In zijn recentste boek, Moesson, beschrijft de invloedrijke Amerikaanse journalist en reisschrijver Robert D. Kaplan het hernieuwde belang van de Indische Oceaan, die ‘de snelweg wordt tussen het Midden-Oosten en China’.

Robert D. Kaplan, geboren in 1952, heeft altijd meerdere petten op. Hij is als journalist verbonden aan The Atlantic Monthly, misschien wel het beste maandblad in de VS. Maar hij maakt ook deel uit van een denktank, en hij voorziet bewindslieden van advies. Tegenwoordig is hij onder meer adviseur van de Amerikaanse minister van Defensie Robert Gates. Hij heeft ook nu en dan, hoewel hij daar discreet over blijft, het oor van zijn president.

Hij schrijft vreemde boeken, Kaplan, eigenlijk onvergelijkbare boeken, een combinatie van relatief summier reisverslag en strategische, geopolitieke analyse. Hij schildert met brede borstel en zijn tableaus zijn soms gekleurd, maar na 400 bladzijden of zo ben je ook wel wijzer. Je leert waarom China en niet India de belangrijkste partner is van Sri Lanka, waarom Bangladesh twijfelt tussen India en China, hoeveel moslims er bij bloedbaden in Birma zijn uitgemoord, waarom een hereniging van de Korea’s niet heel waarschijnlijk is, en waar China havens bouwt die de toekomst van zijn economie zullen veiligstellen.

Vertrekt u bij uw boeken van een stelling? Of komt er tijdens de reizen een stelling bij u op?

Robert D. Kaplan: Ik vertrek vanuit een idee. Dit boek begon met de stelling dat de Indische Oceaan cruciaal zal worden. Dat kon ik vaststellen op basis van lectuur en strategische analyse, van geografie zelfs. Daarna ging ik langdurig rondreizen om de analyse te verfijnen, om de witte vlekken in te vullen.

En wat is de analyse?

Kaplan: De Indische Oceaan is de verbindingsstrook tussen het Midden-Oosten en China, met tussenin nog India ook. Hij is de snelweg voor de energiebevoorrading van de groeiende economieën in de regio, China, India, Zuid-Korea, Australië zelfs. Het economisch zwaartepunt van de wereld komt aan deze oceaan te liggen. China en India vertegenwoordigden kort na de Tweede Wereldoorlog samen twee procent van de wereldeconomie. Tegenwoordig is dat een veelvoud en de economieën van die twee landen blijven met rasse schreden groeien. De oceaan is ook van cultureel belang. Hij bestrijkt de moslimwereld van de Rode Zee tot de Indonesische archipel. Het merendeel van de moslims in de wereld woont om en bij deze oceaan.

Duizend jaar geleden was de Indische Oceaan een centrum van vreedzame handel, waarbij Arabieren uit Jemen moeiteloos tot India raakten, of tot Zanzibar, terwijl schepen uit India of China naar de Arabische wereld voeren. Die handel was, lang voor het ontstaan van de stoommotor, mogelijk omdat de moessonwinden zo betrouwbaar zijn. Zes maanden per jaar stond de wind van zuidwest naar noordoost, en bijna klokvast keerde hij zes maanden in de tegenovergestelde richting.

De Portugezen hebben die vreedzame handelszone vernield. Met hen begonnen vijfhonderd jaren van westerse dominantie, met achtereenvolgens de Hollanders, de Fransen, de Britten en uiteindelijk de Amerikaanse zeemacht. Nu nemen lokale machten de oceaan weer over. En dat zal leiden tot grote geopolitieke veranderingen.

China, dat zelf niet aan de oceaan grenst, is daarbij volgens u de dominante factor. Het bouwt reusachtige havens in Pakistan, Bangladesh, Birma en Sri Lanka. Maar, schrijft u, het zal nog altijd rekening moeten houden met de politieke evoluties in de landen waar die havens gebouwd worden. Zal het niet militair ingrijpen om die havens te vrijwaren?

Kaplan: Dat denk ik niet. China wordt niet gemotiveerd door een idee, maar door de behoefte om de aanvoer van grondstoffen voor zijn economie veilig te stellen. Het wil enkele honderden miljoenen Chinezen in staat stellen hun leven te verbeteren en deel te gaan uitmaken van de middenklasse. Het bouwt aan meerdere opties, routes, zowel aan de Indische Oceaan als aan de Stille Zuidzee, en als er tegenstand komt zal het zich in zijn posities vastbijten of zich zelfs terugtrekken. China zal mijns inziens minder agressief zijn dan vroegere grootmachten. Chinezen zijn de ultieme realisten. Moraliteit kan hun in buitenlandse betrekkingen gestolen worden, en dat werkt voor hen. Overigens: je moet ook uitkijken met de moraliteit die het Westen soms tentoonspreidt. Ook voor het Westen is machtsvertoon nog altijd belangrijker dan moraliteit. Moraliteit is iets wat te berde komt als het onze andere belangen niet schaadt. En de moraliteit verdwijnt meteen als ze in de weg zit. We grijpen in op de Balkan maar niet in Tsjetsjenië – want we zullen wel een zwakke dictator zonder kernwapens aanpakken maar bij de Russen denken we toch twee keer na.

