Ze zijn trots op hun zonen, maar vooral ook op wat ze zelf allemaal hebben gerealiseerd. ‘Al waren wij misschien te veel bereid tot compromissen en probeerden we te vaak tijd te rekken’, klinkt het. Louis Michel (MR) en Herman De Croo (Open VLD), twee wijze grijze liberalen, over nefaste partijverruiming, de stoute N-VA, en de toekomst van prins Filip.

Kwart over zeven ’s ochtends. Herman De Croo bonst luid op de glazen deur van het hoofdkwartier van de Franstalige liberalen in Brussel. De verbaasd toegesnelde conciërge herkent hem meteen. ‘U bent wel vroeg, meneer De Croo’, zegt hij terwijl hij hem binnenlaat. Herman De Croo is altijd vroeg. Zoals elke morgen is hij rond zes uur in Brakel vertrokken. Toch is Louis Michel hem voor, want de éminence grise van de MR arriveerde, zoals elke dag, al voor zes uur in Brussel. ‘Weinig slaap nodig’, legt hij uit. ‘En altijd veel te doen.’

Met de bedenking dat ze elkaar al ontzettend lang kennen, schuiven ze in Michels kantoor aan voor het ontbijt. ‘Ik zag Louis voor het eerst toen ik voorzitter was van de Jong Liberalen van de toen nog unitaire partij. Hij moet een jaar of zestien zijn geweest’, zegt De Croo. ‘Toen al viel op dat hij zich nogal kon exterioriseren: hij sprak altijd erg luid. Bovendien was hij bijzonder moedig. Zo metselde hij eigenhandig zijn huis.’ Michel zit zijn copain geamuseerd aan te horen. ‘Mijn vader was metselaar en vond dat zijn kinderen ook moesten kunnen metselen’, zegt hij. ‘Drie jaar heb ik aan mijn huis gewerkt. Keihard, maar ik ben er niet van doodgegaan.’

De herinneringen blijven komen. Aan de socialistische premier Achiel Van Acker, het notoire liberale congres in Luik, de optochten van de Jeune Gardeook. Ze zijn in hun schik vandaag, herkennen veel in elkaar. Allebei zijn ze liberalen die het hoogtepunt van hun carrière achter zich hebben, allebei minister van staat ook. En daarnaast zijn ze elk vader van een zwaargewicht uit de nieuwe liberale generatie: Charles Michel leidt dezer dagen de MR, Alexander De Croo heeft het partijvoorzitterschap van de Open VLD vorig jaar ingeruild voor de job van vicepremier. ‘Ze doen het goed, onze jongens’, zegt Herman De Croo. En Louis Michel spreekt hem niet onmiddellijk tegen.

Als vanzelf praten ze tijdens het interview Nederlands met elkaar. Maar heel af en toe kijkt Michel in de richting van zijn Vlaamse vriend omdat hij een Nederlands woord niet kan vinden.

Herman De Croo: Het is altijd jouw grote voordeel geweest dat je perfect tweetalig bent. Dat komt natuurlijk door je studie, en doordat je in Geldenaken op de taalgrens woont.

Louis Michel: Bovendien was mijn vader afkomstig uit Hoegaarden. Elke zondag ging ik naar mijn oom, die daar een staminee had. Dan nam ik mijn Spaanse haantje mee om aan wedstrijden mee te doen.

De Croo:(verbaasd) Hanengevechten?

Michel: Maar nee! Zangwedstrijden. Je moest raden hoe vaak je haan in een kwartier of een halfuur zou kraaien.

De Croo: Je hebt er in elk geval goed Nederlands door geleerd. En je zoon Charles heeft dat duidelijk van je geërfd.

Michel: Geërfd? Helemaal niet. Ik stuurde hem vroeger gewoon elke zomer op taalkamp in Deinze. Daar werden de kinderen verplicht om Nederlands te spreken, tot in de toiletten toe.

