Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

In Londen werd vorige week het lang verwachte Scott-report gepubliceerd over de herbewapening van Irak. Daarover is, zo blijkt, het laatste woord nog niet gezegd.

IN DE LOOP van 1992 begon in Groot-Brittannië een ophefmakend proces tegen Paul Henderson, managing-director van het bedrijf Matrix Churchill, en twee van zijn medewerkers, Trevor Abraham en Peter Allen. Zij werden ervan beschuldigd het wapenembargo tegen Irak te hebben omzeild. Zo nam het Britse Departement van Douane en Accijnzen het ze bijzonder kwalijk in 1989 een hoogtechnologische, computergestuurde draaibank te hebben verkocht aan de Irakezen. Op de export-documenten stond vermeld dat de draaibank alleen voor burgerlijke doeleinden kon worden aangewend. Eigenlijk kochten de Irakezen de machine voor hun wapenindustrie en vooral voor hun kernbewapening.

Tijdens het proces, dat zich veelbelovend aankondigde, geraakte bekend dat Henderson, en een tweetal andere werknemers van Matrix Churchill, de Britse geheime dienst MI 6 en het ministerie van Defensie omzeggens week na week op de hoogte hadden gehouden van de handel van hun bedrijf met Irak. Een gevaarlijke onderneming, want Matrix Churchill behoorde sedert 1987 toe aan het Iraakse TMG Engineering.

Voor de verkoop van de draaibank, beweerde Henderson, had toenmalig minister van Handel Alan Clark oogluikend with a nod and a wink toestemming verleend, wel beseffend dat de machine voor militaire doeleinden kon worden ingezet. Hendersons verdedigers eisten allerhande documenten en directieven, maar kregen nul op het rekest. Want niet minder dan vier ministers en onderministers, onder wie onderminister William Waldegrave van Buitenlandse Zaken, tekenden op het gezag van procureur-generaal sir Nicolas Lyell zogeheten Public Interest Immunity Certificates. Waardoor de opgeëiste stukken van ?nationaal belang” en dus geheim werden verklaard. Toch eiste de rechter inzage van de documenten. Waarna hij oordeelde dat ze de verdediging niet mochten worden onthouden. Bovendien liet hij ex-handelsminister Alan Clark als getuige opvorderen. Die kon niet anders dan toegeven dat hij zijn fiat had verleend voor de uitvoer van de machine en inderdaad wist dat die militair kon worden aangewend. Waarop de vervolgingen tegen Henderson en zijn twee companen werden gestaakt en de conservatieve regering van John Major met een blauw oog achterbleef.

NIEUWE MARKTEN.

Tijdens de daarop volgende interpellaties van de toenmalige Labour-leider, wijlen John Smith, in het Lagerhuis beloofde Major een onafhankelijk onderzoek naar de inbreuken op het wapenembargo en de wapenhandel met Irak. Een initiatief dat hem in eigen rangen erg kwalijk werd genomen.

Van meet af veroorzaakte de onderzoekscommissie, geleid door rechter sir Richard Scott, politieke turbulentie. Want al gauw werd duidelijk dat de conservatieve regering van Margaret Thatcher zelf niet vrijuit ging. Zo werd gaandeweg aangetoond dat sommigen, zonder het parlement daarover in te lichten, een nieuwe, eigen interpretatie hadden gegeven aan het wapenembargo. Kwestie van de Britse wapenindustrie, die zich tijdens de Golf-oorlog tussen Iran en Irak inderdaad nogal terughoudend had opgesteld, nieuwe kansen te bieden.

De Fransen, zeker onder eerste-minister Jacques Chirac, hadden hun steun aan het Iraakse regime nooit onder stoelen of banken gestoken. Aérospatiale en Serge Dassault leverden massaal hun alaam, raketten en jachtbommenwerpers. Na de Iraanse doorbraak op het schiereiland Fao, waardoor zuidelijk Irak en zelfs Koeweit onder het vuur van de Iraniërs kwamen te liggen, versnelden de Franse leveringen nog.

