WEST SIDE STORY AAN DE LEIE

© FOTO'S JEF BOES

Je kunt er voor tien euro lekker eten, en nergens zijn oriëntaalse gordijnen goedkoper dan in de Gentse Sleepstraat. Ooit was het het koopcentrum van de binnenschippers, daarna werd het dé Turkse straat van Vlaanderen.

Het leek een goed idee om onze rondgang bij de begrafenisondernemer te beginnen. Een huis met vijftig jaar traditie in de Sleepstraat laat je niet zomaar links liggen. Helaas, de meer dan pensioengerechtigde zaakvoeder wil niets met ons delen, behalve dan zijn gevoel van verbittering. Dat de Sleepstraat dé winkelstraat van Gent was toen hij er in 1960 begon. En moet je nu zien: dit is België niet meer, hij waant zich in Turkije. Turkse klanten? Dat is het ‘m juist: ze laten zich allemaal in Turkije begraven. Door een Brusselse begrafenisondernemer, ook al een Turk.

Dé winkelstraat van Gent? Dat was en is te veel eer. Maar een echt koopcentrum is de Sleepstraat nog altijd. Zeventig winkels en horecazaken verspreid over een halve kilometer, voor vier vijfde in handen van Gentse Turken. Als de Sleepstraat een reputatie mag opeisen, dan wel deze: het is dé Turkse straat van Gent en bij uitbreiding van Vlaanderen. Wie, behalve de lokale begrafenisondernemer, zou dat betreuren? Zeker niet de klanten van het dozijn restaurants, kebabzaken en pizzabakkers. Een hartige maaltijd voor 10 euro, goedkoper vind je niet in de Arteveldestad. Urfa Kebab op het nummer 90 is een van de populaire adressen. Een simpele pitatent? Ersin Colaker (32) plooit zijn menukaart open. Stoofpotjes, grillades, voorgerechten, salades, assortiment Turkse en Franse wijnen, dit is een volwaardig restaurant. ‘Ik heb in Turkije voor kok geleerd’, vertelt de zaakvoeder in aarzelend Nederlands. ‘Zestien jaar geleden ben ik uit Emirdag overgekomen. Ik heb hier eerst vijf jaar in de keuken gewerkt, tot ik de zaak kon overnemen. Met de steun van mijn vader, maar ook van mijn ooms die al veel langer in België wonen. Mijn grootvader is in 1976 met drie zonen naar België gekomen om er als bouwvakker te werken. Alleen vader is achtergebleven, omdat hij leraar wilde worden. Zo gaat dat in Turkse families. We helpen elkaar vooruit, en we werken keihard. Ik klop hier twaalf uur per dag, zeven dagen per week.’

Dampoort-Turken

Een van zijn sponsors is toevallig op bezoek. Oom Isa zal het familieverhaal vertellen, stelt Ersin voor, want hij spreekt beter Nederlands. Dat klopt, al moet er de eerste minuten flink wat stof van dat Nederlands worden geblazen. ‘Vroeger sprak ik veel vlotter’, verontschuldigt Isa Colaker (50) zich. ‘Ik was dertien toen ik in België aankwam. We woonden in Hamme, op school en in de buurt waren we de enige Turken. Nederlands leren ging vanzelf, het moest wel. Maar na een paar jaar zijn we naar de Dampoort verhuisd. Bij de buren, in de winkels, in de cafés werd er alleen maar Turks gepraat. Overal verschenen schotelantennes, we keken alleen naar Turkse televisie. Het zou niet mogen, maar ja.’ De Colakers zijn echte Dampoort-Turken, een van de subidentiteiten waar buitenstaanders geen benul van hebben. De gemeenschap onderscheidt ook Rabot-Turken, Muide-Turken, Brugse Poort-Turken – ooit moet er een Westside Story aan de Leie van komen. ‘Maar de Sleepstraat is er voor iedereen’, zegt Isa. ‘Ik kom hier al sinds de jaren tachtig. Café Ankara, vooraan in de straat, dat was de plek waar de Gentse Turken in mijn jonge jaren uitgingen.’

