Video-skulpturen in Duitsland sinds 1963.
INRenzo Piano’s nieuwe museum in Lyon worden Wolf Vostell en Nam June Paik plechtig gecelebreerd. Ook in de reizende tentoonstelling ?Video-skulpturen in Duitsland sinds 1963″ aanbeland in het Gentse Museum van Hedendaagse Kunst worden zij als legitieme vaders van de beeldschermkunst erkend. Onder de verzamelnaam Fluxus verwezenlijkten ze in 1963 in Amerika en Duitsland hun eerste neo-dadaïstische exploten. Vostell sloeg tv-schermen stuk of wierp er slagroomtaartjes tegenaan, wikkelde ze in prikkeldraad en begroef ze. Ook Paik koelde zijn woede op het jonge medium door schermen onklaar te maken en er hulpeloos flikkerende skulpturen van te maken.
De hulde in Gent is bescheidener, mooier ook. Paik’s zittende boeddha kontempleert een brandende kaars in een televisiekast die van zijn scherm en technische ingewanden beroofd is. Het beeldje vormt het centrum van een rustige zaal met collages, zeefdrukken en kleurenlito’s van Paik. Dat is zijn aanvaardbare kant. In Lyon etaleert hij megalomane kitsch. In een ongebreidelde polyptiek van monitoren is alle poëzie opgeblazen tot schaamteloze beeldsensatie.
Vostell, in Lyon evenmin gehinderd door maatgevoel, is in Gent op zijn best met een sobere video-skulptuur : in een metalen sokkel vatte hij zijn eerste fluxus-filmpje, bovenop plaatste hij een gekanteld TV-scherm dat in een stevig betonblok ingekapseld zit. Het filmpje ?Sun in Your Head”, een collage van springerige beelden, dateert van het wonderjaar 1963. Het was bedoeld als tegengif voor de kontinue beeldinformatiestroom van de media. Hoewel het nog op celluloid gefilmd is, geldt het als de allereerste videoband. Pas twee jaar later zou de eerste videorecorder op de markt komen.
Enige naïviteit in de ideeën en een zekere puurheid in de vorm was de pioniers in de pionierstijd niet vreemd. Wulf Herzogenrath, samensteller van de tentoonstelling, meent dat de Amerikaanse produktie in die jaren veeleer op het dokumenteren van performances en body art gericht was, terwijl in Duitsland het skulpturale en het objekt-aspekt meer op de voorgrond traden. Paik en Vostell, die beiden vooral in Duitsland aktief waren, hebben die eigenschappen overgedragen op de volgende generatie. Die leverde nogal wat leraren aan Duitse kunstscholen op, die op hun beurt de jongeren beïnvloedden. Dat maakt dat op de tentoonstelling ?Video-skulpturen in Duitsland sinds 1963″ het pure, het objektmatige en het kinderlijke of het utopische de boventoon voeren.
CASTRO.
In de installaties van outsider Klaus vom Bruch is het evenwel de ruimtelijke dimensie die primeert. Het museum van Gent last van hem een werk uit de eigen kollektie in, omdat het zo welsprekend is. De toeschouwer belandt in een overgangszone tussen twee polen van draadloze wereldkommunikatie, waarin naast de energie uit ritmisch pompende machines nog plaats is voor een korte revolutionaire boodschap uit de gloriedagen van Fidel Castro.
Vom Bruchs interstellaire kommunikatie klopt technisch perfekt, al komt ze met weinig spitstechnologische middelen tot stand. Anders is dat bij Jeffrey Shaw die de toeschouwer een van blauwe grondlichtjes voorziene startbaan opstuurt, ?Royal Road”, (1985/93). Hij betreedt een interaktieve ruimte waarbij hij wandelend verschillende computergestuurde beelden in werking stelt, die op een groot scherm verschijnen. In dat virtuele landschap komt hij onder andere Yves Klein, Oshima en Jeroen Bosch tegen.
