?Zionoco” van Leon de Winter, een sprankelende lichtvoetige vertelling.

ZIJN SURINAAMSE koosnaampjes liegen er niet om. Droenkoeman noemt zijn vriendin hem en stonboeriki. Dit ?stom boereke” wordt ook door de verteller van de nodige epiteta voorzien : ?de Rukker van Manhattan”, ?een zondaar met dralende zaadjes” maar vooral : ?een zwakke ziel die hunkerde naar geloof en verlossing”.

Rabbijn Sol, om wie alles draait in Leon de Winters nieuwste roman ?Zionoco”, heeft twee zielen in zijn borst. Als liberaal rabbijn aan een prestigieuze joodse synagoge in New York geeft hij het goede voorbeeld. Hij is rijk getrouwd en leeft in de beste van alle werelden na een leven van omzwervingen en ontbering. Maar er blijft iets knagen en hij wil uitbreken uit dat voorbeeldig leven : ?Hij was een moralist en tegelijk capituleerde hij in stilte voor iets waarmee hij de orde van zijn bestaan ontregelde.”

Een toevallige ontmoeting met een vrouw maakt dat die ?orde” afbrokkelt. Een al te voortvarende uithaal naar joodse fundamentalisten in een plaatselijk krantje luidt de neergang in van rabbijn Sol. Zijn kinderloos huwelijk verhoogt nog de spanningen met zijn vrouw, zeker als hij zich telkens opnieuw moet aanbieden voor een in-vitro-zaadlozing. Op een bepaald ogenblik lukt dat niet meer omdat hij zich de nacht voordien heeft bezat. Zijn vrouw trekt naar Europa voor een bezinningsperiode en de rabbijn met de ?dralende zaadjes” stort zich op zijn nieuwe passie.

HEMEL.

De crisis bereikt een hoogtepunt wanneer Sol met zijn vlam wordt gefotografeerd tijdens de act. De joodse ?rechtse” lobby van chassiedim haalt haar slag thuis als de rabbijn met zijn liefje publiekelijk te schande wordt gezet in de grote Newyorkse bladen. Sol verliest alles en gaat als het ware in ballingschap op zoek naar zijn overleden vader. Die was immers ooit rabbijn in Nederland en werd eveneens uit zijn ambt ontzet omwille van een vrouwenaffaire. Hij werd rabbijn in het Surinaamse Paramaribo en kwam er in mysterieuze omstandigheden om het leven. Zijn vader ging er namelijk op zoek naar een heilige berg die als een soort van Sinaï door Indiaanse joden werd vereerd. Deze berg van Zion of ?Zionoco” bestaat alleen maar in de legende, toch Sol wil er het fijne van weten en hij scheept in voor Paramaribo, zijn overleden vader achterna. De Vatersuche leidt tot een bizarre ontknoping, want Sol vermoordt er niet alleen een gids maar ontdekt er terra incognita en wordt opnieuw rabbijn voor het leven.

De Winter heeft zich sinds ?Kaplan” (1986) gespecialiseerd in joods-Nederlandse vertellingen over de wonderlijke belevenissen van een antiheld die met zichzelf in de knoop ligt. De antihelden gaan altijd weer op zoek naar verlossing en proberen die knoop meestal tegen beter weten in te ontwarren. De verteller gunt hen altijd een happy end. Maar de weg naar de hemel is ook bij De Winter zeer kronkelig, en de meest hilarische wendingen neemt de lezer er graag bij.

Leon De Winter is erin geslaagd om niet alleen bestsellers te schrijven, maar ook een heel eigen soepel ogende literatuur die in al zijn bedrieglijke eenvoud veel getob verbergt over de stand van de wereld. Als geen ander auteur in de Nederlandse letteren weet hij filosofische diepzinnigheid om te zetten in elegante, sprankelende vertelsels. Het geheim van De Winters toverkunst ? Zijn overtuiging dat echte diepzinnigheid nooit onversneden met zichzelf te koop loopt, maar dat integendeel ernst en hilariteit communicerende vaten zijn.

THORA.

Zo is De Winter een meester in de tragikomische stijl, ook letterlijk als hij zoals in het begin van zijn roman de joodse Amerikaan typeert : ?Een ver Europees familielid dat in een gaskamer was vermoord versterkte zelfs de exotische charme die van het geloof der Hebreeën afstraalde, als een laagje fineer op spaanplaat. De joodse Amerikaan was niet zomaar een op modegolven meedeinende, lichtzinnige consument in de grote Verenigde Staten, nee, hij hield voeling met de Ergste Geschiedenis en met de Oudste Traditie. Jood-zijn was hier een vorm van snobisme.”

Die sensibiliteit voor de absurde, tragikomische grondtoon van het leven verpakt De Winter sinds ?Kaplan” in een expliciet joodse setting, maar nooit zo uitgesproken als in deze roman. Waar de hoofdfiguur in vroeger werk een schrijver was ( ?Kaplan”), een diplomaat ( ?Hoffman’s honger”), een textielbaron ( ?Supertex”) of een Russische astronoom ( ?De ruimte van Sokolov”), verwijst De Winter zijn held deze keer naar het hart van het jodendom. Er wordt ook meer dan in zijn vorige romans geciteerd uit joodse teksten. En toch is De Winter niet op zijn gezicht gegaan zoals in ?Supertex”. Wel integendeel.

De citaten uit de Thora of Talmud zijn zo naadloos in Sols strubbelingen verwerkt dat ze als het ware commentariënde echo’s vormen van zijn daden. ?Zionoco” knoopt aan bij de grote klasse van ?Kaplan” en ?Hoffman’s honger” (1990). Kortom, wie genoeg heeft van de schoolmeesterachtige papieren spelletjes van Harry Mulisch kan best eens te rade gaan bij deze anti-Mulisch. Zo zwaarwichtig als de oude meester alles ensceneert, zo charmant en terloops speelt de authentieke magister ludi De Winter het.

Frank Hellemans

Leon de Winter, ?Zionoco”, De Bezige Bij, Amsterdam, 384 blz., 698 fr.

Leon de Winter : zo charmant en terloops.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content