootgesteld wordt aan andere culturen, kan je die ook moeilijk absorberen. Hoe meer invloeden op je afkomen, hoe breder en aparter je manier van denken zal worden. Dat ik tot een immigrantengeneratie behoor, heeft mij toegelaten om zonder enig vooroordeel enorm veel in mij op te nemen.

Naast een man van vele muziekjes bent u ook een creatief mens met tal van beroepen. Wat past waar?

Sawhney: Ik kies op grond van wat ik te vertellen heb. Maar wel het liefst met muziek. Je kan tegelijkertijd heel abstract en uitgesproken zijn en je praat rechtstreeks met de ziel van je publiek. Schrijven ligt altijd mijlenver achter op musiceren.

Hoe komt het dan dat auteurs als Salman Rushdie en Hanif Kureishi tien jaar geleden al populair waren, en de Brits-Aziatische muziek nu pas doorbreekt?

Sawhney: In het geval van Rushdie heeft dat zowat alles met de fatwah te maken. En niemand zou van Kureishi gehoord hebben als het machtige medium film zijn werk ( My beautiful laundrette, The Buddha of suburbia) niet had ontdekt. Hun voorsprong lijkt me toevallig en daarom verwaarloosbaar.

Nitin Sawhney, “Beyond skin” (433.1009.20/Outcaste).

Jan Delvaux

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content