Ulrike Rosenbach vraagt ingetogen kontemplatie bij een ?Requiem für eine Eiche”, (1993) een over vier stèles variërend dubbelbeeld van een flakkerende toorts en de ranke takken van een boom. Ondanks het gebruik van videodisc is dit een klassieke, tijdloze evokatie van verzengende kracht, natuur en vergankelijkheid. Jean-François Guiton maakte een plastische evokatie van de strijd van Don Quichot tegen windmolens die hij voor vijandige ridders aanzag. De literaire metafoor van de ingebeelde strijd wordt tot een wat geabstraheerd poëtisch beeld gesneden, ?Pour Dulcinée I” (1989/90). Vijf slanke, met kleine elektrische motoren uitgeruste molens op hoge witte poten staan tegenover een monitor waarop uit het duister een gestalte opduikt, heftig zwiepend met een stok, in de lucht, bij wijze van schijngevecht.
Iets van de aversie die de pioniers in hun pionierstijd aan de dag legden voor de hersenspoelende macht van de kijkbuis is terug te vinden in de video-installatie ?Objekt zur teilweisen Verdeckung einer Videoszene” (1972) van Rainer Ruthenbeck, amper vijf jaar jonger dan Paik en Vostell. In een voetgangerszone van Düsseldorf plaatste hij een muzieklessenaar. Hij overtrok de bovenkant met een zwart doek dat er als een zwart scherm ging uitzien. Hij filmde de lessenaar en de voorbijgangers. Het resultaat op video is een straatscène in Düsseldorf met in het midden van het beeld een zwarte rechthoek die almaar groter wordt tot hij haast het hele beeldvlak inneemt. Voorwaar een rabiate, zij het simplistische manier om een kijker met zijn neus op de werkelijkheid van het scherm te drukken en hem voor altijd op het verschil in te prenten met de werkelijkheid daarbuiten, bij voorbeeld in een voetgangerszone in Düsseldorf.
Franziska Megert verenigt skulpturale, schilderkunstige en inhoudelijke elementen van de klassieke kunst met moderne videotechnologie. Dat levert ambivalente en versatiele beelden op. ?Arachne-Vanitas” (1991), het tweede deel van een trilogie met tema’s uit de antieke mytologie, bestaat uit twee videotorens. Elke toren wordt gevormd door drie gestapelde schermen waarop respektievelijk de torso, het onderlichaam en de voeten van een jonge en een oude naakte vrouw evolueren en gebeurlijk onderling van plaats verwisselen.
SPINNEN.
Over die beelden heen bewegen zwarte of witte spinvormen. Soms schijnen de twee vrouwen, of de splitsingen van dezelfde vrouw, in een woordeloze kommunikatie met elkaar gewikkeld, misschien zelfs een duel. De installatie nodigt uit tot een bespiegeling over jeugd en ouderdom, schoonheid en verval van het lichaam, kreativiteit en vernietiging. Het onderwerp gaat terug op de myte waarin de godin Atena een weefduel aangaat met Arachne, de schone Lydische, en verliest. Uit woede verandert ze de Lydische in een spin. Zo kan Arachne blijven weven, maar verliest haar voor de godin bedreigende identiteit.
De indringende suggestie van tastbare lichamelijkheid aan de hand van vluchtige videobeelden draagt in niet geringe mate bij tot een besef van de fundamentele dubbelzinnigheid van de waarneming. Op het minuskule beeldschermpje, ingewerkt in een koket telefoonkastje uit groene kunststof van Birgit Brenner, is de aantrekking van het lichamelijke helemaal teruggebracht tot een element in een rituele uitputtingslag tussen een protagoniste en haar ingebeelde partner die misschien slechts een afsplitsing is van zichzelf.
Na de Don Quichot van Guiton en de Arachne van Megert is dit video-objekt ?Rouge Essentiel 52, Lancôme, 25 minuten schminken” (1993) van Brenner het derde spiegelgevecht op de tentoonstelling. In de drie gevallen verzeilt ook de toeschouwer, aan de andere kant van het scherm, in een mentale konfrontatie met de vicieuze cirkel van een in laatste instantie solipsistische kommunikatie. Dit inzicht wordt door Dieter Kiessling op een letterlijke manier geënsceneerd in het gesloten circuit van twee videocamera’s en twee monitoren (?Ohne Titel”, 1990) waarin ook de argeloze toeschouwer verstrikt geraakt. Het brandende aspekt van totale bewaking door video dat in deze installatie aangeraakt wordt, verschijnt op een ironische manier in de ?Videowächter” van Anna Anders. Haar bewakingsvideo’s brengen onze klassieke suppoosten in beeld, die op hun beurt door de ongenadige camera geobserveerd worden.