De Duitsers lieten zich evenmin onbetuigd en leverden hun MBB-helikopters, officieel voor burgerlijke doeleinden. Toch bleken de toestellen militair uitgerust en zette het Iraakse leger ze in 1988 in bij de moordende gifgas-aanvallen op de Koerden. Datzelfde jaar nog werden, na een ontmoeting van kanselier Helmut Kohl met de Iraakse buitenlandminister Tariq Aziz, de Duitse kredietlijnen richting Irak voort opengedraaid.

Het beëindigen, in 1988, van de Iraaks-Iraanse vijandelijkheden opende voor Europese en Amerikaanse wapenleveranciers ontzettende markten. Zowel Iran als Irak moesten hun militair apparaat opnieuw bijspijkeren na het conflict dat acht jaar had aangesleept. Vooral Irak, één van de belangrijkste olieproducenten ter wereld, toonde zich een gretig opkoper van gesofistikeerd wapentuig.

De Irakezen beschikten daartoe over een uitgebreid netwerk van bedrijven, gevestigd in zowat alle Europese hoofdsteden en in de Verenigde Staten. Tal van contracten werden met olie betaald. Andere inkopen, bijvoorbeeld via de Italiaanse Banca Nazionale del Lavoro, werden vermomd als graancontracten, die bovendien Amerikaanse staatswaarborgen meekregen. Gaandeweg echter stelden de westerse landen zich weer terughoudender op. Zeker nadat de omvang van de moordpartijen onder de Koerden in het licht kwam en specialisten in de gaten kregen dat de Irakezen aan de uitbouw van een kernarsenaal waren begonnen. In Groot-Brittannië deed de terechtstelling in Irak van journalist Farzod Bazoft de deur dicht. Bazoft werkte in Bagdad aan een enquête naar de opbouw van het Iraaks nucleair wapenbestand en werd prompt als spion geëxecuteerd.

HIGHTECH.

Inzake pure wapenleveringen aan Irak speelden de Britse bedrijven lang geen hoofdrol. Die rol was weggelegd voor de Fransen, Amerikanen, Duitsers en Chilenen. In Chili immers kon de Iraakse president Saddam Hoessein een beroep doen op de duur betaalde diensten van zijn vriend en wapenboer Carlos Cardoen, een West-Vlaming van origine, die hem tonnen fragmentatiebommen leverde.

In Groot-Brittannië speurden de Irakezen vooral naar hightech-materieel, zoals de draaibank van Matrix Churchill en de onderdelen voor het superkanon van de in België opererende Canadese ingenieur Gerald Bull. Toch probeerden Britse wapenproducenten hun deel van de Iraakse markt te veroveren. In die zin moet de (mislukte) opkoop, in 1989, worden bekeken van Generale-dochter Poudreries Réunies de Belgique (PRB) door de Britse munitiefabrikant Astra. PRB beschikte in het Midden-Oosten, vooral in Saudi-Arabië, Jordanië, Egypte en Irak over uitstekende contacten. Die landen fungeerden vaak als ?eindgebruikers” van PRB-munitie en wapentuig bestemd voor Irak. Dit klantenbestand was van groot belang voor Astra, dat op de internationale markt de concurrentieslag wou aangaan met Royal Ordonnance, de Britse staatsleverancier van munitie die ook de weg naar Irak had gevonden. Na de tweede Golf-oorlog, in 1991, stootten Britse soldaten in Koeweit en Zuid-Irak op munitiedepots waar wapentuig opgeslagen lag afkomstig van Royal Ordonnance.

