De nieuwe open brief van partijgenoot Frank Vandenbroucke heeft het merkwaardige enthousiasme van minister Freya Van den Bossche (SP.A) niet gebroken.

Het was niet cynisch maar bewonderend bedoeld, zegt Vlaams minister Frank Vandenbroucke (SP.A). In zijn tweede open brief over ‘het scharnierjaar 2004’ had hij zijn partijgenote en opvolgster als federaal minister van Werk, Freya Van den Bossche, ‘merkwaardig enthousiast’ genoemd. Van den Bossche moest even slikken toen ze dat las, maar intussen heeft ze de ‘inschattingsfout’ van Vandenbroucke vergeven. ‘Frank is Frank. Iemand van 49 verander je niet meer en dat hoeft ook niet. Zijn inbreng blijft belangrijk voor de SP.A. Het gaat niet om wat hij gezegd heeft, maar de manier waarop.’

Vandenbroucke vindt dat een SP.A-politicus de vinger op de wonde moet leggen. Steve Stevaert blijft liever bij het ‘gezellig socialisme’.

FREYA VAN DEN BOSSCHE: Een toonverschil is nog geen meningsverschil over wat we willen bereiken. Ook ik vind dat we meer mensen aan werk moeten helpen en langer aan het werk moeten houden. Maar Frank wil veel harder laten voelen hoezeer het nodig is om in te grijpen, in de hoop dat meer mensen het probleem erkennen.

Heeft Vandenbroucke geen punt als hij zegt dat de begroting van 2005 structureel niet in evenwicht is? De extra bijdrage van de deelstaten aan de schuldafbouw in 2005 is niet geregeld. Die struikelen ook over de sociale bijdragen op het vakantiegeld voor hun ambtenaren. De budgettaire ontsporing in de ziekteverzekering wordt alsmaar erger.

VAN DEN BOSSCHE: Heel eerlijk, we hebben een ernstige begroting gemaakt. We konden niet meer rekenen op eenmalige meevallers en zijn post per post nagegaan waar kon worden gesnoeid. Eerst keken de coalitiepartners de kat nog uit de boom. Het wederzijdse vertrouwen was in de zomer verdwenen. Een kantelmoment is geweest toen iedereen toch met besparingsvoorstellen op de proppen kwam. Een jaar geleden zou bijvoorbeeld de veralgemeende inning van sociale bijdragen op bedrijfswagens onbespreekbaar geweest zijn voor vice-premier Didier Reynders (MR). Nu heeft hij dat PS-voorstel wel aanvaard.

Een begrotingsevenwicht in 2005 betekent niet dat er over vijf jaar ook een evenwicht of een overschot zal zijn. Dat is een illusie. Alles hangt af van de maatregelen. Het stopzetten van de ‘canada dry-regeling’ zoals die vandaag bestaat (werkgevers betalen geen bijdrage op de toeslag die ze geven aan oudere werknemers die werkloos worden, nvdr) levert volgend jaar niet veel op, maar op langere termijn winnen we 80 miljoen euro. Minder nieuwe ambtenaren aanwerven en de uitgaven van ministeries en kabinetten terugschroeven is in een eerste periode gunstig voor de begroting, maar moet later rechtgezet worden om de overheid te kunnen laten functioneren.

De begrotingsmiserie in de ziekteverzekering geeft Vandenbroucke gelijk. Minister van Sociale Zaken Rudy Demotte (PS) zegt dat Vandenbroucke zelf de gezondheidsuitgaven heeft verhoogd. Is dat geen slap verweer?

VAN DEN BOSSCHE: We schieten er niets mee op als Rudy zegt dat het de schuld van Frank is en omgekeerd. We hebben een fantastisch systeem voor zieke mensen. Daarom zijn er dringend onweerlegbare cijfers over de ziekteverzekering nodig, zodat kan worden ingegrepen om de gezondheidszorg toegankelijk en betaalbaar te houden. Dat vergt ook een bredere financierings- basis voor de sociale zekerheid. Aan de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad is gevraagd om tegen juni 2005 daarover voorstellen te doen.

Demotte komt te laat om dit jaar nog structureel in te grijpen. En velen in de gezondheidszorg twijfelen aan de doeltreffendheid van zijn maatregelen om de uitgaven in 2005 te beheersen.