Het is de jonge Rainer Oldendorf (35) gegeven om met een werkbaar programma voor open en aktieve kommunikatie de vicieuze cirkels en de gesloten circuits te doorbreken. Hij werd door konservator Jan Hoet aan de mooie maar vrij statische tentoonstelling van Wulf Herzogenrath toegevoegd, en vormt er meteen de belangrijkste aantrekkingspool van. Oldendorfs ?site-specific sculpture” is een wat ouwelijk maar gezellig salon, niet ongelijk aan dat van Johan Germonprez op het jongste Time-festival.
De bezoekers nestelen zich in de sofa, roken, drinken, praten en maken hun keuze uit een tiental videotapes. Sommige bevatten experimentele, anarchistische filmpjes uit de jaren zeventig van de Free Cinema-groep in het Duitse grensstadje Lörrach nabij Basel. Ze dokumenteren niet enkel een stukje ?andere” cinema boordevol citaten van door de amateuristische groep bewonderde kineasten maar ook de persoonlijke bewustwording en levenskeuze van Rainer Oldendorf.
LÖRRACH.
Zeker de moeite van het bekijken waard zijn de twee kant en klare delen (16mm, kleur, 23’30”) van Oldendorfs geplande langspeelfilm ?Marco”. Telkens als de kunstenaar ergens voor een tentoonstelling uitgenodigd wordt, begeeft hij zich ter plekke, organizeert er de financiering van het volgende stukje film, zoekt er nieuwe akteurs uit onder gewone lui, en werkt met hen samen aan een vervolg voor de film.
Het hoofdpersonage, Marco, jeugdvriend uit Lörrach en alter ego van Oldendorf, blijft hetzelfde. We weten dat hij een wat marginaal bestaan leidt en betrokken is bij extra-legale aktiviteiten, wie weet zelfs terrorisme. We zien jongelui elkaar het wachtwoord ?Vrijheid is een mysterie” doorspelen en voor de rest vrij alledaagse dingen doen met een parfum van lichte absurditeit evenwel.
Een verbluffend aspekt is dat elk deeltje grotendeels bestaat uit reprises van scènes uit bestaande, door de kunstenaar gekoesterde films. Het eerste luik, gedraaid in Düsseldorf, herneemt stukken uit Fassbinders ?Dritte Generation”. Het tweede, in opdracht van de Biënnale van Lyon, bevat onder andere nagespeelde scènes uit ?Alphaville” van Godard en ?Cet obscur objet du désir” van Bunuel. De projektie op de Bïënnale gebeurde op het plafond, de kijkers lagen uitgestrekt op bedden. Terwijl er in het eerste deel Duits gesproken wordt, bedienen de akteurs in deel twee zich van het Frans. Binnenkort begeeft Oldendorf zich naar Tel-Aviv.
Elementen van plaats, toeval en (wisselende) taal worden aldus naadloos verweven met vaste, gerecycleerde patronen uit bestaand materiaal. Stilaan ontstaat een opwindend verhaal uit de chaos. Het evoceert de geschiedenis van de buiten-parlementaire linkerzijde in Duitsland, lees ook : de milieus van de Rote Armee Fraktion. De ironie van het toeval wil nu dat Marco en zijn bende straks in Israël dicht in de buurt zullen komen van de situatie van de échte R.A.F. leden die in Palestijnse kampen opgeleid werden om er te leren hoe je Duitsers, de historische vijanden van de joden, om het leven brengt. Zowaar een verfrissende aanpak, redelijk ongewoon in de milieus van beeldende kunst & cinema.
Jan Braet
T/m 17.3, Museum van Hedendaagse Kunst, Citadelpark, Gent. Elke dag behalve op maandag open van 9.30 tot 17 u.
Rainer Oldendorf Marco, 1. deel Düsseldorf, Ausstellungsraum Thomas Taubert, vormgeving Gabriele F. Götz : verfrissend.