De Croo: Met mijn kinderen ging dat vanzelf. Mijn vrouw is Franstalig en dus spraken we thuis zowel Nederlands als Frans. Toch heeft Alexander een accent. Als ik Frans spreek, kun je niet horen dat ik eigenlijk een Vlaming ben, maar bij hem wel. Hoe dan ook blijft tweetaligheid heel belangrijk in de politiek. Toen ik nog Kamervoorzitter was, stimuleerde ik die taalbaden voor parlementsleden. Vandaag heb ik de indruk dat Franstalige politici vaak beter Nederlands spreken dan omgekeerd.

Hoe zit het ondertussen met de banden tussen de Vlaamse en Franstalige liberalen? Er wordt vaak beweerd dat jullie, naast de groenen, nog de enige hechte politieke familie zijn.

Michel: We spreken in elk geval nog veel met elkaar. Soms verschillen we wel van gedacht, maar het gebeurt haast nooit dat we echte meningsverschillen hebben. Zeker niet als het over het liberalisme gaat. Ik heb ook altijd heel goede contacten gehad met Vlaamse liberalen, zoals Guy Verhofstadt, Karel De Gucht en Patrick Dewael. En Willy De Clercq was vroeger echt een voorbeeld voor mij. Maar van alle Vlaamse liberalen is Herman natuurlijk het populairst in Brussel en Wallonië. Hij had daar zo verkozen kunnen worden.

De Croo: Dat klopt. (lacht) En Louis heeft ook gelijk als hij zegt dat er vandaag geen ideologisch verschil bestaat tussen de Franstalige en de Vlaamse liberalen. Maar op tactisch vlak gaan we wel heel anders te werk. Dat kan ook niet anders: de MR heeft in Wallonië geen concurrentie aan de rechterzijde. Allez, toch niets wat ergens op lijkt.

Michel: Nog niet, nee.

De Croo: Dat is een heel andere situatie dan in Vlaanderen, waar we het Vlaams Belang hebben en nu ook de N-VA. Bovendien zitten er hier meer partijen in het centrum dan bij jullie. Daarom hebben wij noodgedwongen voor een andere strategische benadering gekozen.

Sommige analisten beweren dat de N-VA de rechterflank heeft kunnen bezetten doordat de Open VLD haar identiteit heeft verloren.

De Croo: Weet u hoe de N-VA zo groot kon worden? Doordat je in ons kiessysteem een aantal zetels krijgt naargelang de stemmen die je binnenhaalt. In het Britse systeem, waar de grootste partij in een gebied álle zetels krijgt, zou dat nooit hebben kunnen gebeuren.

Vergeet niet dat de N-VA in 2003 maar één Kamerlid had: Geert Bourgeois. In die tijd moest een partij nog minstens één verkozene in de Kamer hebben en één in de Senaat om recht te hebben op partijfinanciering. Bourgeois is me toen komen vragen of ik daar als Kamervoorzitter iets aan kon doen. Het was eigenlijk ook onrechtvaardig: de N-VA had 140.000 stemmen behaald en kreeg geen geld terwijl het FN daar met 130.000 stemmen wel recht op had omdat het zowel iemand naar de Kamer als naar de Senaat kon sturen. Dus heb ik het reglement laten wijzigen.

Michel:(lacht) Niet erg slim van u.

De Croo: Misschien niet, maar je kent mijn rechtvaardigheidsgevoel, hè.

Is het verschil tussen het Vlaamse en het Franstalige politieke landschap de enige reden waarom de MR in de peilingen 22 procent krijgt en de Open VLD maar 12?

Michel: Belangrijk is ook dat de MR altijd trouw is gebleven aan haar corebusiness. Wij concentreren ons nog altijd op de middenstand in de breedst mogelijke betekenis: dappere mensen die hard werken en niemand om hulp vragen. De PVV, en later de Open VLD, heeft die groep te veel losgelaten – dat gevoel heb ik toch. In 2003 heb ik er nog bij premier Verhofstadt op aangedrongen dat hij het ministerie van Middenstand voor zijn partij zou claimen. Ik dacht dat ze dan vanzelf meer oog voor de middenstand zou krijgen. Maar hij wilde niet. Jammer, want Sabine Laruelle bewijst al jaren dat het voor een liberale partij een heel goede zaak is om dat departement te beheren. Had de Open VLD meer aandacht voor die doelgroep gehad, dan had de N-VA nooit de plaats kunnen innemen die ze nu heeft. Ik geloof echt niet dat alle Vlamingen die op de N-VA stemmen separatisten zijn.

