Wat al lang gefluisterd werd, is nu officieel : buitenlandse groepen zullen op termijn de Zaïrese mijnen beheren. België doet ook mee.

BEGIN mei van dit jaar maakten enkele kranten melding van een geheim akkoord tussen de Zaïrese regering en een Zwitserse schermvennootschap. In Lausanne zouden die een akkoord getekend hebben, dat de Zuidafrikaanse mijnreuzen Anglo-American en De Beers promoveert tot voorkeurspartners bij de privatizering van de staatsbedrijven : Gécamines (koper en kobalt), Miba (diamant) en de goudmijnen van Kilo-Moto. In Zaïre zelf sloeg het nieuws in als een bom. De oppositie reageerde furieus, de regering en de betrokken partijen verdiepten zich met haast in ontkenningen.

Maar zo zeer bevreemdde dat bericht eigenlijk niet. Sinds begin 1994 dringt de Wereldbank aan op de privatizering van de Zaïrese parastatale bedrijven. Die maken al lang geen winst meer en hun aandeel in de staatsinkomsten ligt biezonder laag.

Zo zag Gécamines (GMC) lange tijd de kurk waarop de Zaïrese ekonomie dreef haar koperproduktie zakken van zo’n 500.000 ton aan het einde van de jaren tachtig naar minder dan 35.000 ton in 1994. De hoofdreden van die achteruitgang ligt voor de hand : geldgebrek. De staat Zaïre benut de kas van Gécamines om in Shaba, het voormalige Katanga dat al jaren naar federalizering zoniet onafhankelijkheid smacht, een speciale presidentiële divisie op de been te houden. Voorts wordt Gécamines bestormd door oneerlijke leveranciers, die stelselmatig hun fakturen, bijvoorbeeld voor de aankoop van materiaal, opdrijven. De broodnodige investeringen voor het blootleggen van nieuwe lagen koper laten op zich wachten. Bovendien moet GMC een heleboel opdrachten uitvoeren, die geen enkel verband houden met koperdelving en -produktie. Omdat de staat totaal in gebreke blijft, spendeert het GMC-filiaal Ontwikkeling gigantische sommen aan de aanleg en het onderhoud van wegen, aan de bouw van ziekenhuizen en aan landbouwprojekten. Volgens kaderleden van Gécamines verergerde de toestand nog door de etnische zuivering, die Kyungu wa Kumzane, goeverneur van Shaba, sinds 1991 uitvoert. Want die treft vooral de Kasai, die het merendeel van de ingenieurs en mijnwerkers uitmaken.

DIAMANT.

De diamantmijnen van de Minière de Bakwanga (Miba) bloeden ondertussen uit even veel wonden. De aandelen ervan zijn voor 80 procent in de handen van de Zaïrese staat, de overige 20 procent berust bij Sibeka, een filiaal van de Generale Maatschappij. Ook hier viel de produktie fors terug. Terwijl in de jaren tachtig nog meer dan 10 miljoen karaat naar boven kwam, haalt Miba nu geen vijf miljoen meer. Dat vertegenwoordigt ongeveer de helft van de diamanten die buiten de mijn “zwart” dus worden gedolven. De neergang van Miba wordt trouwens mee veroorzaakt door de klandestiene diamantzoekers die de streek van Mbuji-Maye, waar Miba werkt, overspoelen en zo aan de werkloosheid ontsnappen. Uitgerekend die “wilde” exploitatie roomt de winst af. Want de illegale delvers halen hun gerief op plaatsen waar het als het ware voor het oprapen ligt en voor Miba zou precies die gemakkelijke delving het geld moeten genereren voor de exploitatie van diepere lagen.

Miba heeft ongeveer alles geprobeerd om dat klandestiene volkje te verjagen. In 1979 schoot de mijnbrigade, daarbij geholpen door het leger, zelfs zo’n driehonderd illegalen dood. Tenminste, dat beweerde een parlementaire onderzoekskommissie, die destijds geleid werd door Etienne Tshisekedi. Maar de noodzaak om te overleven, overtreft de angst en dus blijven de diamantzoekers toestromen. Elk jaar worden duizenden mensen aangehouden, maar meteen weer op vrije voeten gesteld door de militairen. Die zien namelijk immers al sinds lang geen frank solde meer, en halen dan maar bij de mijnwerkers wat de staat hen ontzegt. Zodat de wilde exploitatie vrijwel ongehinderd wordt voortgezet.

