HET WAS HET begin van het einde. Toen Friedrich Nietzsche een Italiaanse koetsier een paard met de zweep zag bewerken, viel hij snikkend om de hals van het paard. Met deze scène begint de “Umnachtung”, de waanzin waarin Nietzsche vanaf 1889 geleidelijk aan zou wegdeemsteren. Met die scène voor ogen schreef de Amerikaanse ex-marinier, ex-bokser, ex-copywriter en ex-konciërge Thom Jones een prachtig kortverhaal, “Een wit paard”, dat het einde van zijn verhalenbundel “De vuistvechter” inluidt.

In Jones’ verhaal is de protagonist een epilepticus die tijdens een fugue een soort van slaapwandelende toestand na een epileptische aanval eigenaardig genoeg ergens in Indië verdwaalt en daar op een uitgemergeld wit paard valt. In een vlaag van Nietzscheaans medelijden met het ongeartikuleerde lijden van een sprakeloos wezen, spendeert hij al zijn energie én geld aan het oplappen van dit oude en zieke paard.

De verteller zegt er niet bij of het paard er effektief beter van wordt. Maar hij demonstreert wel met grote indringendheid hoe intens “het krachtveld” zoals hij het ergens noemt tijdens en kort na een epileptische krisis zijn vibes uitzendt. En dat is de intentie van bijna alle elf de verhalen van Jones : zij proberen een uitzonderlijke ervaring zo nuchter mogelijk in het vizier te krijgen.

MACHO.

Soms gaat het om een Viëtnamsoldaat die in ogenblikken van gevaar, “zoals Proust met zijn biscuitje”, biezonder direkt zijn omgeving waarneemt. Een andere keer is het een stervende vrouw die plots wordt gevisiteerd door het rode haantje van haar jeugd, of is een bokser het centrale personage die na een KO het “zwart licht” ziet en vervolgens wegkwijnt.

In een aantal verhalen introduceert Jones een toon die luchtig en sarkastisch het gratuite liefdesleven van Amerika’s underclass beschrijft. Maar haast altijd probeert hij de lezer deelachtig te maken aan de energie van bepaalde topmomenten in het leven van zijn gekwelde personages. De manier waarop dat gebeurt, is zeker in de Viëtnamverhalen al te macho om echt te kunnen overtuigen. Maar in de laatste verhalen van zijn bundel heeft deze bij Nietzsche en Schopenhauer zwerende autodidakt inderdaad de smaak van Prousts madeleine te pakken : “Ik kan het niet uitleggen, ik begrijp het niet het ontglipt je en is achteraf ongrijpbaar maar ik heb het tot in mijn diepste wezen gevoeld. “

Jones is allesbehalve een Amerikaanse Proust. De lakonieke toets van zijn verbale uppercuts hebben echter iets verfrissends na de schrale troost van het minimalisme à la Carver of de al te messianistische bombarie van Pynchon en andere postmodernisten. Of die slagkracht tot meer in staat is dan momentane “verfrissing” valt af te wachten.

Frank Hellemans

Thom Jones, “De vuistvechter”, Anthos, Baarn, 232 blz., 725 fr.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content