Kathleen De Booserie (43) moet de Ankara nog hebben gekend. Vlak bij De Musketiers, de supermarkt annex wijnhandel die ze met haar man uitbaat. ‘Een echte familiezaak’, zegt ze. ‘Ik ben al de derde generatie. Geboren en getogen in de Sleepstraat, die toen nog een echte Belgische winkelstraat was. Als ik erdoor loop, kan ik de panden zo aanwijzen. De twee schoenwinkels, de twee bh-winkels, de vishandel, de speelgoedwinkel, de tabakswinkel tegenover onze deur. Allemaal verdwenen, alleen de slager en de horlogemaker zijn gebleven. Ik ging naar school in het Sint-Salvator, zoals de meeste meisjes uit de buurt. Er was ook een internaat voor schipperskinderen, allemaal vriendinnen van mij. Op een dag zat er een Turks meisje in mijn klas, het moet de dochter van het eerste Turkse restaurant in de straat zijn geweest.’

Mag ze eerlijk zijn? Ze is blij dat haar zaak helemaal vooraan in de straat ligt. De kant van het Sluizeken, de verbinding met het hippere Oudburg. ‘Dieper in de Sleepstraat voel ik me haast een vreemde in eigen land. Niet dat ik me ongemakkelijk beweeg tussen de Turken, integendeel. Hartelijke mensen zijn het, als er feesten zijn, verrassen ze hun Belgische buren met een dampende schotel. Harde werkers ook, ze willen net als wij vooruitkomen in het leven. Ik krijg veel Turkse klanten over de vloer, en hier hebben verscheidene Turkse meisjes gewerkt. Goeie krachten, het moet gezegd. Alleen jammer dat je ze nooit lang kunt houden. Want eens getrouwd, zijn ze weg. Ik mag niet werken van mijn man, vertellen ze als je ze later tegenkomt, meestal met twee of drie kinderen aan hun rok. Zonde, maar ik zie toch een evolutie. Onze Turkse buren sturen hun kinderen niet meer naar concentratiescholen, maar naar de uniformscholen.’

Binnenschippers

Ze werpt een blik op een van de monitoren. De hele zaak hangt vol camera’s. Een noodzaak, net zoals de elektronische halsbandjes rond de flessen wijn en sterkedrank. ‘Winkeldieven zijn een plaag. Soms zijn het Belgen, vooral junks. Maar meestal zijn het Oost-Europeanen, en de laatste tijd is er een bende Tunesiërs aan de slag. Mensen van buiten de buurt dus, maar ze geven de Sleepstraat wel een slechte naam. Een paar jaar geleden was er een schietpartij in een café naast ons. Een afrekening, de daders kwamen niet eens uit Gent. Het is onrechtvaardig, maar onze straat komt alleen negatief in het nieuws.’

Het is een bescheiden straat, in een kwartier loop je erdoor. Maar wie de tijd neemt, ziet niet alleen schurftige gevels en afbladderende kroonlijsten. Er wordt geïnvesteerd, vooral door horecabazen. Een Turks restaurant is geen kantine met neonlampen meer. Hier en daar springt een fraai herenhuis uit de band, een relict van een vorige glorieperiode. In de gevel van de stedelijke basisschool werd een fraaie gedenksteen voor de gesneuvelden en ‘opge-eischten’ van ’14-’18 gemetseld. Alleen Vlaamse namen, Turken sneuvelden toen nog 3000 kilometer verderop. Echte monumenten liggen aan het pleintje op het einde van de straat. De Heilig Kerstkerk is geen architecturale hoogvlieger; de blikvanger is het stuk binnenschip op het pleintje. Met de ingewerkte bloemperken ziet het er wat surrealistisch uit, maar de afgezaagde voorplecht is authentiek. Het monument ligt er ook niet zomaar, vernemen we op de pastorij naast de Heilige Kerstkerk. ‘Dit is Sint-Salvator, de parochie van de Gentse binnenschippers’, zegt Toon Suffys, een ingeweken jezuïet. ‘Hiernaast was de schippersbeurs gevestigd, waar de vrachten werden verdeeld. Dat is lang geleden, en het aantal schippers is fors teruggelopen. Maar de traditie is gebleven. Schippers uit Gent en omgeving komen hier om te trouwen. Ze laten hier hun kinderen dopen, vieren hier hun plechtige communie, en worden hier begraven. Bij zo’n viering loopt de kerk nog aardig vol, heel wat gepensioneerde schippers zijn trouwens in deze buurt komen wonen.’ Goed voor pastoor Suffys, want van gewone parochianen moet hij het in deze kerk niet hebben. ‘Vijftig procent zijn islamieten’, zegt hij. ‘Haast allemaal Turken, dat maakt deze buurt zo bijzonder. Vriendelijke mensen, maar als pastoor heb ik er nauwelijks contact mee.’

