In het altijd woelige en instabiele Jeruzalem, op wandelafstand van de Oude Stad, werpt het weelderige American Colony Hotel zich op als een van de zeldzame oases. Palestijnen en Israëli’s kunnen er elkaar ongestraft ontmoeten. De prijzige kamers zijn een magneet voor internationale sterren, die zich geen andere plaats in de stad kunnen indenken dan dit ‘oord van verzoening’. Al in het begin van de vorige eeuw kwamen soldaten, journalisten en spionnen hier in het grootste geheim bijeen. Tijdens de eerste intifada werd naar het hotel verwezen als ‘de perszaal van de PLO’. Toch wist het zijn neutraliteit te bewaren, niet het minst omdat de Palestijnen beducht zouden zijn voor de Mossadagenten die zich hier net zo goed op hun gemak zouden voelen. Auteurs, diplomaten en artiesten van over de hele wereld zijn er kind aan huis. Geen wonder dus dat Munther Fahmi, de Palestijn die in het hotel een boekhandel uitbaat, Nobelprijswinnaars als Kofi Annan, Jimmy Carter en Orhan Pamuk tot zijn klantenbestand en kennissenkring mag rekenen.
Nog meer dan het hotel zelf is Fahmi’s winkel voor de gasten van het American Colony en voor de buurtbewoners dé plaats waar ze tot rust kunnen komen, waar intellect wint van militair machtsvertoon. Echt klantvriendelijk blijkt de 57-jarige Fahmi nochtans niet te zijn. De kwaliteit en het rijke internationale aanbod zijn uiterst zeldzaam in de regio, en dat merk je ook aan de prijzen van de boeken. Bovendien treffen buitenlandse auteurs er hun werken soms aan in een herdrukte versie waarvoor ze zelf niet de toestemming hebben gegeven. Fahmi komt ermee weg, dankzij zijn charme en de inspanningen om van zijn bloeiende zaak een ontmoetingsplaats te maken voor al wie zich niet wil ingraven in de vastgeroeste patronen van het Palestijns-Israëlische conflict.
Maar nu moet Fahmi Jeruzalem verlaten. Eigenlijk liet de Israëlische minister van Binnenlandse Zaken en voorzitter van de ultraorthodoxe Shaspartij, Eli Yishai, vorig jaar al weten dat de Palestijn niet langer welkom was in zijn land. De voorbije zestien jaar, sinds zijn terugkeer uit de Verenigde Staten, beriep Fahmi zich op een toeristenvisum. Toen dat visum anderhalf jaar geleden voor de zoveelste keer verlopen was, besliste Yishai om het niet nog eens te verlengen. Dat Fahmi in de buurt werd geboren waar hij nu woont, maakt volgens de Israëlische wetgeving niets uit. Net als zoveel Palestijnen in Jeruzalem weigerde de familie Fahmi na de Zesdaagse Oorlog in 1967 om het Israëlische staatsburgerschap te aanvaarden. Sindsdien zijn ze vreemdelingen in hun eigen stad. Alle pogingen van de boekhandelaar en zijn advocaat om aan de beslissing te ontkomen lijken uitgeput. Een laatste strohalm ligt bij een ministerieel humanitair comité, dat nog als enige een uitzondering op de wet kan toestaan. Maar ook vanuit die hoek wordt geen genade verwacht.
Reden te meer voor de Israëlische topauteurs Amos Oz en David Grossman om een petitie op te starten. Meer dan 2500 gerenommeerde namen van over de hele wereld hebben die ondertussen ondertekend. Allemaal loven ze de kleine boekhandelaar van het American Colony Hotel. Grossman trekt in de media hard van leer tegen zijn eigen regering. ‘Het is een schande voor Israël dat het een man wil deporteren die in Jeruzalem geboren werd, die hier zijn familie en een bloeiende zaak heeft. Dit is niet meer dan een poging om het leven van de Palestijnen te vergallen.’ Fahmi zelf verheft ook vandaag zijn stem niet, en wacht gelaten op wat de toekomst voor hem zal brengen. ‘Ik blijf hopen dat Israël mij hier laat wonen.’
Hannes Cattebeke