Geen beroepsgroep groeit sneller dan die van de vrije beroepen. Onder het gewicht van hun aantal verliezen artsen en advocaten hun sociaal prestige. Kris Peeters (NCMV) licht de cijfers toe.

AFGEZIEN van de speciale positie van de uitzendarbeid, kent geen enkele beroepsgroep een zo spectaculaire expansie als die van vrije beroepen. De afgelopen vijftien jaar groeide het aantal artsen, advocaten, accountants, architecten en andere zelfstandige dienstverleners met 95 procent. De Federatie voor Vrije en Intellectuele Beroepen, die werkt in de schoot van de zelfstandigenvereniging NCMV, telde bijna een verdubbeling tot 120.695 beoefenaars van vrije beroepen. Het totaal aantal zelfstandigen nam in diezelfde vijftien jaar toe met een bescheidener zeventien procent. En, zo stelt eenieder jammer genoeg vast, de arbeidsmarkt van de werknemers wast vooral in de werkloosheid. Het toenemend uitoefenen van het vrije beroep is bovendien hoofdzakelijk een Vlaamse aangelegenheid. Nu is meer dan de helft van de beoefenaars in Vlaanderen actief.

Ondanks hun ordes, balies en andere beroepsverenigingen telt Kris Peeters steeds meer artsen, advocaten en architecten onder de leden van zijn vereniging, die vroeger middenstandsverbond heette en zich nu opwerpt als de organisatie voor zelfstandige ondernemers. Weet de secretaris-generaal van het NCMV wat de oorzaken zijn van die explosieve groei ? Onvoldoende toekomstmogelijkheden op de arbeidsmarkt, wellicht ? ?In een aantal gevallen is het vrij beroep inderdaad de wachtkamer voor een job in dienstverband in de privé-sector of bij de overheid. Dat is minder het geval voor artsen en tandartsen, maar zeer uitgesproken bij de avocaten. Jonge licentiaten in de rechten vinden minder makkelijk dan voorheen een baan in het bedrijfsleven. Zij vluchten als stagiair naar de balie. Neen, hun stagevergoeding is geen hongerloon meer, hoewel nog ferm onvoldoende.

In het algemeen is het toenemen van het aantal beoefenaars van vrije beroepen vooral een gevolg van de doorstroming naar het hoger onderwijs, de universiteit. Voorts blijken veel jongeren de vrijheid en de zelfstandigheid van het vrij beroep aantrekkelijk te vinden. Zij laten zich verlokken door de van oudsher goeie naam en faam van het inkomen van onder meer artsen en advocaten. De zelfstandige arbeid : dat is terecht. Maar in het inkomen vergissen zij zich. Voor de meerderheid van de vrije beroepen is de tijd van het schitterende inkomen voorbij.?

MEER VROUWEN.

De vervrouwelijking van het hoger en universitair onderwijs leidt automatisch tot de vervrouwelijking van het vrij beroep. In 1994 was één op drie beoefenaars van een vrij beroep een vrouw, vijftien jaar geleden slechts één op vijf. Vrouwen treden massaal toe tot de medische wereld en ook aan de balies trekken meer en meer vrouwen de toga aan. De vervrouwelijking van de professionele wereld is natuurlijk een algemene maatschappelijke trend. Maar in het vrij beroep is ze uitgesprokener. De onafhankelijkheid van het vrij beroep is voor veel vrouwen een bijkomende troef. Velen van hen willen zeker een carrière opbouwen, anderen zien in de autonomie de mogelijkheid hun werk te combineren met hun gezinsleven. Een advocate kan haar eigen werkvolume regelen, zeker als haar honoraria niet het hoofdinkomen uitmaken van het gezin.

Met grote gêne bekent Kris Peeters dat hij weet heeft van studies, met name voor de magistratuur, die aantonen dat wanneer veel vrouwen de rangen van een beroep aanvullen, het maatschappelijk prestige ervan daalt. Het maatschappelijk prestige van het vrij beroep is inderdaad niet meer wat het was. Notarissen, architecten en anderen stonden vroeger op een piëdestal. Door de aangroei van hun aantal en omdat hun inkomen en dus hun levensstandaard niet meer schitteren als weleer, tuimelden zij eraf. Ouderen hebben daar moeite mee. ?Niet het prestige is belangrijk, wel de maatschappelijke erkenning van het vrij beroep,? troost de secretaris-generaal van het NCMV.

