Johan Steenackers

Er is tegenwoordig een evolutie naar meer transparantie over het loon van directieleden van beursgenoteerde vennootschappen. Die trend komt overgewaaid uit de Angelsaksische landen, die een heel andere traditie hebben op het gebied van vergoedingen en de openbaarmaking ervan. De internationalisering en de sanctie die van de financiële markten uitgaat, verplichten ons tot grotere transparantie. Het gaat om een belangrijk argument dat overigens pleit voor een vrijwillige aanpak in een voortdurend evoluerende materie, waarbij de verschillende situaties zich niet in een wet laten vatten.

De vraag is echter of die evolutie gegrond is. Een kritische analyse van de voor- en nadelen dringt zich op.

Het voordeel is dat de aandeelhouders degelijk worden geïnformeerd. Ze kunnen oordelen of de vergoeding van de directieleden overeenstemt met hun verantwoordelijkheid, de omvang van de onderneming en haar prestaties. Bovendien zal blijken of er een evenwicht bestaat tussen de vergoeding en wat aan de aandeelhouders wordt voorbehouden. In die zin volstaat de bekendmaking van de bezoldiging van de directie als geheel, zonder de vergoeding te moeten individualiseren. Een individuele openbaarmaking vermindert evenwel het risico op misbruiken, omdat de directieleden weten dat hun loon publiekelijk wordt bekendgemaakt.

Maar er zijn ook nadelen.

Bij ons behoort de vergoeding tot de privé-sfeer. Door de openbaarmaking van de lonen van bedrijfsleiders wordt die traditie drastisch gewijzigd, met alle politieke en sociale gevolgen van dien. Mocht men die weg gaan, moet men dan niet voor alle openbare mandaten hetzelfde doen: niet enkel zoals nu, voor die van ministers en parlementsleden, maar ook voor mandaten bij intercommunales en andere overheids- en semi-overheidsinstellingen en -bedrijven?

Speelt er bij sommigen trouwens ook geen ongezond voyeurisme? Tegenwoordig beginnen zelfs kwaliteitskranten, wanneer zij de resultaten van een vennootschap bespreken, met de publicatie van de lonen van de directie vooraleer zij het over de omzet en de resultaten hebben.

Er zijn nog andere gevolgen. Zo neigen de vergoedingen van bedrijfsleiders in de Angelsaksische landen opwaarts, omdat iedereen zich gaat vergelijken met beter bezoldigden in het beroep. Moeten wij die trend aanmoedigen?

De openbaarmaking van de individuele vergoeding kan binnen de vennootschap interne conflicten uitlokken. Een directielid aanvaardt geen lager loon dan een collega, hoewel sommige gespecialiseerde kaderleden meer verdienen dan de algemene directie omdat ze absoluut nodig zijn.

Dat alles toont de onverwachte gevolgen van de beslissingen die worden genomen. De Code Corporate Governance voor beursgenoteerde vennootschappen – de zogenaamde Code- Lippens – ging het debat openlijk aan door een genuanceerd antwoord aan te reiken. Naast het loon van de niet-uitvoerende bestuurders en de president-directeur (CEO), voor wie een individuele openbaarmaking wordt aanbevolen, deelt de vennootschap het totaalbedrag mee van de vergoeding van het uitvoerend management. Daarbij maakt zij een onderscheid tussen de verschillende types van bezoldiging – vast én variabel.

Het gaat om een aanbeveling. De onderneming is echter verplicht de redenen op te geven waarom zij er zich niet zou naar schikken.

Maar de wetgever wil verder gaan. Zo bepaalt een wetsvoorstel dat een beursgenoteerde vennootschap de individuele vergoedingen van de leden van het algemeen bestuur en het directiecomité, en van de drie best bezoldigde leidinggevende personen openbaar moet maken.

Laten wij terzake rigide en dirigistische oplossingen vermijden. Gezien onze tradities, biedt de Code-Lippens, die door de financieel-economische kringen als dé referentie wordt aanvaard, de nodige transparantie en soepelheid.

INFO: De auteur is ere-gedelegeerd bestuurder van het Verbond van Belgische Ondernemingen.

Johan Steenackers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content