Op de achterflap van uw boek staat een citaat van reisschrijver Paul Theroux: hij hoopt dat u het in dit boek mis hebt. Waarom eigenlijk? Want zo zorgwekkend vind ik uw boek niet.

Kaplan: Ik vond dat citaat ook vreemd. Dit is mijn meest optimistische boek ooit, in die zin dat ik voor een keer géén oorlog voorspel. Ik voorzie wel een grote militaire competitie op de oceaan, een soort koude oorlog misschien, die echter vergezeld zal gaan van vooruitgang op politiek en economisch vlak. Ik zie grote conflicten over grondstoffen en handelsroutes die niet noodzakelijk in oorlog uitmonden. Kun je je Europa voorstellen waarin de Eerste Wereldoorlog nooit uitbreekt? Zo stel ik me de toekomst van de Indische Oceaan voor. Als Bismarck, de kanselier van het verenigde Duitsland, langer had geleefd, zou die Eerste Wereldoorlog wellicht nooit losgebarsten zijn. Daar was Bismarck te pienter, te realistisch en te voorzichtig voor. China is volgens mij eerder Bismarck dan Keizer Wilhelm. Er is een groeiende macht van het leger, en de macht van de leiders neemt toe, en dat zou zeker tot heibel kunnen leiden, maar ik zie nog geen alarmbellen afgaan.

In de afgelopen tien jaar hebben China en India hun militaire budgetten met dertig procent verhoogd. En ook landen als Japan en Australië geven meer uit aan defensie. Amerika is daarentegen eerder aan het afbouwen, al blijft het voorlopig de dominante macht. Ten tijde van president Reagan hadden de VS 600 oorlogsbodems. Nu zijn het er nog 286. Ik denk dat er uiteindelijk een soort evenwicht zal ontstaan waarbij de groeiende macht van China gecompenseerd zal worden door Japan, India, Australië en de VS. Amerika zal een belangrijke speler blijven, maar niet langer de allesbepalende factor zijn.

Europa is opvallend afwezig, tenzij in beschrijvingen van het verleden.

Kaplan: Wel, Europa, met een economie die groter is dan die van de VS, heeft geen beleid wat de Indische Oceaan betreft. Het is met enkele uitzonderingen niet militair aanwezig. De Franse marine is aanwezig, enkele Europese schepen bestrijden piraten voor de kust van Somalië, maar dat is het. Voorts is Europa politiek irrelevant in de Indische Oceaan en trouwens ook in de Stille Zuidzee. Zonder grotere militaire inspanning zal Europa misschien veel handel drijven, maar het zal geen invloed hebben op de ontwikkelingen.

Wat een goede zaak kan zijn, want kijk wat dergelijke invloed Amerika recent aan dalende populariteit heeft opgeleverd.

Kaplan: Maar toch. Europa kiest ervoor om afwezig te zijn. Je kunt dat gedeeltelijk aan de aardrijkskunde toeschrijven. Europa ligt inderdaad verder weg. Maar in de loop van de geschiedenis is Europa vaak wel een bepalende factor in de Indische Oceaan geweest. Tegenwoordig is Europa er iets te gerust op dat anderen voor stabiliteit in de wereld zullen zorgen. Het leeft in de illusie dat het geen vijanden heeft en dat vrede vanzelf komt. Het ziet eerder conflict binnen de grenzen dan erbuiten, wat het tegenovergestelde is van de VS.

Wat opvalt in bijvoorbeeld Pakistan: China is daar de teflonpartner. Chinezen kunnen moslims in eigen land verdrukken of zelfs doodschieten, de Pakistanen weten het niet, en willen het ook niet weten. Terwijl elk incident in Gaza voorpaginanieuws wordt.

Kaplan: China is Pakistans strategische bondgenoot. Het helpt Pakistan tegen India. Het bouwt de Karakorum Highway, het bouwt de haven in Gwadar. Pakistan heeft de Chinezen nodig. De Palestijnse zaak daarentegen, en de rol die het Westen daarin speelt, worden door radicale moslims aangewend om hun theorieën en hun aanhang op te bouwen. China heeft geen plaats in die theorieën.

