Het werk van de onlangs overleden Heiner Müller was ondenkbaar zonder de voormalige DDR. Toch is de uitstraling ervan universeel. Een portret van een bewogen anarchistische theatermaker.

HET is avond en het embleem van het Berliner Ensemble is een doffe schijf aan de Bertolt Brecht-Platz. Het regent en het publiek sijpelt traag de schouwburg binnen voor ?Der Bau”, een vroeg stuk van Heiner Müller. Het valt tegen. Müller bekritiseert de planeconomie en de slechte communicatie tussen de partij en de arbeiders. Er staan geen mensen op de scène maar ideeën. Als rouwhulde een slechte keuze, maar het stuk was nu eenmaal al gepland vóór Müllers overlijden. Een dood die nog niet verteerd is door de voormalige Oost-Berlijners noch door de theaterkenners overal ter wereld, en zeker niet door het driemanschap dat Müller opvolgt.

De situatie is complex. Met Berliner Ensemble (BE) wordt nu het gezelschap bedoeld en niet het gebouw. In 1949 richtten Bertolt Brecht en Helene Weigel het BE op en in 1954 betrok het gezelschap het vroegere Theater am Schiffbauerdamm, een bonbonnièretheater dat ondertussen werd geklasseerd als monument. Het naziregime onteigende de joodse eigenaar en de schouwburg kwam in 1949 in DDR-bezit. Na de Wende ging het gebouw, zoals de meeste, terug naar de oorspronkelijke bezitter. Maar die was al vóór de oorlog naar Amerika uitgeweken. Auteur Rolf Hochhuth (bekend van ?De plaatsbekleder”, over de laksheid van paus Pius XII tegenover de jodenvervolging) kreeg via een stichting van de erfgenamen in Amerika de toestemming om het theater te beheren. Nu tracht hij ook het stuk grond te kopen waarop het theater werd gebouwd.

Velen zien in al die bemoeienissen van Hochhuth een poging om directeur van het BE te worden en om er zijn stukken op te dringen. Hochhuths stichting zou het huurgeld voor de schouwburg kunnen verhogen en het BE, dat nu al met verlies werkt, in nog grotere financiële problemen brengen met uitzetting tot gevolg. Zo’n vaart loopt het echter niet. Het bezit van een schouwburg betekent nog niet dat men er ook theater maakt. Trouwens, de subsidies van rond de 30 miljoen Mark gaan nog altijd, en gegarandeerd tot 2002, naar het BE.

De programmatie die Heiner Müller nog vóór zijn dood had vastgelegd, wordt ook in het komende seizoen gerespecteerd. Vooral stukken van Brecht, Müller zelf en Shakespeare, maar ?het kan ook Aichylos zijn in de plaats van Shakespeare”, zegt Martin Wuttke, de nieuwe intendant. Wuttke is 34 en werd in 1995 door de Duitse theatercritici uitgeroepen tot beste acteur voor zijn vertolking van Arturo Ui in het gelijknamige stuk van Bertolt Brecht en in Müllers laatste regie.

MORGENROOD.

De eerste samenwerking tussen Wuttke en Müller dateert van 1994 met ?Quartet”, een voorstelling die ook in deSingel te zien was. Wuttke is de eerste acteur die aan het hoofd staat van het gezelschap. Hij wil blijven acteren en wordt als intendant bijgestaan door Oberspielleiter Stephan Suschke, die al enige tijd Müllers medewerker was, en door chefdramaturg Carl Hegemann die uit Bochum komt. Met z’n drieën zullen ze vooreerst de kritiek van pers en publiek moeten weerstaan over de almaar afnemende artistieke impact van het BE.

Het is ook de vraag of de ?revolutionaire traditie die van Brecht naar Müller loopt” in stand kan worden gehouden. In elk geval willen regisseurs als Peter Palitzsch het DDR-verleden niet weggemoffeld zien. Voor Brecht moest het BE het ensemble van de beide Duitslanden zijn, Palitzsch wil de ervaring met het nabije verleden verwerkt zien in voorstellingen waarin nieuwe verhoudingen tussen tekst en regie naar voren komen. Hij vindt het werk van Müller daarvoor ook uiterst geschikt, omdat Müller zich vooral bezighield met de vraag hoe iemand die met de rug tegen de muur staat, utopieën toch geloofwaardig kan doen overkomen.

Weinig dichters en theatermakers behoren zo tot het publieke domein van de geschiedenis als Heiner Müller. Door zijn vrije manier van leven en die kille rationele reflex op alles wat er gebeurde, was hij niet alleen een stuk DDR-geschiedenis, hij was op bepaalde momenten ook de DDR. Hij hield zich vast aan de communistische utopie en zag zijn DDR als een droom die altijd terugkwam en nooit werd verwezenlijkt.

Hij hoopte dat een ziek socialisme door kunstenaars kon worden genezen, maar stilaan sloeg zijn voorzichtig optimisme om in ironie en sarcasme, en zag hij hoe het morgenrood steeds zwarter werd. Daardoor kwam hij geregeld in aanvaring met De Partij en met de orthodoxe functionarissen, die zowel zijn levenswandel als zijn literaire werk controleerden.