De Croo: Zeker niet. Er zijn zelfs heel wat royalisten bij.

Michel: Dat zie ik ook in de golfclub van Avernas aan de taalgrens, waar ik voorzitter van ben. Tot vijf jaar geleden waren de meeste Vlaamse leden liberalen, maar nu zijn het bijna allemaal N-VA’ers geworden. Niet omdat ze Vlaamse onafhankelijkheid willen, maar omdat het economische verhaal van de N-VA hen wel aanstaat.

De Croo: Weet je wat het is? Wij hebben onze partij tot twee keer toe verruimd en daarbij zijn we van onze corebusiness afgedwaald. De eerste keer was in 1965, toen Omer Vanaudenhove een paar katholieken op verkiesbare plaatsen zette. De partij groeide toen van 22 naar 48 zetels. Begin jaren negentig was het Guy Verhofstadt, die bij de oprichting van de VLD naar een nieuw publiek op zoek ging en allerlei nieuwe mensen binnenhaalde. Die verruimingen gebeurden duidelijk niet op basis van de klassieke liberale thema’s.

Michel: Heel juist.

De Croo: Wij waren bezig met ideologische hervormingen, zoals abortus, euthanasie en het homohuwelijk. Allemaal mooie ethische dossiers waarover de linksen het met ons eens waren, maar ondertussen vergaten we om op economisch vlak rechts genoeg te blijven. Uiteindelijk is het nog een hele tijd goed gegaan omdat de conjunctuur meezat en we de mensen veel konden geven. Maar zodra het minder goed begon te gaan, hadden we naar ons klassieke electoraat moeten terugkeren. Nu heeft de N-VA dat in onze plaats gedaan.

Michel: De MR en de Open VLD zijn natuurlijk ook niet wild radicaal. Wij stellen ons van nature genuanceerder op dan een partij als de N-VA. Bart De Wever zegt nu bijvoorbeeld dat het niet kan dat iemand permanent blijft stempelen. Dat is een heel aantrekkelijke boodschap, ook in Wallonië, maar uiteindelijk lost hij er niets mee op. Zijn discours is heel simplistisch, en als liberalen willen en kunnen wij zo niet zijn.

Zou er in Wallonië eigenlijk een rechtsliberale partij als de N-VA kunnen gedijen?

Michel: Dat zou moeilijk zijn. Zoals ik al zei: mijn partij staat zeer dicht bij de verzuchtingen van de middenstand. Bovendien hebben we vandaag een nieuwe generatie politici, met mensen als Jacqueline Galant, Jean-Luc Crucke en ook mijn zoon, die permanent in contact staat met de bevolking en erg populair is.

De Croo: Ja, die doen aan dienstbetoon, zoals ik dat nog elke dag doe. Ook de Vlaamse liberalen die ondanks de orkaan stand weten te houden, hechten allemaal veel belang aan hun verbondenheid met de mensen.

Toch doet de Open VLD het in de peilingen nog altijd heel slecht.

De Croo: Ik kijk liever naar de uitslag van de provincieraadsverkiezingen van vorig jaar: 17 procent. Dat is toch relatief bemoedigend? Als we straks ook maar een beetje vooruitgaan, zullen we in de ogen van de mensen veel vooruitgaan. Voor de N-VA geldt het omgekeerde: als ze niet meer vooruitgaat, zal het lijken alsof ze achteruitgaat. Dat is psychologie.

