Hoe de Turken in Europa kwamen en wat zij er deden en lieten. Nu in Bonn te zien.
OMSTREEKS 1360 was een zekere emir Osman de militaire leider van een klein gebied in het noordwesten van Anatolië, aan de Aziatische kant van de Bosporus. Hij zou de grondlegger worden van het Osmaanse Rijk dat zich in 1402 al uitstrekte over een deel van de Balkan en over heel het huidige Turkije. In 1453 werd ook Konstantinopel ingenomen en omgevormd tot de hoofdstad Istanbul. Het Osmaanse Rijk kreeg zijn grootste bereik onder Suleyman of Soliman de Prachtlievende, die regeerde van 1520 tot 1566. Toen strekte het rijk zich uit over heel het Nabije Oosten, Arabië, de noordkust van Afrika, Algerije en tot aan de poorten van Budapest en Wenen. In dat rijk woonden Turken, Grieken, Armeniërs, Koerden en Arabieren, ook al werden die volkeren in Europa allemaal ?Turken” genoemd. De drie grote religies werden er beleden : kristendom, jodendom en islam, al gaf de islam wel de hoofdtoon aan.
Omstreeks 1500 konden de Osmaanse en de westerse kulturen met elkaar wedijveren, zowel op het militaire, het technische, het wetenschappelijke als het artistieke vlak. Solimans bewind leidde echter ook de neergang in. Zeker na 1683, toen Wenen door de Turken voor de tweede maal tevergeefs belegerd werd, konden de Osmaanse leiders niet meer de moed en de middelen opbrengen om de expansie in Europa voort te zetten. In de loop van de achttiende en de negentiende eeuw zouden westerse machten, zoals Frankrijk en Engeland, stukken van het rijk inpalmen. Noord-Afrika werd Frans, het Nabije Oosten grotendeels Engels gebied. De onafhankelijkheid van Griekenland werd erkend in 1829.
De eeuwenlange konfrontatie tussen Europa en het Osmaanse Rijk liet diepe sporen na in de Europese kultuur. Over die sporen en over de angst en fascinatie voor de Turkse Oriënt gaat de prachtige tentoonstelling Im Lichte des Halbmonds. Das Abendland und der türkische Orient in Bonn. De expositie was eerder te zien in Dresden en dat is geen toeval, want de meeste stukken komen uit de Rüstkammer der Staatlichen Kunstsammlungen Dresden, een rijke Oosterse verzameling die vooral in de achttiende eeuw stevig werd uitgebouwd. Ook andere Dresdener kollekties leenden stukken uit. Voorts zijn er bruiklenen uit diverse Duitse en Europese musea en verzamelingen, in totaal zo’n 550 nummers.
Het verhaal begint ongeveer met de val van Konstantinopel in 1453. De Osmanen of Turken beschouwden dat een beetje als een weerwraak voor de kruistochten enkele eeuwen voordien. Vanuit die nieuwe uitvalsbasis konden zij makkelijk de druk opvoeren op het kristelijke Europa. Tot 1683 (Wenen) is die druk blijven aanhouden, zij het in golven. Solimans legers, bijvoorbeeld, bereikten in 1526 Hongarije, maar werden teruggeslagen. Keizer Ferdinand, de broer van Karel V, zou jarenlang gekonfronteerd worden met Turkse aanvallen. Ook op zee ging de konfrontatie door, tot in 1571 de Turkse vloot in het winterkwartier van Lepanto (Griekenland) werd verslagen door Don Juan van Oostenrijk, de bastaardzoon van diezelfde Karel V. Toch leden de westerse naties ook nederlagen. Rond 1571-’72 moest Venetië Cyprus afstaan aan Istanbul.
VAZALSTATEN.
Twintig jaar later, begin 1593, kregen de troepen van pasja Hasan van Bosnië het aan de stok met die van keizer Rudolf II van Habsburg. Het Bosnische leger werd verslagen en vele manschappen verdronken bij de terugtocht in de Sava. Die nederlaag was voor de sultan de aanleiding om Rudolf de oorlog te verklaren. Er volgde een aaneenschakeling van veldslagen, belegeringen en terugtrekkingen die duurden tot 1606 toen een vredesverdrag werd ondertekend. Er waren geen winnaars of verliezers. Parallel met de militaire verwikkelingen verliepen de diplomatieke kontakten met een andere oosterse mogendheid, het Perzische Hof. In 1600 werd in Praag zelfs een Perzisch gezantschap geïnstalleerd.
Intussen werd het Osmaanse Rijk van binnenuit ondermijnd door korruptie, intriges en paleisrevoluties. Dat had ook gevolgen voor de internationale en militaire politiek, vooral in de labiele vazalstaten. Toen de Heer van Zevenbergen (nu Hongarije-Roemenië) weigerde zijn verplichtingen tegenover de sultan na te komen, was dat voor de Osmanen aanleiding tot een nieuw en laatste offensief in Centraal-Europa. Dat zou ten slotte eindigen met de tweede belegering van Wenen in 1683. Dat beleg werd afgeslagen en de gedemoralizeerde Turkse troepen werden teruggedreven tot een eind in de Balkan.