De groei is het opvallendst in de medische sector, leren de cijfers van de Federatie voor Vrije en Intellectuele Beroepen (FIVB). De helft van de zelfstandige vrijeberoepsbeoefenaars draagt een witte jas : artsen, tandartsen, apothekers, dierenartsen en paramedici zoals kinesisten en zelfstandige verpleegkundigen. Plethora-cijfers. Het artsencorps is volgens de cijfers van het ministerie van Volksgezondheid, met 38.369, groter dan de goed 24.000 van het FVIB. Dat komt doordat niet alle artsen het zelfstandigenstatuut van het vrij beroep hebben, velen werken in dienstverband.

Dit grote aantal artsen schept trouwens problemen. De ziekteverzekering stelt vast dat elke bijkomende arts ook bijkomende medische consumptie kost, zonder dat de algemene volksgezondheid daar veel bij wint. Een beetje beperking van het aantal artsen zou het Rijksinstituut voor Ziekteverzekering (Riziv) niet slecht vinden. Als besparing in de sociale zekerheid. Ook de artsen zelf vinden dat hun beroepsgroep te groot wordt. Te weinig inkomen moet over te velen worden verdeeld. Als voorlopig eindpunt van een lange, hete discussie over de numerus clausus de beperking van het aantal nieuwe studenten geneeskunde richtte de regering een planningscommissie op. Die moet uitkienen hoeveel artsen en tandartsen nodig zijn om een goede volksgezondheid te verzekeren. De Vlaamse regering is een stapje voor en verplicht de kandidaat-studenten geneeskunde vanaf het komende academiejaar een toegangsexamen af te leggen, kwestie van hun aantal te beperken. En in een recente sociale wet staat theoretisch de verplichte pensioenleeftijd voor artsen ingeschreven. Maar in tegenstelling tot de praktijk in de wereld van de werknemers (met onder meer het brugpensioen), remt de medische corporatie liever bij de jongeren af dan bij de ouderen.

DURE APOTHEKEN.

Jonge apothekers geraken nog moeilijk in het vrij beroep. Het is trouwens de enige beroepsgroep die krimpt. Niet dat er crisis aan het geneesmiddelenverbruik knaagt, de oorzaak is eenvoudiger : het aantal apotheken is wettelijk vastgesteld, wat de opening van nieuwe vestigingen onmogelijk maakt en de overnameprijs voor bestaande naar ongelooflijke hoogten stuwt. Er zijn 5.244 apotheken in België, 4.545 apothekers zijn zelfstandige beroepsbeoefenaars, een ongeveer even groot aantal werkt in dienstverband in een officina. (Een kleine groep werkt in de farmaceutische industrie en de klinische biologie). Apotheken zijn investeringszaken, zodat ongeveer dertig procent toebehoort aan ziekenfondsen, coöperatieven, dierenartsen en vaak zelfs buitenlandse investeerders.

Ook de vestiging van notarissen en gerechtsdeurwaarders is wettelijk beperkt. Notarissen en deurwaarders bekleden een speciale positie onder de beoefenaars van het vrij beroep. Ze zijn tegelijk ook openbare ambtenaren die officiële taken verrichten. Ten gevolge van het beperkte aantal notariaten is het veeleer algemeen dan uitzonderlijk dat de eerste klerk van een notaris een confrater is, die de pech had dat zijn vader geen notaris was of niet rijk genoeg om een notariaat over te kopen.

Een groot stuk van de werkgelegenheid in de sector vrije beroepen is bezet door mensen die ?voor een vrij beroep studeerden?. Het andere deel bestaat uit administratief en secretariaatspersoneel. De totale werkgelegenheid is geteld op 135.937. Een cijfer dat voorzichtig te hanteren valt bij de vaststelling dat de goed 12.000 advocaten, notarissen en deurwaarders samen slechts 11.844 personeelsleden in dienst hebben. Een statistische onvolkomenheid of een grijze arbeidsmarkt in de juridische wereld ?