Nu verwachten de mensen nog dat de N-VA alles zal oplossen, dat ze een revolutie zal veroorzaken. In zekere zin zit er dan ook iets stouts, iets verhofstadtiaans in de benadering van de N-VA: ze doet alsof ze een onbevlekte partij is die alles zal veranderen. Maar ondertussen begint ze wel al de krampen van het beleid te voelen: spanningen in Boom en Aalst, problemen in Antwerpen. Zal de N-VA haar zuiverheid kunnen bewaren tot de verkiezingen van 2014? Daar ben ik niet zeker van.

Michel: (denkt na) Misschien hebben we een fout gemaakt en hadden we De Wever toch beter als formateur kunnen aanwijzen na de verkiezingen van 2010. Dan waren er twee mogelijkheden: ofwel slaagde hij erin om een regering te vormen maar had hij wel veel moeten slikken, ofwel mislukte hij en hadden de mensen ingezien dat hij te radicaal was. Door hem aan de kant te laten staan, hebben we nu een socialistische eerste minister die absoluut niet passend is voor Vlaanderen. Ik waardeer Elio Di Rupo echt, maar dat hij de regering leidt, maakt het voor de N-VA wel erg gemakkelijk. Nu kan die doen alsof de federale regering uitgesproken socialistisch is.

De Croo: Dat is nochtans niet juist.

Michel: Natuurlijk niet. De regering heeft een liberaal programma en het zijn de socialisten die van alles moeten slikken. Alleen zien de mensen dat niet zo.

De Croo: Toch heeft de N-VA straks een probleem: wie zal het boegbeeld van de verkiezingen worden als Bart De Wever in Antwerpen blijft?

Michel: Je hebt gelijk. Ik zie bij de N-VA niemand anders die het charisma heeft om minister-president van Vlaanderen te worden.

Is het met het oog op de verkiezingen van volgend jaar ook niet cruciaal dat de zesde staatshervorming eerst nog wordt uitgevoerd?

Michel: Dat kan het verschil maken, ja. Door die staatshervorming goed te keuren en uit te voeren, kunnen we bewijzen dat je met een compromis verder kunt komen dan als je alles kapot wilt maken. Aan Franstalige kant is de wil daartoe in elk geval heel groot.

De Croo: In Vlaanderen ook. De jonge generatie, met Charles en Alexander, heeft ons een neus gezet, hè. Zij hebben gedaan wat ons veertig jaar lang niet is gelukt: Brussel-Halle-Vilvoorde splitsen.

Michel: Herman, wat ben jij een goede vader zeg! (lacht luid) Zelf voel ik dat niet zo: ik ben trots op wat ik heb gedaan.

De Croo: Ik ook. Maar je kunt niet ontkennen dat die jonge generatie op een bepaald moment heeft gezegd: ‘Het heeft nu lang genoeg geduurd. Wij beginnen nu aan onze politieke loopbaan en willen dat dossier achter de rug hebben.’

Michel: Dat geloof ik niet. Dat B-H-V is opgelost, is het resultaat van een lange evolutie. De nieuwe generatie is echt niet beter dan de vorige. Vergeet ook niet dat wij nog een initiatieparcours moesten afleggen voor we een mandaat kregen. Wij hebben moeten strijden en afzien. (opgewonden) En ik kan u zeggen dat het destijds potverdomme moeilijk was voor de zoon van een kleine arbeider om kansen en eerbied te krijgen in een liberale partij.

De Croo: Akkoord. Jongens als Bruno Tobback, Wouter Beke, Charles en Alexander hebben minder ervaring dan wij vroeger hadden. Zij hebben het vagevuur niet gekend voor ze naar de hemel mochten.

Michel: Wat me wel opvalt, is dat de politici van nu minder tot compromissen bereid zijn, en dat zou wel eens positief kunnen zijn. Misschien stonden wij daar destijds te veel voor open. Als we redelijk waren geweest, hadden we de staatshervorming al in 2007 moeten doorvoeren. Maar dat hebben we niet gedaan, want once more dachten we dat het beter was om te wachten, om tijd te winnen. Zoals we altijd al hadden gedaan.

