In 2004 steeg de olieprijs, tot nu toe, met 70 procent. Die spectaculaire prijstoename hangt voor alle olie-importerende landen als een donkere wolk boven de sociaal-economische perspectieven voor 2005 en zelfs 2006. De Belgische regering bijvoorbeeld rekent voor haar begroting van volgend jaar op een economische groei van 2,5 procent. Als de olieprijzen nog enkele maanden rond de huidige niveaus blijven – laat staan dat ze nog hoger oplopen – halen we die 2,5 procent nooit. Als de regering-Verhofstadt II het goede-huisvaderprincipe had toegepast, zou ze een groei van maximaal 2 procent ingeschreven hebben. Daardoor was er echter meteen nog eens bijna 600 miljoen euro deficit bij gekomen. Die men op een andere wijze had moeten dichten.

De één zijn dood is – ook in olietermen – de ander zijn brood. Het land dat het meeste wint bij de escalatie van de olieprijzen, is zonder twijfel Saudi-Arabië. Volgens de Saudi American Bank realiseerde het koninkrijk aan de Perzische Golf in 2003 reeds de hoogste olie-inkomsten van de voorbije 20 jaar. Verleden jaar pompten de Saudi’s dagelijks gemiddeld 8,7 miljoen vaten op, tegen een gemiddelde prijs van 27 dollar per vat, goed voor globale ontvangsten ten bedrage van 85 miljard dollar. Zoals het er nu naar uitziet, zal de gemiddelde Saudische dagproductie zich bevinden in de vork van 9,5 tot 10 miljoen vaten. De gemiddelde opbrengst per vat is 37 à 45 dollar. Simpele rekenkunde leert ons dan dat Saudi-Arabië dit jaar 130 à165 miljard dollar aan olie-inkomsten zal opstrijken. Tegenover vorig jaar gaat het om een inkomstentoename van 45 à 80 miljard dollar.

Rijst natuurlijk de vraag wat er met die bom geld gebeurt. Twee bestedingsvormen liggen voor de hand. De voorbije jaren moesten de Saudische autoriteiten jaren door de lage olie-inkomsten én de geldhonger van de omvangrijke koninklijk familie, nogal serieus snijden in voordelen en subsidies voor Ali Modaal. Die geldkraan kan nu weer wat worden opengedraaid. Daarnaast zal de koninklijke familie, om de streng islamitische clerus aan haar kant te houden, zeker ook weer meer geld in die richting schuiven. Het verleden indachtig, houdt dat in dat extremistische bewegingen wereldwijd ook opnieuw over meer geld zullen beschikken.

Vooral in de Verenigde Staten gaat dezer dagen tamelijk wat aandacht naar een derde vorm van besteding van Saudische inkomsten. Bij gereputeerde denktanks als het American Enterprise Institute, de Council on Foreign Relations en het Brookings Institution spreekt men bijna hardop van Saudi-Arabië als medefinancier van de Amerikaanse interventie in Irak. Nogal wat facturen van privé-ondernemingen die de Amerikanen inhuren om in Irak diverse, ook quasi-militaire, taken te vervullen, zouden niet naar het ministerie van Defensie of het ministerie van Buitenlandse Zaken in Washington worden gestuurd. Ze komen daarentegen terecht bij exotische bankoorden, waar niet onmiddellijk valt te achterhalen wie de toegezonden rekeningen voldoet.

Sommige goed geïnformeerde mensen gaan zelfs nog een stap verder. De Amerikaanse autoriteiten zouden via timing van de olie-aankopen doelbewust meegewerkt hebben aan de jongste escalatie van de olieprijzen.

Dat klinkt allemaal vergezocht? Misschien, maar vergeet toch twee dingen niet. Ondanks veel retoriek met een wat tegengestelde teneur, hangt het voortbestaan van de koninklijke familie in Riyad nog altijd in hoge mate af van Amerikaanse militaire steun. En tegenover die steun moet iets staan. Bovendien impliceert een dergelijk scenario dat iedereen, en niet het minst Europa, het Iraakse avontuur mee financiert. Trouwens, ook Irak zelf kent een forse stijging van zijn olie-inkomsten.

Johan Van Overtveldt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content