Hoewel het staatsapparaat nauwelijks nog draait in Zaïre, kent het land geen chaos zoals Somalië. Burgers en ondernemingen doen aan ekonomische zelfverdediging en laten hun verbeelding werken.
WELLICHT valt nergens in Zaïre de afwezigheid van ?de staat” zo duidelijk aan te voelen als in Kisangani, het vroegere Stanleyville, dat zich nooit herstelde van de Lumumba-rebellie van 1960 en het huurlingenbewind. Als een parodie op Mao’s oproep tot de studenten om naar het platteland te trekken, overwoekert het struikgewas er de campus van de universiteit. Bomen groeien op de gebouwen en manhoog gras blokkeert voor wagens de toegang tot het psychologiedepartement.
Terwijl de leraars in kronische staking zijn voor een verhoging van hun miserabel loon (70.000 nieuwe zaïre, zo’n 120 frank of de prijs van vier flessen bier), kweken de studenten mais en soya op de campus. Of ze delven naar diamanten in de bossen. Op voorwaarde dat zij uit de handen blijven van rovers, kunnen zij hun vondsten makkelijk verkopen : veertig diamanthandelaren hebben in Kisangani een zaak, meestal Libanezen in samenwerking met officieren van de burgerwacht in de stad.
Over heel Zaïre betalen de armsten een hoge tol voor het niet-bestaan van een staat. Unicef meldt dat de kindersterfte steeg van 135 tot 142 per duizend in 1995. Staatsziekenhuizen zoals Mama Yemo in Kinshasa zijn overbevolkt, maar beschikken over medicijnen noch medisch materieel. Het ontbreekt hen zelfs aan aspirines. Het hele nationale gezondheidssysteem stortte in mekaar.
Alle Zaïrezen klagen over de onophoudelijke kwelling door gendarmen, militairen en belastingambtenaren. ?Madeso ya bana,” (bonen voor de kinderen) of ?shay ya soldats”, (tee voor de soldaten) zijn de gekodeerde eisen van de geüniformende mannen aan de wegversperringen.
Van bij zijn aankomst op de internationale luchthaven van Ndjili moet de reiziger zich snel aanpassen aan het wilde Zaïrese ekonomische ?model”. Zoals de meeste ambtenaren krijgen de mensen van de gezondheidsdienst, de veiligheid, de immigratie, de burgerwacht, de doeane en de militairen onvoldoende loon, zo zij al loon ontvangen. Met een loon van minder dan 120 frank kunnen zij hun familie niet voeden. Doeaniers nemen dus zelf de taak van de schatkist over.
De toestand is nog slechter in Noord-Kivu, waar achtduizend soldaten gelegerd zijn, officieel om de grenzen met Ruanda en Uganda te beschermen en om een beetje orde te houden in de vluchtelingenkampen. Maar iedereen weet dat de militairen zelf de belangrijkste bron van onrust zijn. Er bestaat geen officiële avondklok in Goma, maar niemand waagt zich na acht uur buiten. Elke nacht weerklinken schoten.
PROTOKOL.
Nu is Goma wel een uitzondering. Naar Zaïrese normen verbeterde elders de veiligheid in de loop van de jongste maanden. In de voorsteden van Kinshasa, Bumbu en Yolo, belonen de inwoners de jongerenbenden, de ?bana makasi” of de ?bane Amigo”, die de strijd met rovende soldaten aanbonden. Met als resultaat dat er opnieuw enig nachtleven opborrelt, ook in het binnenland zoals in Mbuji-Mayi of Bukavu. In Kisangani en in Bukavu voorkomen zakenlui en de rooms-katolieke kerk de plunderingen door zelf de militairen te betalen. In cash of in natura. De Société Textile de Kisangani (Sotexki) levert de militairen gratis uniformen.
Op de luchthaven van Ndjili bestaan er technieken om aan de nachtmerrie te ontsnappen. De leden van niet-goevermentele organizaties (NGO’s) en zakenlui organizeerden een ?protokol”. Iemand wacht op de tarmac op de reizigers en leidt hen probleemloos door de luchthaven. Het kost dan slechts een half uur en zoiets als 240.000 NZ (450 frank) om buiten te geraken. Maar de veiligheidsdienst van Sabena houdt niet van dat systeem bij de inscheping. Zij kontroleert alle passagiers zelf opnieuw, voor zij instappen. Er was al een bomalarm in Goma in november jongstleden.