Begin mei dan besliste de regering-Kengo wa Dondo om de raad van de Wereldbank te volgen en de drie filialen Uitbating, Handel en Ontwikkeling van de Gécamines Holding te fuseren. Dat kost een groot aantal banen, maar op die manier kan Gécamines wel de administratieve kosten verminderen van de drie maatschappijen, die samen 30.000 mensen in dienst hebben.

Amper had de overheid deze knoop doorgehakt, of in Kinshasa kwam de krant Le Potentiel op de proppen met een bericht dat een Frans-Belgisch-Zaïrees consortium 50 procent van de Gécamines-aandelen zou teruggekocht hebben, in ruil voor een terugbetaling van de schuld van GCM bij de Afrikaanse Bank voor Ontwikkeling. Die bank zou op haar beurt een nieuwe lening van 600 miljoen frank vrijmaken om de produktiekapaciteit van de maatschappij te vernieuwen.

De radikale oppositie (Tshisekedi, dus) ontdekte in het kranteartikel in ieder geval voldoende grond om zich op de zaak te storten en te protesteren tegen de “uitverkoop van de nationale rijkdommen”. Maar omdat noch Le Potentiel, noch de andere kranten de identiteit van de kopers konden geven, namen velen toen nog aan dat de kwestie opgezet was als een test voor premier Kengo wa Dondo. Door deze proefballon op te laten, zag de regering zich gedwongen duidelijk te zeggen wat ze met GMC van plan was.

Maar op 18 mei volgde, na de proefballon, de grote scoop in de Lettre du Continent, een in Afrikaanse zaken gespecializeerd blad dat wordt uitgegeven in Parijs. Dat gewaagde van een akkoord, dat op 5 mei in Lausanne ondertekend werd door Bosekota Watshia, raadgever van president Mobutu Sese Seko, Ngandu Katumba, vice-direkteur van de Banque du Zaïre, Pierre Moussa, administrator van de Afrikaanse Bank voor Ontwikkeling, en Jorge La Salvia, die handelt voor de rekening van een onbekende vennootschap Swipco, Swiss Procurement Company.

Volgens het blad stipuleert het akkoord dat Swipco voor Zaïre een lening van vijftien miljard frank regelt, waarvan dertien en een kwart miljard moeten dienen om de achterstallige schulden bij de Afrikaanse Bank te betalen. Swipco van zijn kant koopt zich hiermee in als koördinator van de geherstruktureerde Gécamines, van Miba, van het bestuur van de goudmijnen van Kilo-Moto en van ONTPZ, de nationale dienst voor post en telekommunikatie van Zaïre.

De Lettre du Continent identificeerde Swipco als een schermvennootschap van een consortium, waarin Engelhard een Amerikaans filiaal van Anglo-Americain, de Zuidafrikaanse mijnreus en goudproducent op wereldniveau en de Franse groep Filamac van de vroegere nummer twee van L’Oréal, Marc Ladreit de Lacharrière, zitten. Het akkoord geeft Anglo-American het recht van voorkoop op de hogervermelde bedrijven. Swipco zal die bedrijven beheren en funktioneert als de exclusieve vertegenwoordiger van Zaïre voor de aankoop van alle materiaal dat nodig is voor het heropstarten.

LUNDA.

Spil van het akkoord van Lausanne is Nicky Oppenheimer vice-voorzitter van Anglo-American én van De Beers. Daardoor maneuvreert de Zuidafrikaanse diamantmastodont die al lang met lede ogen de diamantsmokkel vanuit Zaïre aanschouwde zichzelf in de positie om de Zaïrese diamantmijnen aan zijn imperium toe te voegen.

Anglo ontkende het bericht onmiddellijk fel. Terecht : formeel heeft Anglo ook niets ondertekend. Maar de Conseil Economique Restreint waarin de vertegenwoordigers van Kengo en Mobutu zetelen had wel de Zuidafrikaanse groep voor ogen toen ze op 11 april de beslissing nam, schrijft Antoine Glaser, hoofdredakteur van La Lettre du Continent.

Nu gedraagt Anglo-American zich ook nog om een andere reden erg voorzichtig. “Als het waar is dat zo’n akkoord bestaat, dan zal Shaba fors reageren, ” voorspelt Joseph Tshombe, hoofdredakteur van het maandblad Afriqu’Events en zoon van de Mwant Yav, keizer van de Lunda. Die Lunda beschouwen zichzelf als de eigenaars van de bodem en de ondergrond van Zuid-Katanga, het zuiden dus van de huidige provincie Shaba.