In Birma worden bloedbaden aangericht onder moslims. Daarover wordt evenmin bericht, bij ons niet en in de buurlanden evenmin. Er is weinig solidariteit met moslimvluchtelingen uit Birma die in Bangladesh hun toevlucht zoeken. Die worden veel slechter behandeld dan de Palestijnen. Er is zelf geen vergelijking mogelijk. Maar omdat het Westen geen factor is, is het geen verhaal dat de kranten haalt.

De islam die u in dit boek beschrijft, is doorgaans opvallend goedmoedig.

Kaplan: Dat hangt ervan af. In het Westen zijn we gefocust op een islam die zich bediende van het zwaard en die zich vliegensvlug over de woestijn verspreid heeft. Dat is de islam van het Midden-Oosten, die zich tot Pakistan, tot de Indus, uitstrekt. Het soort islam dat in dit boek het meest ter sprake komt, is via zee door gesofistikeerde handelaars van het Arabisch Schiereiland tot in Indonesië gebracht. Dat is een veel gematigder, een veel opener godsdienst, die de beschaving die eraan voorafging, heeft laten voortbestaan. Als je het optelt, vallen ongeveer de helft van de gelovigen onder deze gematigde vormen van islam.

In de Indische Oceaan verliest het Westen zijn overheersing. U citeert T.E. Lawrence die twijfel ‘de moderne doornenkroon’ noemde. Twijfelen wij terwijl de groeinaties zelfverzekerd hun koers uitzetten?

Kaplan: Twijfel is een onmisbaar deel van de moderniteit. Twijfel behoedt ons voor vele misstappen. De Portugezen, die vijfhonderd jaar hun wreedaardige tochten over de Indische Oceaan maakten, waren gedeeltelijk modern maar grotendeels middeleeuws. Ze hadden een middeleeuws geloof in het christendom dat vergelijkbaar is met het huidige moslim- fundamentalisme en dat tot brutaliteit en bloedvergieten leidde. Wat goed dat we niet langer zo zelfverzekerd zijn. En ondanks die twijfel is het Westen nog tot veel in staat. Amerikanen geloven nog in hun leger. Zowel Democraten als Republikeinen geloven in de verspreiding van democratie. Ik ben het er niet helemaal mee eens, maar er is een soort consensus over die het nog wel een belangrijke gedachte maakt. De oorlogen in Irak en Afghanistan hebben het zelfvertrouwen van de VS niet vernietigd. Als de economie weer robuust begint te groeien, zullen de Verenigde Staten actief blijven in de wereld. Als de economie stagneert, behoort neo-isolationisme tot de mogelijkheden. De economie is de bepalende factor, en niet twee oorlogen met in totaal 6000 Amerikaanse doden.

Zijn die oorlogen niet mede de reden dat de economie het slecht doet?

Kaplan: De meeste kosten zijn achter de rug. We kunnen niet nog tien jaar 100.000 soldaten in Afghanistan onderhouden, maar dat zal ook niet gebeuren. Tegen 2014 beginnen we troepen terug te trekken.

En dan?

Kaplan: Hopelijk komt er een onderhandelde overeenkomst. Misschien is er een of andere gedeeltelijke militaire overwinning mogelijk die de onderhandelingen iets makkelijker zal maken.

De VS moeten weer minder onpopulair worden bij de bevolkingen van Afrika en Azië. De politieke schade van de oorlogen in Irak en Afghanistan is, zoals de financiële schade, grotendeels geleden. Met Obama bestaat de indruk dat we in een nieuw tijdperk zijn beland. Obama doet het nog altijd vrij goed in de opinie van moslims en in de derde wereld. Ik denk dat hij herkozen wordt in 2012. Hij voert een pienter buitenlands beleid, zoals nu in Egypte. Hij hinkt noodgedwongen op twee benen: hij mag de protesten van de bewoners niet negeren, die liggen in de lijn van wat hij wil bereiken. Tegelijk moet hij onze nog resterende bondgenoten geruststellen. Obama is iemand die dergelijke subtiliteiten beheerst.

In de strijd om de publieke opinie in moslimgebied kan de Palestijnse kwestie niet ontbreken.

Kaplan: Dat klopt. Voor de VS zit er niet anders op dan eigen voorstellen uit te werken en die aan Israël op te dringen. Misschien is de revolutie in Egypte, als het al een revolutie wordt en geen terugkeer naar een militair regime, een voldoende schok voor Israël om zich inschikkelijker te tonen.

Israël moet zich wel voor de kop slaan dat eerdere compromisvoorstellen niet werden aangegrepen.

Kaplan: Dat zou je denken, maar ik zie geen bewijs.

In dit boek komt herhaaldelijk naar voren dat u een goede dictatuur verkiest boven een zwakke democratie. We leren de goede, westerse muziek componerende despoot van Oman kennen. Is die twijfel omtrent democratie een gevolg van de invasie in Irak?