Hoe dan ook, vele mensen slagen erin de procedures te versnellen. Chauffeurs, die op de weg naar hun werk niet steeds opnieuw wensen tegengehouden te worden door dorstige gendarmes, lossen dat probleem op met enkele voedselpakketten per maand of een gelijkwaardig geldbedrag. Maar ?om de weg te kopen”, moet men er wel op letten dat alle ploegen van de wegbrigade iets ontvangen, vertelt een ervaren taxi-chauffeur.
Er bestaan nog andere mogelijkheden om de vrije doorgang te kopen. Omdat de staatonderneming voor openbare werken, de Office des Routes zo goed als nutteloos blijkt, moest Sotexki, om het katoen van de boeren in de fabriek te krijgen, zelf de wederopbouw van de brug over de Lindi-rivier financieren. Het bedrijf legde ook een weg opnieuw aan, het leverde de zware machines terwijl de dorpelingen voor de arbeidskracht zorgden. Sotexki had geen andere keus om te overleven. Het jongste decennium verloor de textielonderneming honderd vrachtwagens op de verschrikkelijke wegen van ?le Haut-Zaïre”. Vorig jaar moest zelfs een deel van de katoenoogst vanuit Isiro per vliegtuig worden aangevoerd, vertelt manager Jean-Léonard Lidju Dzoza. In 1995 kon Sotexki zo slechts op dertig procent van zijn kapaciteit werken. De onderneming produceerde zes miljoen meter textiel, van beddelakens tot wax prints.
In le Haut-Zaïre groeit, als gevolg van de stijgende olieprijzen, het sukses van de alternatieve vervoermiddelen. In Kisangani zijn de ?tolekas” (taxi-fietsen) populair, terwijl de trafiek van de ?djubudjubus” (prauwen) op de Zaïre-rivier toeneemt. Op dezelfde wijze profiteert het privé-scheepvaartvervoer tegelijk van de slechte toestand van het wegennet en de slechte dienst van de Zaïreboten van de staatsmaatschappij Onatra. In Kinshasa’s voorstad Kingabwa bekonkurreren nu kleine scheepswerven met sukses gevestigde bedrijven als Chanic. Het zijn signalen van de groei van de informele ekonomische sektor, die naar algemeen wordt aangenomen goed is voor zestig procent van het echte nationaal produkt. Een andere voorbeeld biedt het ambachtscentrum in de industriële zone van de Kadutu, een voorstad van Bukavu, bezet door timmerlui, radio- en tv-herstellers, kleermakers en schoenmakers.
Terwijl de erbarmelijke toestand van de wegen het belangrijkste knelpunt vormt, floreren de luchtvaartmaatschappijen. De recente vliegtuigramp, die driehonderd levens kostte op een markt bij de luchthaven Ndolo van Kinshasa, toont onmiskenbaar een duidelijk gebrek aan veiligheid aan. Maar, de twee luchtvaartmaatschappijen die de markt leiden, Zaire Express en Shabair, genieten een redelijk goede reputatie. Ze respekteren hun uurroosters. Hun catering wijst op de groeiende aanwezigheid van Zuidafrikaanse bedrijven als Castle (bier) en Huletts (suiker), die Zaïre niet langer bekijken als een prullenmarkt.
Van haar kant droeg de zwakke dienstverlening van de nationale telefoonmaatschappij ONPTZ, die de regering van premier Kengo wa Dondo wil privatizeren, ertoe bij dat de privé-telefoonmaatschappijen Telecel en Comcell goeie zaken doen met hun cellulaire telefoons.
GEZONDHEIDSZORG.
Op nationaal niveau stortte het hele gezondheidssysteem in mekaar. Maar in Zuid-Kivu, bijvoorbeeld, nam de rooms-katolieke kerk drie ziekenhuizen over. De apotekers van het diocees produceren hun eigen serums, terwijl ook Pharmakina, een onderneming die quinquina exporteert, goed boert. In Kisangani knutselde dokter Jean Yagi van schroot de medische instrumenten van zijn ziekenhuis bijeen. Hij wordt beschouwd als een lokale held. In Bukavu popularizeren fytoterapeuten het gebruik en de kweek van geneeskundige planten bij de boeren en helpen hen zo de kosten voor medicijnen te verlagen.