Het valt trouwens op dat bij dit akkoord geen enkele van de lokale strukturen werd gehoord, ook niet het twee maanden geleden opgerichte Robot Parlement, het symbool van de federale staat die zoveel Katangezen wensen. Bovendien geeft het op 10 januari uitgevaardigde “Charter van de autonome provincie Katanga” aan de regionale gezagsdragers “het exclusieve gezag” om de mijnkoncessies toe te wijzen. “De bevolking stelt zich niet vijandig op tegen een privatizering maar ze willen het privatizeringsproces wel zélf besturen, ” verduidelijkt Tshombe.

Het nieuws over het akkoord van Lausanne komt ook in puur politiek opzicht zeer ongelegen. De verhouding tussen de Uferi (Union des Fédéralistes et des Républicains Indépendants) van goeverneur Kyungu en het centrale gezag is helemaal verziekt. Kengo zette de goeverneur af en op 30 mei sloegen militairen Thérèse Tshikung, de regionale Uferi-voorzitster, in elkaar en kleedden haar uit voor de ogen van de partijmilitanten.

Volgens Tshombe zal de radikale oppositie die op de koop toe haar belangrijkste aktieterrein heeft in Mbuji Maye, waar ook Miba opereert , het verdrag met Anglo en De Beers publiek maken en aanklagen. Daarvoor heeft ze nogal wat argumenten.

GELOOFWAARDIG.

Vooreerst is dat verdrag ondertekend door een regering die niet verkozen werd. Voorts valt het af te wachten of het huidige overgangsparlement waarin Uferi veel in de melk te brokkelen heeft het akkoord goedkeurt. En zonder dat parlementaire fiat, is er geen akkoord, beweert Tshombe. Tenzij de wet nog maar eens veranderd wordt, wat in Zaïre niet uit te sluiten is.

Vorige week bevestigde premier Kengo eindelijk het nieuws, zij het gedeeltelijk. Hij had het over “onderhandelingen” en “verkennende gesprekken”. Of er al een akkoord getekend is, wil hij noch bevestigen, noch ontkennen. Overigens voelt Kengo zich gesteund door internationale instellingen als de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds, en bovendien door de grondwet die de nationalizering en de denationalizering van bedrijven duidelijk aan de regering toewijst. Kengo belooft binnen afzienbare tijd met een kaderwet over mogelijke privatizeringen naar het parlement te stappen.

Het nieuws langer stilhouden, was blijkbaar niet mogelijk, zeker niet nu een deel van de oppositie zich opwarmt voor de verkiezingen van 9 juli. Die zullen wellicht nogmaals uitgesteld worden en dat geeft Kengo tijd. Tenzij zich een zoveelste ommezwaai voordoet en de zogenaamd radikale oppositie van Tshisekedi zich weer aansluit bij de groep van de president.

Zet dit akkoord de Belgen buitenspel ? Niet meteen. Maar volgens premier Kengo begint de tijd wel te dringen, want de gesprekken gaan verder en de Belgische financiële wereld blijft “aarzelen”. Helemaal klopt dat niet : een aantal Belgische bedrijven weten zich al bij het akkoord betrokken. Sibeka is aandeelhouder in Miba en bezit samen met De Beers de Diamant Board. Ook zijn de ingenieursgroep Transurb Consult (een filiaal van Tractebel) en de bank Belgolaise, filiaal van de Generale Bank, samen met de Zuidafrikaanse spoorwegmaatschappij Spoornet financieel partner van Sizarail. Deze dienst beheert de zuidelijke spoorwegen, en die spoorlijnen zijn noodzakelijk voor de uitvoer van de Zaïrese ertsen.

Tot hiertoe bestaat er geen enkele garantie dat het akkoord van 5 mei ook werkelijkheid wordt. Ondertussen werd namelijk Pierre Moussa, de administrator van de Afrikaanse Bank voor Ontwikkeling en een van de sleutelfiguren in de overeenkomst, ontslagen. Het vermoeden groeit dat hij de privatizering steunde om een mistgordijn op te trekken rond de zo al warrige rekeningen van de bank.

Hoe dan ook wordt een privatizering van GCM (vroeg of laat) onvermijdelijk. Behalve Anglo-American blijft dan alleen Rio Tinto als potentiële overnemer. De vraag is onder welke voorwaarden zo’n privatizering kan gebeuren, en hoe geloofwaardig de handtekening van Zaïre nog is. In Zaïre zelf en in het buitenland.

François Misser

Misjoe Verleyen

Duizenden illegale delvers romen de winst af.

Zolang de armoede schrijnt, blijft de smokkel doorgaan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content