Waren er in de ‘goeie ouwe tijd’ dan geen hartklachten ? Zijn hartproblemen een typische beschavingsziekte ?

Toch niet.

“Een wonde in de hartstreek is dodelijk en hartziekten genezen niet. ” Dat was wel zo ongeveer wat men er in de Oudheid over wist. Ondanks het feit dat men het hart in die tijd al nauwkeurig observeerde. Wél werd al een verband gelegd tussen de hartslag enerzijds en de gezondheid, de leeftijd en lichamelijke aktiviteiten anderzijds. En omdat men zag dat de hartslag versnelde als de emotie toesloeg, werd het hart ook tot het symbool van de gevoelens verheven.

In de loop der eeuwen hebben chirurgen de werking van het hart beter en beter leren begrijpen. Maar de ‘Grote Sprong Voorwaarts’ uit de cardiologie dateert toch nog maar pas uit de jaren dertig. En dit dankzij een beter begrip van de fysiologie, de patologie, de farmacologie en een grondiger kennis van bruikbare onderzoeksmetoden en chirurgische ingrepen.

DIKKE BUIKEN

Pas vanaf het einde van de middeleeuwen en in de renaissanceperiode werden geregeld autopsieën uitgevoerd. Niet om de organen te bestuderen, maar wel uit angst voor vergiftingen. Zodra er ook maar iemand van enig aanzien stierf, werd het lichaam grondig op gifsporen onderzocht.

In die tijd verdeelden de edelen hun tijd tussen toernooien, jacht en oorlog. Ze wisten dat ze bij het eerste teken van zwakte door hun erfgenamen opzij gezet zouden worden. Dus waren ze wel verplicht om voortdurend hun eigen grenzen te overschrijden. Vaak stierven ze na een zware inspanning. Aan een hartkwaal. Zelden werden ze trouwens ouder dan dertig.

In de negentiende eeuw werd dik zijn een teken van welstand. Iedereen moest kunnen zien hoe hoog een burger op de sociale ladder was geklommen. En dus werd veel eten en nog meer drinken een noodzaak. Een ronde buik én een jasje dat je na de maaltijd wel moést losknopen, waren de uiterlijke kenmerken van een nieuwe welvarende klasse. Met levercirrose, hoge bloeddruk en hartinfarcten als gevolg.

Maar de burgers van de voorbije eeuwen waren niet de eerste die de gevolgen van overvloedig tafelen aan den lijve ondervonden. In tegenstelling tot de Grieken die een mooi en gezond lichaam wisten te waarderen, waren de Romeinen erg gesteld op welgevulde tafels en sloten wijn. Bovendien trachtten zij iedere lichamelijke inspanning tot een minimum te beperken. Hartinfarcten moeten ook in die tijd niet zeldzaam geweest zijn.

Nog andere slachtoffers van de tafelgeneugten waren de middeleeuwse monniken uit de grote kloosters. Hoe groter de feesten die zij organizeerden, hoe overvloediger het koninkrijk met hemelse zegeningen zou overladen worden. En dus werd zowat alles een voorwendsel om te feesten : men vierde zowel de lokale heiligen als de verjaardag, de wijding of het overlijden van de wereldlijke soeverein.

Geestelijken en leken waren met al hun dineetjes toch drie van de twaalf maanden in de weer. In de rijkere kloosters mocht elke monnik zich op vleesdagen een drietal liter wijn inschenken en kreeg iedereen nog eens tussen de 5000 en 9000 kalorieën voorgeschoteld, zowat het dubbele van de inname op een ‘gewone’ dag…

M.R.

LEONID BREZNJEV, sekretaris-generaal van het centraal komitee van de kommunistische partij van de Sovjetunie, was – mede door zijn zwaarlijvigheid – gevoelig voor suikerziekte. Hij had eveneens last van hoge bloeddruk en kampte met een te hoog cholesterolgehalte. Op 15 juli 1968 zond de USSR een waarschuwing aan het adres van de Tsjechische regering. Op 3 augustus was Breznjev bereid om met de Tsjechische leider Dubcek te onderhandelen. De gesprekken werden echter om onduidelijke redenen afgebroken. Ondertussen weten we dat Breznjev toen door een hartaanval was getroffen. En ook daarna kreeg hij nog verschillende infarcten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content