‘WAAROM ZOU IK IN RIO GEEN GOUD KUNNEN PAKKEN?’

PIETER TIMMERS 'Op de Spelen van Londen was ik twaalfde, ik moet dus nog maar elf plaatsen stijgen.' © IMAGE GLOBE

Eind deze week vindt in Antwerpen het Belgisch kampioenschap zwemmen plaats. Limburger Pieter Timmers wil bewijzen dat hij op schema zit voor het wereldkampioenschap in Barcelona deze zomer. ‘Ik mik graag hoog.’

Het gaat hard voor Pieter Timmers. De Limburgse zwemmer was dé verrassing van de Olympische Spelen in Londen vorig jaar, met een twaalfde plaats op de 100 meter vrije slag. Zijn aandeel in de prestaties van het estafetteteam van de 4x100m, dat de finale zwom en zo Belgische sportgeschiedenis schreef, was groot. En dat in zijn eerste olympiade, al moet gezegd dat Timmers met zijn toen 24 jaar een vrij oude debutant was. In november bevestigde de crawlzwemmer met twee medailles op het EK kortebaan. Als Timmers in dit tempo blijft evolueren, kan hij aansluiting vinden bij de wereldtop.

In het Antwerpse zwembad Wezenberg, waar Timmers ook traint, heeft eind deze week het Belgisch kampioenschap plaats. ‘In januari heb ik me al kunnen plaatsen voor het WK in Barcelona, hét grote doel van dit seizoen’, zegt de rijzige Beringenaar. ‘Ik wil hier nu opnieuw de limiet zwemmen, om mezelf te bewijzen dat ik op schema zit voor het wereldkampioenschap. Dat moet in Barcelona minstens tot een finale leiden, ik hoop zelfs uitzicht te hebben op een podiumplaats.’

Als je dat voor de Olympische Spelen had gezegd, hadden ze je weggelachen. Het gaat wel snel voor jou.

Pieter Timmers: Ja, en toch wist ik dat ik die toptijden vroeg of laat zou halen. Ik mik graag hoog: waarom zou ik op de Spelen van Rio geen goud kunnen pakken? Waarom zou je je anders zo afbeulen op training, als het niet is om je stoutste dromen waar te maken?

Hoe realistisch is een olympische titel?

Timmers: Op de Spelen van Londen was ik twaalfde, ik moet dus nog maar elf plaatsen stijgen. (lacht) Lichamelijk zit er in ieder geval nog veel progressie in. Dat voel ik op elke training.

Rio moet het hoogtepunt van je sportcarrière worden. Is het lastig om daar nu al helemaal naartoe te leven?

Timmers: Ik hou dat bewust nog wat op afstand. Als ik nu al elke dag met Rio in mijn kop zou zitten, ben ik rijp voor de psychiatrie eer het zover is. Eerst komt het BK van Antwerpen, wat een opstap is naar het WK in Barcelona, wat weer een tussentijdse piek moet worden op weg naar het grote doel Rio.

Eén ding komt telkens terug wanneer het over Pieter Timmers gaat: je start kan beter.

Timmers: Ik weet het wel, mijn start ís slecht. Oud nieuws. Ik werk er hard aan en we zien wel wat ervan komt, meer kan ik daar niet over zeggen.

Een zwakke start hoeft geen drama te zijn als je die op een ander punt in de race compenseert. Pieter van den Hoogenband startte ook slecht.

Timmers: Dat is waar. Maar goed van de startblokken komen, is belangrijk. Win ik daar nog een halve seconde, dan spreken we meteen over zwemtijden van een heel ander niveau. Ik heb een kleine primeur voor je: we hebben net ontdekt dat ik beter mijn linkse been iets naar voren zet op het startblok. Die aanpassing levert hopelijk al een beetje tijdwinst op.

Je bent het symbool van de wederopstanding van het Belgische zwemmen. Vroeger ging bij grote toernooien het grapje dat we al blij mochten zijn als niemand van de zwemselectie verdronk, nu zwemmen de Belgen zelfs in estafette olympische finales.

Timmers: Tot een aantal jaren geleden stelde de sport hier niet veel voor, nee. Maar de kentering is ingezet en het zal de komende tijd nog fel beteren. De estafetteploeg is het beste bewijs. Die ploeg is eigenlijk ook het geheim achter de goeie individuele uitslagen. We hebben nu een kern van goeie zwemmers die allemaal hier in Antwerpen trainen. Je trekt je aan elkaar op, want natuurlijk daag je elkaar weleens uit. Ook buiten het zwemmen spreek ik vaak af met de estafettejongens, om samen een film te bekijken of voor elkaar te koken of zo. Ze zijn mijn collega’s en tegelijk mijn beste vrienden.

Ze zijn ook concurrenten.

Timmers: Dat is waar, maar zo voel ik het niet aan. We zijn niet elkaars concurrenten in het dagelijks leven, als je begrijpt wat ik bedoel. We wensen elkaar op alle vlakken het beste toe.

Jouw prestaties zorgen ervoor dat jij met de meeste aandacht gaat lopen. Zijn de anderen niet jaloers?

Timmers: Ik denk het niet. Ik ervaar het in ieder geval niet zo, al zou ik het wel begrijpen als daar jaloezie over zou zijn. De anderen werken ook hard, willen ook resultaten neerzetten en aandacht krijgen.

Wie is je grootste concurrent?