VAN DEN BOSSCHE: Een troost en tegelijk een zekerheid dat het budget voor de ziekteverzekering grondig bekeken zal worden, is de aanwezigheid van Karel De Gucht (VLD) in de regering. Als er iemand gebiologeerd is door de afspraak om de 4,5 procent groeinorm niet te overschrijden, dan is hij het wel.

De sociale agenda van de komende maanden – het loonoverleg, het eindeloopbaandossier, de financiering van de sociale zekerheid – moet leiden tot een hogere activiteitsgraad. Maar u wilt niet worden afgerekend op 200.000 nieuwe jobs, terwijl de SP.A die regeerafspraak mee onderschreven heeft.

VAN DEN BOSSCHE: Het stond deze keer niet meer in de beleidsverklaring, maar Guy Verhofstadt (VLD) heeft het toch in de tekst gesmokkeld die hij in het parlement heeft voorgelezen. Ik begrijp dat dit de politiek moet enthousiasmeren om voor elke nieuwe arbeidsplaats te gaan, en dat doen we ook. Ik laat me evenwel niet vastpinnen op dat cijfer.

Op dit moment zijn er 610.000 werk- lozen. Daartegenover staan er dit jaar 12.500 extra banen en in 2005 wordt ‘gehoopt’ op 39.500 nieuwe banen. Dat schiet niet echt op.

VAN DEN BOSSCHE: De laatste drie jaar was er een groei van nauwelijks 1 procent, met weinig of geen nieuwe arbeidsplaatsen. Dit jaar en volgend jaar gaan we naar een groei van ongeveer 2,5 procent. Het effect op de werkgelegenheid zal met vertraging zichtbaar zijn, maar er is een gunstig vooruitzicht.

De Belgische economie hangt sterk af van de export. Als het elders minder goed gaat, voeren we minder uit. De loonlasten en de strakke arbeidsmarktregels zijn andere knelpunten. De loonkosten zijn ondertussen verlaagd, maar de kloof met de buurlanden blijft omdat die hetzelfde gedaan hebben. Positief is dat de lastenvermindering werkt voor lagere lonen en oudere werknemers. De Europese Commissie en het Planbureau delen die mening.

De regelgeving voor de arbeidsmarkt moet ook veel soepeler worden. Ik denk aan de regeling van de overuren, zodat bedrijven die produceren in pieken en dalen hun personeel beter kunnen inschakelen. Een ander voorbeeld: technische werkloosheid moet ook mogelijk worden voor bedienden zodat een bedrijf hen niet hoeft te ontslaan als het tijdelijk wat minder gaat. Maar dat kan slechts als het statuut van arbeiders en dat van bedienden meer naar elkaar toegroeien. Nog een ander voorbeeld slaat op inplacement. Het is niet normaal dat een werkgever bij een herstructurering wordt ontmoedigd om sommige werknemers in een andere bedrijfsafdeling aan het werk te zetten – omdat hij dan niet meer beantwoordt aan de voorwaarden van collectief ontslag en brugpensioen. Een overheid moet korte metten maken met domme regels.

Diezelfde overheid kan niet verhinderen dat DHL in Brussel 1800 banen schrapt. Had de politiek zich geen gezichtsverlies kunnen besparen door meteen voor een ‘krimpscenario’ (dixit Vandenbroucke) of een ‘Fordscenario’ (dixit Stevaert) te gaan?

VAN DEN BOSSCHE: Politici van alle partijen zijn voor een groeiscenario gegaan omdat DHL minstens de indruk had gewekt dat dit kon zonder de overlast te verhogen. Zowel luchthavenuitbater BIAC als de regering hadden dat zo begrepen. De geluidshinder zou op termijn zelfs verminderen en dat maakte het nog aantrekkelijker. Als we echt gedacht zouden hebben dat de informatie van DHL niet klopte, dan hadden we ons nooit zo belachelijk gemaakt.

De vakbonden van de non-profitsector eisen 25.000 extra banen. Maar ze eisen ook meer loon, minder werklast en een ontspannen loopbaan.

VAN DEN BOSSCHE: De regering zet op jaarbasis 28 miljoen euro in voor een akkoord voor vijf jaar. Op die manier behouden de mensen het perspectief van een loonsverhoging, want in 2005-2006 is die heel moeilijk haalbaar. Tegenover dat aanbod staan eisen die bijna 4 miljard euro kosten. Ook de non-profit zal beseffen dat er water bij de wijn moet worden gedaan.