Huisjesmelkers

Roger Albrecht, een gewezen binnenschipper van 82, is voorzitter van de Gentse Scheepvaartgemeenschap. Al dertig jaar organiseert hij in een feestzaal in de Sint-Salvatorstraat maandelijkse bijeenkomsten van oud-varenden, telkens goed voor een oploop van meer dan 100 leden. De omslag die de buurt heeft gemaakt, daar heeft hij een originele visie op. ‘De bouw van de Ringvaart’, steekt hij wat mysterieus van wal. ‘Kijk, vroeger moest alle trafiek tussen Nederland en Frankrijk door Gent, via ’t Klein Sas, via de Visserij of via de Muidesluis, die een echte flessenhals was. In tijden van hoogconjunctuur lagen de schepen hier soms twee dagen aan te schuiven. De schippers profiteerden ervan om zich te bevoorraden, vandaar de vele winkels in de Sleepstraat en de Sint-Salvatorstraat. Maar na de openstelling van de Ringvaart, eind jaren zestig, hadden de schippers hier niet veel meer te zoeken. Ja, er was nog wel de schippersbeurs op het kerkplein: twee keer per dag werden daar de vrachten verdeeld, een alibi om in de Sleepstraat te winkelen of pinten te pakken. Maar ook de beurs is al 25 jaar opgedoekt, tegenwoordig worden alle vrachten via telefoon of fax verdeeld. Die ommekeer heeft de Belgische middenstanders in de Sleepstraat genekt.’

De uitleg spoort met de ruimere analyse die Hasan Cakir maakt. ‘Het is niet dat de Turken de Belgen hebben verdrongen’, zegt de zaakvoeder van Haskrediet. ‘Kijk naar de periode: eind jaren zestig, begin jaren zeventig. De doorbraak van supermarkten, fataal voor de kleine middenstand in en rond de stad. Ze gingen failliet of vonden geen opvolger meer. Gevolg: veel leegstand, en een groot aanbod aan goedkope huizen en winkelpanden. Er was een gat gevallen, en de Turken zijn erin gesprongen. Eerst waren het cafés, kebabtenten, restaurants en groentewinkels – nog altijd de clichés van de Turkse ondernemer, zeg maar. Dat is een beetje jammer, want na drie generaties staan we een stuk verder. Heel wat Turken hebben bloeiende kmo’s opgericht. Let er maar eens op als er in je buurt straat- of kabelwerken worden uitgevoerd, de kans is groot dat de aannemer een Turk is.’ De 40-jarige Cakir is zelf een geslaagde ondernemer, een van de initiatiefnemers trouwens achter de veelbesproken Turkse Lucernacolleges. Deze industrieel ingenieur chemie had één jaar in loondienst gewerkt toen hij zich als zelfstandig makelaar op het verzekeringswezen stortte. Zijn kantoor op het nummer 186 heeft drie medewerkers, ooit waren het er twintig. Haskrediet had toen filialen in Hasselt, Antwerpen en Charleroi, maar na de bankencrisis van 2009 heeft hij er het mes is gezet. ‘We zijn groot geworden met kredietverstrekking’, vertelt hij. ‘Turken die bij Belgische banken geen hypotheek kregen, werden bij ons met open armen ontvangen. Via de brokermarkt konden we hen scherpe tarieven aanbieden. Aankoopprijs, notariskosten, verbouwingen, we gingen vlotjes tot 120 procent van de geschatte waarde. Risico was er niet bij, want tot 2009 zaten de huizenprijzen in de lift. Ik heb zo tientallen klanten rijk gemaakt. Ze kochten aan de lopende band huizen tussen de 20.000 en de 40.000 euro, en na vijf jaar waren die eigendommen twee tot drie keer meer waard. Leningen betaalden zichzelf terug. Snel renoveren en dan goed verhuren, dat is nog altijd de truc.’ Hasan is niet te beroerd om het toe te geven: er zit een geur van huisjesmelkerij aan. ‘Ik sta soms versteld als ik de contracten zie. Ze vragen het dubbele van de normale huur. Meestal zijn de klanten Turkse Bulgaren, een groep die nergens anders terechtkan.’