Timmers: Momenteel zeker Glenn Surgeloose. Hij is voorlopig nog mijn huisgenoot, tot ik verhuis naar de herenwoning die ik net met mijn vriendin heb gekocht. Glenn heeft diep gezeten, maar sinds ook hij met Ronald Gaastra werkt, vliegt hij. We trainen bijna altijd samen. Op de 100m ben ik nog beter, maar op de 200m ligt hij momenteel voor. We gaan elkaar de komende jaren nog vaak de duvel aandoen.

Gaastra leidde eerder Frederik Deburghgraeve naar olympisch goud. Je coach heeft de reputatie niet de gemakkelijkste te zijn.

Timmers: Je moet weten hoe je hem moet aanpakken, ja. (lacht) Maar om nu te zeggen streng… je bent met topsport bezig, hè. Ronald is iemand die nooit tevreden is met minder dan het maximum. Hij draait nooit rond de pot en daar hou ik wel van. Maar ik begrijp dat sommige mensen hem anders kennen. En Ronald is zeker niet iemand die je tegen de schenen wilt schoppen. (lacht)

Hebben jullie weleens meningsverschillen?

Timmers: Als ik het anders zie, dan zeg ik dat, ja. Ronald kan daar tegen. Hij wil net dat we feedback geven: dit is goed en dat voelt fout. Dat is ook een van de redenen waarom Ronald mij er zo graag bij wilde. Ik heb een tijd in Nederland gezwommen, bij zwemclub PSV. Daar heb ik geleerd mijn mening te zeggen en dat heb ik hier dus ook in de groep aangebracht: ligt er iets op je lever, laat het dan horen.

Die periode in Nederland is heel belangrijk voor mij geweest, ook in de ontwikkeling van mijn persoonlijkheid. Ik woonde voor het eerst alleen, in een ander land, met een andere mentaliteit. Allemaal nieuwe dingen die op je afkomen en op een of andere manier moet je je toch staande houden: zoiets vormt een mens. Toch had ik als Belg op een gegeven moment het gevoel dat ik weg moest, dat ik daar niet verder kon groeien. Naarmate de Olympische Spelen dichterbij kwamen, ging PSV zich meer richten op de Nederlanders. Logisch, natuurlijk.

Verklaart die Nederlandse tussenstap ook waarom jij pas als late twintiger aan de oppervlakte komt?

Timmers: Gedeeltelijk. Ik begon pas op mijn vijftiende een beetje goed te worden, een leeftijd waarop anderen al om titels zwemmen. Daarna ben ik lang bij mijn oude club in Beringen gebleven. Ik amuseerde me en zag niet direct een reden om te vertrekken. Pas tijdens mijn studie dacht ik: misschien moet ik toch maar prof worden. Mijn ouders wilden mij steunen, maar eerst moest ik een diploma behalen. Ik was al 21 voor ik alles op het zwemmen zette.

Bekijk je die studententijd achteraf als tijdverlies?

Timmers: Helemaal niet. Ik heb op een heel relaxte manier mijn studie en mijn sport kunnen combineren. Ik trainde niet op hoog niveau, maar had wel voldoende zelfdiscipline om de teugels niet te laten vieren, om op te passen met alcohol en goed te eten en te slapen. En tegelijk heb ik het plezier kunnen behouden van de tiener die het allemaal nog moet ontdekken.

Toch zei je in Het Belang van Limburg: ‘Eigenlijk zwem ik niet zo graag.’

Timmers: Zwemmen op zich vind ik niet leuk, nee. Hoe moet ik dat uitleggen… ik ben graag topsporter, ik ga graag tot het uiterste, maar zwemmen is niet iets wat ik uitzonderlijk graag doe. Ik kick op het fysieke en op de uitdaging, maar het had net zo goed een andere sport kunnen zijn. Ik denk dat het bij veel zwemmers zo is. Wie vindt het niet hatelijk om iedere dag, nog voor de rest van de wereld zelfs maar wakker is, in koud water te springen? Dat is gewoon niet leuk. Ik zal nooit nog voor mijn plezier in een zwembad duiken. Ik vind het zelfs bijna niet te begrijpen wat niet-atleten bezielt die hier in Wezenberg baantjes komen trekken. Mij zie je na mijn carrière niet meer in de buurt van een zwembad.

Hoe graag win jij?

Timmers: Winnen is heel belangrijk. Zelfs bij de kleinste wedstrijd, zelfs bij een kort sprintje op training. Als ik dan toch in een zwembad spring, wil ik wel als eerste aantikken. (lacht)

Win je graag genoeg om er doping voor te gebruiken?

Timmers: Dat is iets heel anders. Het is bij het zwemmen niet zoals bij het wielrennen: ik moet geen enkele hoop koesteren miljonair te worden. Je doet het voor jezelf, voor de eer en de uitdaging. Winnen is een groot goed, maar hoe zou je ervan kunnen genieten als je weet dat je vals hebt gespeeld?

Tijdens de laatste Olympische Spelen werd niet één zwemmer betrapt, maar geruchten waren er genoeg.

Timmers: Je weet niks tot het bewezen is. Ze hebben dat Chinese meisje hard aangepakt omdat ze sneller ging dan Ryan Lochte (de 16-jarige wisselslagzwemster Ye Shiwen zwom een snellere laatste baan dan de kampioen bij de mannen, nvdr), maar ik vind het verkeerd om iedere uitzonderlijke prestatie meteen verdacht te noemen. Nee, onschuldig tot het tegendeel bewezen is, zeg ik.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Ik vind het verkeerd om iedere uitzonder-lijke prestatie meteen verdacht te noemen.’

‘Mij zie je na mijn carrière niet meer in de buurt van een zwembad.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content