De dure transportkosten als gevolg van het slechte wegennet maken het leven zeer hard voor het volk. Wanneer zij ’s ochtends vroeg in Kinshasa ontwaken, weten de ?pousse-pousseur” of de mama die kleinigheden verkoopt op de markt, niet of zij nog gaan eten vòòr de volgende ochtend. Maar de stadsbewoners vechten : net zoals de studenten van Kisangani, kweken de mensen kassave in de parken van Kinshasa of mais rond de luchthaven van Goma en houden zij varkens in de voorstad Kimbanseke.
De landbouw lijdt onder het moeilijke transport, de dure meststoffen en het ontbreken van technisch advies aan de boeren. Volgens de Association Nationale des Entrepreneurs Zaïrois kromp vorig jaar de produktie van de meeste produkten. Met uitzondering voor de arabica-koffie in Noord-Kivu, waar de zaken ondanks de nachtelijke onrust en de stammentwisten in de Masisi-regio, overdag gewoon hun gang gaan. Vanuit Goma alleen werd vorig jaar vierduizend ton arabica uitgevoerd, twee keer meer dan in 1994. Een reden voor die groei : de frekwente sluitingen van de grens met Ruanda ontmoedigden de smokkelaars.
Waarschijnlijk nergens meer dan in Goma organizeerde de gemeenschap zichzelf. Twee jaar geleden werd er een nationale vereniging van konsumenten van water en elektriciteit opgericht. Nu al kon de vereniging zowel de elektriciteitsonderneming Snel als het waterbedrijf Regideso ertoe dwingen hun tariefsystemen te herzien en tarieven toe te passen in overeenstemming met de werkelijke konsumptie.
In Zuid-Kivu vonden de boeren een goedkopere, zij het meer frauduleuze manier om gratis aan energie te komen. Zij noemen het ?dahoula”. In de Walungu-regio koppelen zij eenvoudigweg hun piraatlijnen aan de kabels van de Snel-maatschappij, gehoorzaam aan de volgende logika : elektriciteit is vuur en de traditie wil dat niemand geld vraagt van iemand die vuur krijgt.
Zulke folkloristische overlevingsmetoden gaan hand in hand met grootscheepse projekten. De Zuidafrikaanse onderneming Eskom toont belangstelling om energie te leveren van de Inga-stuwdam. Asea Brown Bovery (Zweden en Zwitserland) en Marubeni (Japan) onderzoeken de mogelijkheden om daartoe een hoogspanningslijn te leggen tussen Shaba en Zuid-Afrika en om de kapaciteit van de Inga-Shaba-lijn tot 1.000 megawatt te verdubbelen.
DIAMANTEN.
Ironisch genoeg voor president Mobutu Sese Seko klopt het hart van Zaïre ekonomisch ten huize van zijn belangrijkste rivaal Etienne Tshisekedi. De diamanten, die 51 procent van de Zaïrese export vertegenwoordigen, worden namelijk meestal in Oost-Kasaï gedolven. Mbuji-Mayi, de hoofdstad van de regio, is nu met anderhalf miljoen inwoners de tweede stad van Zaïre. Na enkele moeilijke jaren, groeit de opbrengst van de regionale ekonomische lokomotief, de Minière de Bakwanga (Miba), opnieuw. In 1994 produceerde de Miba 4,8 miljoen karaat, verleden jaar 5,5 miljoen en het management rekent voor dit jaar op een produktie van 6 miljoen karaat wat toch nog altijd minder is dan de 9,5 miljoen in 1990.
Er zijn verscheidene redenen voor die verbetering. In tegenstelling tot de koperreus Gécamines is Miba geen parastatale. De Zaïrese staat bezit weliswaar tachtig procent van de aandelen, maar de Belgische groep Sibeka, die de overige twintig procent bezit, blijft investeren. Daarenboven lijdt de diamantgroep niet langer onder de gevolgen van de blokkade van voedsel en uitrustingsgoederen die goeverneur Kyungu van Shaba Oost-Kasaï tussen 1992 tot april 1995 oplegde. Enkele maanden geleden werd Kyungu aan de kant gezet.