Laagvliegers

Avond. De restaurants lopen vol, op de stoep voor de cafés staan mannen te babbelen en te roken. Druk in de Sleepstraat? ‘En of’, zegt Alev Aydin (30), die de vraag verrassend interpreteert. ‘De sociale druk is enorm. Als jonge vrouw word je voortdurend in de gaten gehouden. Goed dat we hier in de winkel staan, want anders zouden de mannen in de cafés erover beginnen. Met wie staat ze daar nu weer te praten? Zeker niet met haar man. Ik kom uit Wondelgem, daar is het veel gemoedelijker. Ik woon hier niet graag, maar mijn schoonouders hebben hier een zaak en dus was er geen keuze.’ Ze geeft een rondleiding. Handelszaken met gordijnen en textiel zijn er wel meer in de Sleepstraat, maar deze is uniek. De smalle winkel komt uit in een reusachtige hal, een bioscoop die ook nog als dancing werd gebruikt. Het scherm hangt er nog, de noodverlichting is intact, de tribune dient als stapelruimte. ‘Het grootste pand van de straat’, zegt Alev. ‘Ik denk niet dat mijn schoonouders er drie miljoen frank voor hebben betaald.’

Twee laagvliegers scheuren voorbij, ze gaan zo hard dat we ons onwillekeurig in een portiek terugtrekken. Snelheidsduivels zijn een oud zeer in de Sleepstraat, een van de weinige kwalen die niet in de schoenen van ‘de Bulgaren’ wordt geschoven. Omer Gök, voorzitter van de dekenij Sleepstraat, ergert zich blauw. ‘Patsers van buiten Gent komen in onze straat show verkopen. Publiek verzekerd, want er staat altijd volk voor de cafés. Levensgevaarlijk met die smalle stoepen, moeders worden met hun buggy op de straat gedwongen. Ik heb het al bij de stad aangekaart. Hier is geen ruimte voor terrassen, ze moeten de cafébazen verplichten hun klanten binnen te houden. Afgezien daarvan eisen we een definitieve oplossing. Verkeersdrempels, flitspalen, we willen er desnoods zelf voor betalen. Beloftes genoeg, vooral in verkiezingstijd. Maar in de praktijk gebeurt er niks.’

Gök is voorzitter van Dekenij Sleepstraat, die twee jaar geleden werd opgericht. In het bestuur zitten alleen Turken. Omer: ‘De Belgische handelaars hebben wel een lidkaart gekocht, maar met het bestuur willen ze zich niet inlaten. Jammer, want onze belangen lopen samen. We willen een veilige en schone winkelstraat met een goeie reputatie.’ De ambitie is niet vrijblijvend. Zwerfvuil, parkeerproblemen, laagvliegers, criminaliteit, drugsdealers, de voorzitter van de dekenij moet het oplossen. ‘Maar ik heb helemaal geen bevoegdheden. Willen we bloempalen plaatsen? De straat is te smal, klinkt het bij de stad. Kerstverlichting? Eandis maakt een bestek om van achterover te vallen. We doen nochtans ons best. Tijdens de voorbije ramadan wilden we een lange tafel organiseren, als ontmoetingsplaats voor moslims en andere Gentenaars. De stad en de politie gingen akkoord, dit keer was het De Lijn die ging dwarsliggen. Het is geen gemakkelijke strijd.’

Misschien moet hij Peter Decroubele als bestuurslid polsen. Als radiojournalist van de VRT kan hij geen handelaar worden genoemd, maar een gemotiveerd resident van de Sleepstraat is hij wel. Vorig jaar kocht hij achteraan in de straat een huis. ‘In het centrum zou het volstrekt onbetaalbaar zijn. Ik geloof in deze straat. Er staan enkele zeer ambitieuze stadsvernieuwingsprojecten op stapel die een impact op de hele buurt zullen hebben. Kom binnen tien jaar nog eens kijken, misschien is de Sleepstraat wel de hipste van heel Gent.’

DOOR ERIK RASPOET, FOTO’S JEF BOES

Dampoort-Turken, Rabot-Turken, Muide-Turken en Brugse Poort-Turken – ze komen allemaal samen in de Sleepstraat.

Snelheidsduivels zijn een oud zeer in de Sleepstraat, een van de weinige kwalen die niet in de schoenen van ‘de Bulgaren’ wordt geschoven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content