Hoe de Britse wapenindustrie de strenge uitvoerbepalingen op haar handel met Irak had weten te omzeilen, was precies wat rechter Richard Scott moest uitspitten. Toen zijn kommissie in 1992 werd opgezet, bestond het vermoeden dat de regeringen van Margaret Thatcher en John Major meer wisten dan ze tot dan hadden toegegeven. Dat bleek niet alleen uit het getuigenis van Matrix Churchill-manager Henderson, maar ook uit verklaringen van ambtenaren van Buitenlandse Zaken, diplomaten en leden van het parlement.

Zo lichtte het conservatieve parlementslid Hall Miller in ’88 al het Departement van Handel en Industrie (DTI) en het ministerie van Defensie in over de gigantische proppenschieter het superkanon waaraan de Irakezen werkten. Later zou minister Nicolas Ridley beweren dat de regering pas in 1990 van de bouw van het superkanon op de hoogte geraakte. Een onzinnige bewering, temeer omdat kanonnenbouwer Gerald Bull, die begin 1990 werd vermoord, de Britse en Amerikaanse geheime diensten informeerde over zijn werkzaamheden. Zo geraakte onlangs bekend dat de Amerikaanse geheime diensten, via hun Britse collega’s, volkomen op de hoogte waren van de Iraakse nucleaire plannen en precies wisten welke bedrijven in Groot-Brittannië daaraan meewerkten.

INQUISITIE.

Het Scott-report werd vorige week, temidden van het tumult om de jongste IRA-aanslag in Londen, publiek gemaakt. Volgens sommigen was het geen toeval dat de IRA net op dit voor premier John Major benarde moment toesloeg ( zie kader).

Dagen vooraf al bekreunden topconservatieven zoals de gewezen ministers van Buitenlandse Zaken Douglas Hurd en Geoffrey Howe zich over de inquisitie-achtige opstelling van rechter Scott. Getuigen zouden niet de kans hebben gekregen zich te verdedigen of zich door een advocaat te hebben laten bijstaan. Ook de toon waarop Scott en vooral zijn assistente Presiley Baxendale de betrokkenen hadden ondervraagd, zinde ze niet. Scotts belagers zwegen dan weer over de tergende traagheid waarmee de regering de opgevraagde documenten aan de commissie had overgemaakt.

Het rapport maakt duidelijk dat een viertal ministers, onder wie William Waldegrave de prominentste is, het parlement en dus ook the public verkeerd hebben ingelicht over de gewijzigde houding van de regering in de uitvoer naar Irak. Toch valt Scotts eindverslag nogal mee voor de regering-Major. Zo oordeelde de rechter, die de jongste weken onder zware druk stond om zijn conclusies te milderen, dat Waldegrave in zijn brieven naar leden van het parlement, waarin die stelde dat de uitvoerbepalingen ongewijzigd waren gebleven, niet de intentie had te misleiden. Een uiterst belangrijke zin in het verslag. Hij zal nog vaak worden geciteerd om te voorkomen dat, zoals geëist door de oppositie, Waldegrave en enkele van zijn collega’s, onder meer procureur-generaal Lyell, ontslag moeten nemen.

De onrust onder de conservatieve back benchers neemt echter toe. Of zij de komende dagen en weken de regering hun vertrouwen ontzeggen, blijft zeer de vraag. Want in dat geval haalt premier Major het ultieme wapen boven om zijn fractie in de pas te houden : algemene verkiezingen.

Terloops weze gezegd dat, na de Verenigde Staten met de onderzoekscommissie van de Texaanse Democraat Henry Gonzales, en Duitsland, Groot-Brittannië voorlopig het laatste land is dat de wapenhandel met Irak onderzocht. In België, waar destijds een prominente rol werd vertolkt door PRB en andere bedrijven, is deze mistige episode nooit onder de loep genomen. Noch door het gerecht noch door het parlement.

Rik van Cauwelaert

Britse soldaten werden tijdens de Golf-oorlog met Britse munitie bestookt.

Rechter Scott spaarde premier John Major (foto) en diens voorgangster Margaret Thatcher.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content