Het verkeer verbetert op de spoorweg van Shaba, die sinds juli 1995 beheerd wordt door het Sizarail-consortium, met Transnet en Transurb Consult. Zo werd het voor Miba in september mogelijk om nieuwe installaties aan te voeren. Samen met de artisanale produktie steeg de totale diamantopbrengst in Zaïre in de eerste negen maanden van 1995 met 31 procent tot zestien miljoen karaat. Ook de andere mijnaktiviteiten, Shaba’s kobalt en zink, gaan erop vooruit. Onder meer daardoor groeide halfweg 1995, de totale Zaïrese uitvoer met 45 procent tot 660 miljoen dollar (20 miljard frank). De invoer steeg in eenzelfde verhouding tot 467 miljoen dollar (14 miljard frank).
Maar waarschijnlijk berust het grootste sukses van Kasaï op het beëindigen van de inflatie sinds eind 1993. Toen werd beslist de oude Zaïrese bankbiljeten te gebruiken en de nieuwe die de regering- Birindwa invoerde, te weigeren. Het mirakel geschiedde : sinds de centrale bank geen oude bankbiljetten meer drukt, is de prijs van een zak mais op de markt van Mbuji-Maya stabiel. Andere landsdelen kunnen dit voorbeeld moeilijk navolgen, omdat zij de diamant missen. Er bestaat in Kasaï een grote vraag naar die oude zaïres vanwege de diamantdelvers, zij moeten namelijk de dollars wisselen, die zij voor hun edelstenen kregen.
In Oost-Kasaï realizeren de mensen zich dat zij niet op de staat hoeven te wachten om iets voor hen te doen. Onder leiding van Miba’s topmanager Jonas Mukamba stichten enkelen de Conference for the Development of Eastern Kasai (Codekor). Dit soort denktank stampte in 1990 een volledige privé-universiteit uit de grond. De universiteit, die financiering krijgt van de Miba-groep en schoolgeld van 1.100 studenten, is een van de weinige in Zaïre die funktioneert, met boeken in de biblioteek en computers in de kantoren. De universiteit onderhoudt nauwe akademische banden met de universiteiten van Gent en Luik en de Sapienza in Rome. En, als om te bewijzen dat niet alleen diamanten reizen tussen Mbuji-Mayi en Antwerpen, is de bekende Afrikanist Filip Reyntjens (Ruca) er vice-rektor.
Voorts heeft Codekor de ambitie om verscheidene grote projekten te financieren, onder meer een 14 miljoen dollar (400 miljoen frank) kostende waterkrachtcentrale in Lubilanji II, die zowel de konsumenten als de toekomstige industrieën in Mbuji-Mayi kan bevoorraden. Andere projekten liggen in de sektor landbouw en het pluimvee. Om fondsen te verzamelen, zet de denktank onder meer een tombola op.
Natuurlijk volgt die strategie van zelfverdediging niet de gemakkelijkste weg. Kleine zakenlui ondervinden de grootste problemen sinds de ineenstorting van het banksysteem. Grote ondernemingen slagen erin in het buitenland investeringsgoederen aan te kopen dank zij ruilhandel. Zelfs buiten Kasaï vechten de mensen tegen de inflatie door Amerikaanse dollars of Belgische franken te gebruiken in hun handel. Katolieke missies spelen in zekere mate de rol van spaarbank en voerden de Zaïrese-Belgische frank in. Spaargelden in nieuwe zaïre zijn geïndexeerd (bij een inflatie van ongeveer 500 procent, tegen 6.000 procent vorig jaar). In Kivu gebruiken de boeren zelfs palmolieflessen als betaalmiddel. De Zaïrese verbeelding kent geen grenzen.
François Misser
De mama’s van Kingabwa produceren en verhandelen zelf hun zeep.
In Goma beginnen timmerlui een eigen zaak.
‘Comptoir d’achat de diamant in Kisangani : goeie zaken.