Twaalf maanden na het tragisch overlijden van zijn enige kind probeert A.F. Th. van der Heijden hem weer tot leven te wekken in proza. Tonio is een monumentaal requiem vol zelfhaat en verdriet.

Het leven van A.F. Th. van der Heijden kent een ‘ervoor’ en ‘erna’. De cesuur vond plaats op 23 mei 2010. In de vroege ochtend van deze zonnige Eerste Pinksterdag verstoorden twee politieagenten voorgoed de rust van de schrijver en zijn vrouw Mirjam Rotenstreich. Hun 21-jarige zoon Tonio lag in kritieke toestand in het ziekenhuis nadat een auto hem midden in de nacht van de fiets had geschept. Een paar zenuwachtige uren later gaven de artsen het onvermijdelijke toe. Tonio was niet meer te redden. Van der Heijden en zijn vrouw mochten afscheid van hem nemen, daarna werd de beademingsapparatuur uitgezet.

Nu al publiceert Van der Heijden een uitputtend verslag van die noodlottige dag en de eerste maanden rouw. De ‘requiemroman’ Tonio is een boek geworden waarvan je je schaamt dat je het leest. In zijn wens zijn zoon de eer te bewijzen die hij verdient, bespaart Van der Heijden de lezer geen enkel detail. Het mondstuk van de beademingspijp die zo regelmatig suist dat het Van der Heijden doet denken aan de fles met verdunde chocomel die Tonio als baby kreeg. Of de eerste keer dat hij weer – tevergeefs – met zijn vrouw probeert te vrijen. Je voelt je voortdurend een voyeur die zo’n intiem boek nooit had mogen lezen.

Daarbij is Van der Heijden zo hard voor zichzelf dat het schrijnt. Wat had hij kunnen doen aan het blinde noodlot? Niets. Een auto reed iets te hard, een aangeschoten Tonio fietste voorbij, allebei letten ze niet goed op. Zulke dingen gebeuren. Van der Heijden weet dat ook. Maar keer op keer getuigt de schrijver van zijn falen – had hij hem maar beter leren fietsen. Van zijn verraad – aan zijn belofte aan zijn zoon en vrouw om voor hen te zorgen. Van zijn totale mislukking – geen enkel boek in zijn oeuvre heeft nog waarde. Niet de automobilist of Tonio zijn schuldig. Niet de falende gemeentebestuurders of de medici. Hijzelf is schuldig. Die zelfafstraffing is het bittere refrein van het boek.

Het voornaamste doel van Tonio is een levend beeld van zijn zoon schetsen. Of beter: zijn zoon ‘in heel zijn levendigheid terug te halen’. Dat is Van der Heijden maar ten dele gelukt. De herinneringen aan de aardige jongen die bij iedereen geliefd leek te zijn en met zijn charme altijd zijn zin kreeg, staan nadrukkelijk in het teken van de onstelpbaar vloeiende tranen van de schrijver en zijn vrouw. Meer dan over Tonio gaat dit boek over zijn ouders: de nabestaanden die voor de rest van hun leven met de nagedachtenis moeten leven.

Toch overstijgt Van der Heijdens requiem soortgelijke boeken over een groot verdriet met gemak. In de overtuiging dat de beschreven gebeurtenissen ernstig genoeg zijn om de lezer te raken, krijgen rouwboeken een vanzelfsprekendheid en voorspelbaarheid die ze saai maken. Zo niet Tonio. Bij alle levensechtheid waaraan je geen moment twijfelt, zou je bijna vergeten dat hier een talentrijk schrijver zijn hart uitstort. Soepel switcht Van der Heijden van levendige herinnering, intense ervaring, nauwkeurig beschreven emoties naar – opnieuw – de litanie van zijn pijn. Hoe dik ook, slechts heel af en toe denk je: nu dwaalt de auteur te veel af of herhaalt hij zich.

Zelf doet Van der Heijden het voorkomen alsof hij een rauw boek heeft geschreven. ‘Mocht ik me beroepen op de chaotische draaikolk van gevoelens en ervaringen waarin wij meegezogen werden, zodat ook het relaas van onze rouw alle kanten op kon slingeren’, vraagt hij zich af. Maar hoe terughoudend Van der Heijden ook is, de schrijvershand blijft herkenbaar. Waarom plaatst hij anders het verhaal van Tonio’s stenenverzameling naast de aankoop van een grafsteen? En waarom zegt Jenny, met wie Tonio die avond had afgesproken, dat ze geen slechte voorgevoelens, maar ‘nagevoelens’ had? Zo’n woordspeling kan alleen Van der Heijden bedenken.

Het slot heeft zelfs de allure van de megalomane mythebouwer die Van der Heijden in zijn oeuvre is. Om zich anoniem over straat te kunnen vertonen, besluiten hij en Mirjam om tijdens de huldiging van het Nederlands voetbalelftal na de verloren WK-finale, voor het eerst de plaats van het ongeval te bekijken. Te midden van het als clowns verklede ‘Oranjevee’ dat de voetballers toejuicht – eentje van hen, Robin van Persie, had Tonio in 1989 nog op de Franse camping ontmoet – bewegen de ouders zich, hun tranen verbijtend, naar de plek des onheils. Het contrast kan niet groter zijn. En daardoor: het verdriet niet voelbaarder.

A.F. TH. VAN DER HEIJDEN, TONIO, DE BEZIGE BIJ, AMSTERDAM, 640 BLZ., 23,50 EURO, ISBN 978-90-234-5954-5 (PPB), 29,50 EURO, ISBN 978-90-234-6572-0 (GEB.)

Maarten Dessing

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content