Het keurvorstendom Saksen speelde een belangrijke rol in de ?Turkenoorlogen”. In 1542 kwam Maurits van Saksen keizer Ferdinand ter hulp bij de belegering van Pest, en later kreeg ook Rudolf II steun van Saksische troepen. Ook nadat de vijandelijkheden op het terrein waren gestopt bleef Saksen een rol spelen in de kontakten tussen Europa en de Oriënt. Onder het bewind van August de Sterke omstreeks 1700 kende de ?Turkenmode” een hoogtepunt. Toen die Saksische keurvorst in 1697 ook koning van Polen werd, moest hij zich internationaal waarmaken. In het oosten had zijn rijk Tartaarse buren en in het zuiden zaten de Turken. August verkoos om diplomatieke relaties aan te knopen met de buren, eerder dan de militaire toer op te gaan.
In 1683 was al een eerste Turkse gezantschap door August in Dresden ontvangen, en dat zou zich herhalen in 1731 aan het Poolse hof. Het Turkenmotief was intussen volop in de mode geraakt, zowel in het vermaak aan het hof als in de kleding en de versiering van wapens en wapenrusting. Er werd ook gestart met de aanleg van een Turkse verzameling. Hoogtepunt van die mode was het huwelijksfeest van de Saksische prins Fredrik August (II) met de Oostenrijkse aartshertogin Maria Josepha in 1719. Vader August probeerde met opzienbarende oosterse festiviteiten, die een maand duurden, nog meer invloed en aanzien te verwerven. Misschien lag er wel een keizerskroon te wachten op één van de nakomelingen.
Dat ?das Militär” in het geheel van de tentoonstelling een vooraanstaande plaats inneemt, kan moeilijk anders gezien de geschiedenis. Allerhande wapens en wapenrustingen voor man en paard, reusachtige vaandels, kaarten en taktiekschema’s vormen als het ware een leidraad doorheen de expositie. Daarbij is het niet altijd makkelijk om het onderscheid te maken tussen de oorspronkelijke Turkse stukken en de Europese imitaties.
Bij de oudste stukken van rond 1500 valt dat nog mee ; kromzwaarden kwamen niet vaak voor in westerse legers. Het wordt moeilijker naarmate de militaire en artistieke kontakten talrijker werden. Een zadeldek van leder en fluweel, bestikt met sterren en halve maantjes in goud- en zilverbeslag en versierd met topazen, granaten en andere stenen, op het eerste gezicht een typisch voorbeeld van oriëntaalse pracht en praal, werd in 1612 in Praag vervaardigd door Johann Michael en was bestemd voor Christian II van Saksen. Zijn naam staat erop in rode steentjes.
ALLA TURCA.
Vanaf het einde van de vijftiende eeuw werden Italiaanse kunstenaars naar Istanbul uitgenodigd. De tentoonstelling begint trouwens met prenten en medailles van Pisanello, Gentile Bellini en anderen, met de oudste min of meer gefingeerde portretten van sultans. Van Titiaan is geweten dat hij omstreeks 1530-’40 portretten schilderde van drie grote vorsten uit zijn tijd, Karel V, Frans I van Frankrijk en Soliman I. Van dit laatste portret zijn er verschillende versies in omloop. Boeiend in dit verband is de bijdrage van Pieter Coecke van Aelst. Die verbleef enkele jaren in Istanbul en werkte na zijn terugkeer aan een reeks prenten met ?Les moeurs et fachons de faire de Turcs…” als onderwerp. Dit etnografisch werk over het leven van de Turken werd in 1534 in Antwerpen uitgegeven.
Rudolf II nam niet zo graag deel aan zijn oorlogen. Hij verbleef liever in zijn Praagse burcht waar hij zich omringde met de beste Europese maniëristische kunstenaars. Van Jan Vermeyen, Hans van Aken en Adriaan de Vries zijn er een aantal allegorische schilderijen en afbeeldingen te zien met de Turkenoorlogen als onderwerp. Uit diezelfde periode dateren ook de kunstige of opzichtige (uurwerk)-automaten met Turkenmotieven uit Zuid-Duitsland. Een ?Turkse ruiter” van 42 centimeter hoog, in 1630 in Augsburg vervaardigd, prijkt op de affiche van de expositie.
Biezonder fraai, hoewel enigszins kitscherig, zijn een aantal beeldjes in Meissen-porselein met opnieuw ?Turken” als model. Hoewel, een tulband en een pofbroek volstonden blijkbaar om een figuur Turkse allures te geven. Ook in het gebruiksporselein komen veelvuldig arabesken en oosterse florale motieven voor. Moeilijk tentoon te stellen is de invloed van de Oriënt op de westerse muziek. Zowel Mozart, Spohr als Beethoven schreven rond 1800 werken ?alla Turca”. Van Mozart is onder meer een Turkse mars bekend.
In het laatste deel van de tentoonstelling wordt het onderwerp opengetrokken tot heel het negentiende-eeuwse oriëntalisme, dat vooral in Frankrijk en Engeland, de koloniale machten, een tijdlang hoogtij vierde. Ook in Duitsland werden ?odalisken” en andere haremfiguren geschilderd, of woestijnlandschappen en typische straatscènes. Een aantal fraaie foto’s, meubels en gebruiksvoorwerpen geven ten slotte een indruk van de interieurs en de exterieurs van steden als Istanbul of Caïro aan het eind van de vorige eeuw.
Paul Dossche
?Im Lichte des Halbmonds. Das Abendland und der türkische Orient”, in de Kunst-und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland in Bonn, tot 17/3.
Turkse gezant in Berlijn, kostuumboek, Berlijn na 1763 : angst en fascinatie voor de Turkse Oriënt.
Turk met gitaar Turkse met luit, Meissen-porselein, omstreeks 1745, modellen van Peter Reinicke (1711-1768) : kitscherig.