Kaplan: Ik dacht er voordien ook al zo over. Er zijn een hoop democratieën die niet deugen. Waar de bevolking slecht georganiseerd is en een minderheid de macht monopoliseert. Of, zoals in de Indiase deelstaat Gujurat, waar een extremistische hindoepartij de macht verwerft door af te geven op de moslims. Mensen zeggen nu: Egypte kan eindelijk een echte democratie worden. Ik hoop persoonlijk in eerste instantie op een bijna-democratie, waarbij het leger voor het buitenlands beleid en de veiligheid blijft instaan, zodat er geen wilde avonturen worden aangegaan, terwijl na vrije en billijke verkiezingen een regering op de been komt die het binnenlands beleid voor haar rekening neemt. Zo ging het in Turkije in de jaren 1980 en 1990.

Ik vind dat de internationale pers in Egypte tekortschiet. Journalisten gedragen zich als de cheerleaders voor wat op het Tahrirplein gaande is, iets wat vooral de middenklasse aanbelangt. Wat er in de rest van het land gebeurt, komt niet aan bod. Ik hoor dat de orde verdwenen is uit grote delen van Caïro en uit de rest van het land, dat lokale groepen zich bewapenen en voor de ordehandhaving van hun buurt instaan. Als dat ontbreken van orde aanhoudt, zullen mensen misschien een herstel van de orde gaan verkiezen boven democratisering. Dat soort dingen interesseert mij, maar ik vind het nauwelijks in de pers terug. We krijgen echt een vertekend beeld.

U bent nu een machtige figuur.

Kaplan: Wel…

U hebt toegang tot machtige figuren.

Kaplan: Bij gelegenheid…

Maakt dat uw leven moeilijker?

Kaplan: Ik maak al eens een fout. Ik heb rond de oorlog in Irak foutief advies gegeven. Ik was een voorstander van de invasie, en dat bleek een flater. Daar heb ik jaren wroeging over gehad. Ik was overigens toen ook al geen voorstander van een snelle democratisering. Ik had ervoor gepleit Saddam, die een wreedaardige dictator was, te vervangen door een meer gematigde militaire figuur. Ik vond destijds dat we op zoek moesten naar een soort Mubarak (geen zweem van ironie in zijn stem, nvdr).

Als ik aan een boek begin, stel ik me één vraag: bied ik een perspectief dat bekend moet zijn en dat niemand anders aanbiedt? Als dat het geval is, ben ik op de goede weg. Sam Huntington zei ooit: als je het voortdurend eens bent met iedereen, houd dan op met publiceren. Publiceer alleen als het tegen de stroom ingaat. Daar houd ik me aan.

Er is net een schermutseling geweest tussen Cambodja en Thailand over een tempel. Pakistan kan desintegreren. Hoe solide zijn langetermijnprojecties als er op elk moment iets kan gebeuren dat de hele zaak overhoophaalt?

Kaplan: Da’s helemaal waar. Een democratisch Egypte zal minder pro-VS zijn, maar een democratische omwenteling in Iran kan dan weer een meer pro-Amerikaanse situatie creëren. Ik bekijk tendensen over lange en middellange termijn, ik baseer me op aardrijkskunde, militaire macht en economie. Op lange termijn is aardrijkskunde bepalend. Op korte termijn woedt Shakespeare. Ik kan niet zeggen wat morgen de voorpagina van de krant zal halen, en welke drama’s zich zullen ontwikkelen, maar ik weet wel dat gebeurtenissen uit de Indische Oceaan deze eeuw vele voorpagina’s zullen vullen.

U praat met leiders en opiniemakers. Tussendoor rijdt u achter op een motorfiets door Bangladesh.

Kaplan: Je hebt een breed canvas nodig om een dergelijk onderwerp te bestrijken. Je moet de leiders ontmoeten, en je hebt die reis op de motorfiets nodig om na te trekken of leiders je belazeren. Je doet het niet omdat je graag op een motorfiets zit, je doet het om te begrijpen.

En valt dat mee, die motorfiets?

Kaplan: Zo nu en dan mag het wel eens.

MOESSON. DE INDISCHE OCEAAN EN DE TOEKOMSTIGE WERELDMACHTEN, ROBERT D. KAPLAN, UITGEVERIJ SPECTRUM, 2011, 415 BLADZIJDEN, 24,99 EURO.

DOOR RUDI ROTTHIER

‘China zal mijns inziens minder agressief zijn dan vroegere grootmachten. Chinezen zijn de ultieme realisten.’

‘Europa is politiek irrelevant in de Indische Oceaan, en trouwens ook in de Stille Zuidzee.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content