Het verleden leert dat die sector zijn slag thuis haalt als de witte woede maar lang genoeg duurt.

VAN DEN BOSSCHE: Ik wil niet vooruitlopen op de onderhandelingen maar ik denk dat de vakbonden van de non-profit weten hoe ver de regering kan gaan. Diverse knelpunten zijn bekend. Zo zijn de lonen in de privé-ziekenhuizen minder goed dan in de publieke instellingen. Het ene werk is ook het andere niet en de ene mens is de andere niet. Daarom is het interessant dat het personeel vanaf een bepaalde leeftijd kan kiezen tussen meer loon of minder werken. Maar door de vergrijzing heeft de sector vooral nood aan meer handen. Hoe langer een nieuw akkoord kan lopen, hoe beter we extra jobs kunnen plannen.

Werkgevers en vakbonden onderhandelen binnenkort over een nieuw interprofessioneel akkoord (IPA) voor de privé-sector. Volgens Vandenbroucke hoeven ze daar in de komende twee jaar evenmin op opslag te rekenen. Bent u het eens met hem?

VAN DEN BOSSCHE: De regering heeft in haar beleidsverklaring gezegd dat te grote loonsverhogingen niet kunnen. De vakbonden eisen dat ook niet.

De regering vraagt aan de sociale partners oog te hebben voor de concurrentiekracht van de bedrijven. Ze voegt daaraan toe dat de belastingverlaging de koopkracht van de mensen al fors verhoogt. Wat is het verschil met de uitspraak van Vandenbroucke?

VAN DEN BOSSCHE: De koopkracht moet stijgen, want consumptie is belangrijk voor onze economie. Voorts heeft de regering zonder het woord matiging te gebruiken dat signaal wel gegeven. We verwachten dat het IPA rekening houdt met de concurrentiekracht van de bedrijven en tegelijk ruimte laat aan de sectoren voor eigen afspraken over arbeidstijden, bezoldiging, enzovoorts.

De regering verhoogt de bijkomende lastenverlaging tot bijna 1 miljard euro per jaar. Waarom koppelt ze die inspanning niet aan extra werkgelegenheid?

VAN DEN BOSSCHE: Die redenering houdt steek, maar hoe kan je een dergelijke koppeling afdwingen?

Het Verbond van Belgische Ondernemingen belooft 360.000 nieuwe banen, op voorwaarde dat de loonlasten in de komende vijf jaar met 10 miljard euro dalen.

VAN DEN BOSSCHE: Tja, dat bedrag. De regering is in elk geval niet gek. Minder loonkosten leveren in principe meer jobs op. Anders moeten we die inspanning niet leveren. En meer nog dan in het verleden moeten we ze toespitsen op lage lonen en oudere werknemers.

Voor het eindeloopbaandossier hebt u een menu van 30 maatregelen om de vervroegde uittreding van werknemers te ontmoedigen en mensen langer aan het werk te houden. De vakbonden vinden dat daarmee de aandacht te veel wordt afgeleid van jongeren, vrouwen en allochtonen die geen werk hebben.

VAN DEN BOSSCHE: Ik begrijp hun stelling. Maar door de demografische evolutie is er over vijf tot tien jaar een tekort aan beschikbare arbeidskrachten. Daarop moeten we ons nu voorbereiden door werkzoekenden versneld op te leiden en door mensen die werk hebben ervan te overtuigen dat ze langer aan de slag moeten blijven.

De vakbonden zeggen dat vooral een inspanning wordt gevraagd van oudere werknemers die mobieler, goedkoper en meer beschikbaar moeten zijn. De werkgevers vrezen dat vooral zij de rekening voor vorming en outplacement zullen betalen.

VAN DEN BOSSCHE: Die interpretaties van de sociale partners bewijzen dat we goed in het midden zitten. Inzake de eindeloopbaan heeft op de eerste plaats de overheid een oplossing nodig, want werkgevers en vakbonden hebben nu vaak baat bij vervroegde uittreding. Het regeringsmenu is evenwichtig en viseert niemand. Er zijn zowel stimulerende als ontradende maatregelen nodig die inwerken op diverse stelsels: brugpensioen, pseudo-brugpensioen, werkloosheid, invaliditeit.