Al bij al zijn jullie tevreden over het politieke werk van jullie zonen?

Michel: Eigenlijk praat ik weinig over politiek met Charles.

De Croo: Een partijvoorzitter of minister moet je laten doen zonder hem te beschoonmoederen. Als ruiters weten Alexander en ik allebei dat de ruiter het paard niet verandert, maar het paard soms wel de ruiter.

Michel: Dat is een mooie, Herman. Echt waar. (lacht) Maar in alle eerlijkheid: soms ben ik toch wel wat gefrustreerd en zou ik meer mijn mening willen geven over het Belgische beleid. Maar dat ligt natuurlijk moeilijk.

De Croo: Ja, want dan worden we meteen als de spreekbuis van onze zoon beschouwd, en dat zijn we natuurlijk niet.

Michel: Weet u dat Charles mij tegenwoordig vaker ergens van overtuigt dan vice versa? En ik ben nochtans niet gemakkelijk te overtuigen. (lacht)

Een andere zoon die klaarstaat om in de voetsporen van zijn vader te treden, is prins Filip. Vorige week nog publiceerde Knack brieven die de Vlaamse partijvoorzitters aan hem richtten.

Michel: Ik zal maar niet zeggen wat ik daarover denk, want ik wil beleefd blijven.

Voor ons hoeft u zich niet in te houden.

Michel:(fel) Dat initiatief had iets subversiefs. Ik stoor me echt aan het gebrek aan respect voor de mens Filip. Het is erg arrogant dat ze al die dingen over hem durven te schrijven zonder hem te kennen. Zelf ken ik hem vrij goed en ik geloof dat hij in de eerste plaats een mens is die goed wil doen. Soms te goed zelfs. Dat staat een spontane aanpak vaak in de weg.

De Croo: Ik ben er in elk geval van overtuigd dat Filip koning zal worden. Hij zal natuurlijk een andere stijl hebben dan zijn vader, maar daar is niets mis mee. Iedereen is verschillend. Koning Albert is de beste handelsreiziger van het land en hij kan zich in dertig seconden verkopen, terwijl Filip daar misschien drie uur voor nodig heeft.

Michel: Herman toch! Met zo’n uitspraak help je de zaak nogal vooruit, zeg.

De Croo: Ik wil maar zeggen dat je moet aanvaarden dat er straks een andere persoonlijkheid aan bod komt.

Zou het niet beter zijn om de rol van de koning louter ceremonieel in te vullen?

Michel: Maar nee. Zijn huidige rol is zeer goed. In België hebben we soms iemand nodig die niet alleen boven de partijen staat, maar ook boven Vlamingen, Franstaligen, Brusselaars en Duitssprekenden. Niemand kan toch ontkennen dat de koning een belangrijke rol kan spelen tijdens een politieke crisis? Toen ik in 1999 formateur was, vertrouwde ik hem bijvoorbeeld toe dat ik een akkoord had met de socialisten en dat we niet in de regering zouden stappen zonder de PS. Hij was verbaasd, dacht erover na en vroeg toen Guy Verhofstadt om een regering te vormen. Aan niemand anders dan een koning die boven alle partijen staat, had ik dat ooit verteld. Ook niet aan een president of Kamervoorzitter.

De Croo: De koning is het instrument van de politiek en niet omgekeerd. En verder moet men leren aanvaarden dat Filip niet zoals Albert is. Net zoals Charles niet is zoals Louis en Alexander niet zoals Herman.

DOOR ANN PEUTEMAN EN EWALD PIRONET, FOTO’S LIES WILLAERT

‘De PVV, en later de Open VLD, heeft de middenstand te veel losgelaten.’

‘Door die partijverruimingen zijn we afgedwaald. We zijn vergeten om op economisch vlak rechts genoeg te blijven.’

‘De regering heeft een liberaal programma en het zijn de socialisten die van alles moeten slikken. Alleen zien de mensen dat niet zo.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content