Over de inkomenspositie van het vrij beroep bestaat de grootste onzekerheid. Hoe vrij het beroep ook mag zijn, het inkomen is weinig bepaald door vraag en aanbod op een vrije markt. Kris Peeters : ?Het aantal beoefenaars van een vrij beroep stijgt enorm. Maar de prijzen of honoraria van hun diensten dalen niet als gevolg van het groter dienstenaanbod. Artsenhonoraria zijn gekoppeld aan de terugbetalingstarieven van de ziekteverzekering, advocaten en anderen liggen vast op minimabarema. Enkel bij de economische vrije beroepen zoals bij revisoren, accountants en boekhouders dalen de prijzen.?

RIJKEN EN ARMEN.

Wel moeten nu meer beoefenaars een omzeggens constant globaal inkomen onder mekaar delen. Zo leert een studie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (met de meest recente cijfers, die van 1990) dat het inkomen van de gemiddelde Belgische huisarts in vijftien jaar met 31 procent verzwakte. Van de zowat zevenduizend tandartsen kregen er in 1993 tweeduizend minder dan één miljoen frank terugbetaald van de ziekteverzekering. Volgens het tandartsenverbond is één miljoen het minimum om het hoofd boven water te kunnen houden.

Een gevolg is het ontstaan van een duale situatie in de vrijeberoepswereld : artsen met veel werk tegenover dokters die wachten op patiënten ; specialisten tegenover huisartsen ; advocaten met een bloeiende praktijk tegenover jongeren met juridische klussen ; partners van law firms tegenover dorpsadvocaten…

Nog maar onlangs veroordeelde de Raad voor Mededinging de vaste minimumtarieven die de Orde van Architecten haar (verplichte) leden voorschrijft. Het administratief rechtscollege verbood de Orde minimumtarieven op te leggen of overtredingen met tuchtsancties te bestraffen. Andere vrijeberoepsgroepen geloven niet dat die veroordeling op hen van toepassing is.

Peeters wil met moeite gezegd hebben dat de deontologie die de verschillende vrije beroepen koesteren, een vorm van inkomensbescherming is. ?De deontologie is zeer belangrijk, zij waarborgt de zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Ze biedt een minimum aan waarborgen aan de cliënten.?

In België bestaat geen specifieke eigen vennootschapsvorm voor het vrij beroep het beroep zelf is niet eens duidelijk gedefinieerd. Voor zover de deontologische code van het betrokken beroep het toelaat, kunnen de beoefenaars opteren voor een bestaande vennootschapsvorm waarvan het doel burgerrechtelijk is omschreven. In tegenstelling tot de beweringen, zijn de vrije beroepen helemaal niet zo geneigd hun activiteit in een vennootschap onder te brengen, noteert hun federatie. Van de 254.870 vennootschappen in het land zijn er slechts 8.413 burgerrechterlijk, amper 3,30 procent. Niettemin versterkt de trend naar de vorming van grote advocatenbedrijven, revisorenkantoren en artsenvennootschappen.

?De tijd is wel aangebroken,? zegt Peeters, ?om de verschillende beroepen in één huis te brengen, advocaten, accountants, boekhouders en zelfs de notaris. Dat is dan een soort economische polykliniek, die alle problemen van de kleine en middelgrote ondernemingen kan oplossen.? Het NCMV onderneemt pogingen om dat te stimuleren. Bij bedrijfsrevisoren en accountants vindt het openheid en begrip. Voor de notarissen moet er een nieuwe wet komen. De ordes van de advocaten liggen dwars, ze goochelen met de onafhankelijkheid en stellen problemen van honorering. Maar ?die leven nog in de negentiende eeuw.?

Guido Despiegelaere

Jonge afgestudeerde juristen bedelen werk aan de balie.

Artsen herverdelen hun inkomen node.

Kris Peeters (NCMV) : er is een polykliniek van vrije beroepen op komst.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content