Ik probeer opnieuw mijn Kyoto-methode toe te passen. Een akkoord over de Kyoto-normen was lange tijd niet mogelijk door de tegenstellingen tussen Vlaanderen en Wallonië, tussen milieuorganisaties en bedrijven. Daarom heb ik zes maanden achter de schermen overleg gepleegd en ben ik niet ingegaan op provocaties. Uiteindelijk hebben we een resultaat bereikt dat iedereen rechtvaardig en aanvaardbaar noemt.

Wat moet het overleg tussen regering en sociale partners over de eindeloopbaan minimaal opleveren?

VAN DEN BOSSCHE: De regeringsvoorstellen zijn geen catalogus van Trois Suisses en als de sociale partners tegen februari 2005 niet over de brug komen, zet ik zelf door met een reeks maatregelen.

De huidige ‘canada dry-regeling’ moet in elk geval verdwijnen. De toeslag die de werkgevers nu aan oudere werkloze werknemers betalen om inactief te blijven tot aan hun brugpensioen, moet voortaan dienen om deze mensen opnieuw actief te maken. We kunnen ook niet doorgaan met het zogeheten Fortis-systeem (dat in de banksector wordt toegepast) waarbij personeelsleden vanaf hun 45 jaar halftime een tijdskrediet opnemen, ook nog een toeslag van de werkgever krijgen, maar tot aan hun pensioen helemaal niet meer hoeven te werken. Dat botst met het doel van het tijdskrediet dat net dient om mensen langer aan het werk te houden door een betere combinatie met hun gezins- en privé-leven.

In plaats van veel te zeveren over de vraag of de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar omhoog moet, kunnen we veel beter de perverse toepassingen van de regels bannen.

Over het wettelijk brugpensioen vanaf 58 jaar wilt u evenmin ‘zeveren’.

VAN DEN BOSSCHE: Als we die leeftijd lineair met twee of drie jaar zouden verhogen, dan komen veel oudere werknemers – zoals in Nederland – in de werkloosheid terecht, of ze vluchten naar de invaliditeit. Dat willen we niet.

Wie op latere leeftijd aan het werk gaat omdat hij bijvoorbeeld langer gestudeerd heeft, moet ook langer werken. Om het brugpensioen rechtvaardiger te maken, willen we enerzijds de vereiste loopbaanduur verhogen naar 38 jaar of langer, en anderzijds rekening houden met de zwaarte van het werk. Op die manier zal de ene voor zijn 58e met brugpensioen kunnen en de andere pas op latere leeftijd.

Zal dit niet resulteren in een lange lijst van zware beroepen, zodat bijna iedereen weer vroeger met brugpensioen kan?

VAN DEN BOSSCHE: Het gaat niet over beroepen, maar over objectieve criteria die de nieuwe voorwaarde van de loopbaanduur corrigeren door het aantal gewerkte jaren meer te laten doorwegen. Ik denk aan nachtwerk, werk in een luidruchtige omgeving, enzovoorts. Zodoende komt 70 tot 80 procent van de werknemers al niet in aanmerking.

U bent niet bang voor het verwijt dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken?

VAN DEN BOSSCHE: Nee. Als we gedaan krijgen dat een bouwvakker op 58 jaar of iets vroeger met brugpensioen kan gaan en dat een werknemer in een andere sector later in deze regeling kan stappen, dan is er een feitelijke verhoging van de brugpensioenleeftijd zonder dat we die algemeen hebben moeten opleggen.

In dit debat houdt uw partijgenoot en minister van Pensioenen Bruno Tobback zich op de achtergrond. Hij mag alleen positief nieuws over pensioenverhogingen brengen?

VAN DEN BOSSCHE: Bruno neemt wel aan het debat deel. Tot in juli zaten de federale bevoegdheden van Werk en Pensioenen bij dezelfde SP.A-minister, Frank Vandenbroucke. Nu zijn ze verdeeld over twee SP.A’ers die samen optreden. Wat is politiek het verschil?

Zullen uw ambities en die van Verhofstadt II niet vastlopen in communautaire tegenstellingen over Brussel-Halle-Vilvoorde, de schuldafbouw en andere splitsingsdossiers?

VAN DEN BOSSCHE: Dat zou ik heel erg vinden. Een regering kan natuurlijk altijd vallen, maar alsjeblieft niet in de komende maanden. Die hebben we hard nodig om sociaal-economische beslissingen voor de toekomst te nemen. Anders lopen we tienduizenden jobs mis en zitten we dik in de shit.

Door Patrick Martens

‘Ik denk dat de vakbonden van de non-profit weten hoe ver de regering kan gaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content