Het kon tien jaar duren vooraleer een stuk van hem mocht worden gespeeld. Zonder duidelijk aanwijsbare reden werd een voorstelling plots verboden of weer toegestaan, en werden toeschouwers ondervraagd over wat ze gezien hadden. Ondanks zijn erkenning als één van de grote DDR-auteurs werd hij in 1961 uit de officiële schrijversbond gestoten. Een vriend, de componist Hans Eisler, merkte daarbij droogjes op : ?wees blij in een land te leven waarin de literatuur zo au sérieux genomen wordt.”

?Hij hield van catastrofen” titelde Der Spiegel na zijn dood. Müller beschouwde het als een gunst van de geschiedenis dat hij de ondergang van drie Duitse staatsvormen had mogen meemaken, maar ?het einde van de Bondsrepubliek zal ik wel niet meer beleven”, orakelde hij.

ONMACHT.

Meer dan andere DDR-kunstenaars kwam hij in het westen en hij mocht telkens ook weer terug naar Berlijn, wat niet zo evident was. Volgens Wolf Biermann, die in 1976 ausgebürgert werd, dikte Müller de maskers aan waar hij zijn ware gelaat achter verschool. Afhankelijk van de situatie plooide hij het masker van de pragmatische leninist in de grimas van een conservatieve machtsideoloog. Biermann ziet Müller in een clowneske houding zitten met het ene been over de schouder van de marxist Brecht en met het andere over die van Ernst Jünger, een schrijver die ideologisch moeilijk te duiden is maar die Müller vooral vormelijk boeide. De echte Müller echter, volgens Biermann, is eigenlijk een zacht ei dat een leven lang met veel pijn werd hardgekookt.

Waarom Müller in de DDR bleef, zou in eerste instantie met Bertolt Brecht (1898-1956) te maken hebben. Müller wilde zijn waar Brecht was. Hij drentelde rond het BE zonder er binnen te raken zolang de schrijver leefde. Brecht interesseerde hem omdat hij de link legde naar het politieke gebeuren en meteen ook het theater op de helling zette. Brecht was voor Müller het bewijs dat men communist en kunstenaar kon zijn, met of zonder, tegen of ondanks het regime.

Volgens Müller is een dictatuur inspirerender voor theatermakers dan een democratie. ?Shakespeare is ondenkbaar in een democratie”, meent Müller. Drama heeft alles met staat en regime te maken. Drama gaat over machtsverhoudingen, over deelname aan of verwerping van macht. Müller bleef in de DDR omdat hij die macht wilde overwinnen, artistiek althans.

Meer dan Brecht breekt hij in zijn werk met tradities en bekende procédés. Niet alleen de realiteit van het leven, maar ook de realiteit van het theater ziet hij als een utopie. In al zijn stukken gaat het over de tegenstelling tussen individu en gemeenschap of collectief. Een niet te overbruggen kloof. Maar er is ook de tegenstelling tussen kunst en geschiedenis, dit ?onontkoombaar bloedbad”.

Twijfel en verraad spelen een grote rol. Toen de nazi’s in 1933 ’s nachts zijn vader kwamen oppakken, dacht de kleine Heiner dat hij hem verraadde door te doen alsof hij sliep. In ?De Opdracht” (1979) in 1982 door Arca in het Nederlands gecreëerd laat Müller zijn twijfel blijken omtrent het doel, de middelen en het resultaat van de revolutie en van elke opstandige daad. Hij geeft de revolutie een dubbel masker : dood en verraad. Eerst wordt massaal gestorven voor de goede zaak, daarna worden de principes verraden. Vandaar een bestendig gevoel van onmacht.

In ?Hamletmachine” (1977) was Müller daar al dieper op ingegaan en rekende hij af met zijn verleden. Het stuk wordt als zijn ?Eindspel”, een tabula rasa beschouwd. Hij stelt er zijn positie als schrijver in vraag en tracht er ook de dood van zijn vrouw Inge Schwenker, die in 1966 zelfmoord pleegde, mee te verwerken. Het stuk is echter vooral een afrekening van de intellectuele revolutionair met het communisme. Met dit stuk verwierf Müller een wereldreputatie en bewerkte hij in verschillende landen een vernieuwende trend.

Meer en meer van zijn stukken gingen in West-Duitsland in première, en volgens Müller zat daar een planning achter. In de DDR werden de stukken zo lang mogelijk verboden, maar de censoren gaven graag toestemming om ze in het westen te spelen omwille van de opbrengsten. De rechten dienden betaald in Deutsche Mark en het verschil met de Ost-Mark ging in de staatskas.

DEUTSCHE BANK.

Van 1970 tot 1976 komt Müller dan toch als dramaturg bij het BE dat geleid wordt door Brechts weduwe, Helene Weigel, die Müller altijd is blijven steunen. In een regie van Ruth Berghaus, die onlangs overleed, wordt Müllers ?Zement” er gecreëerd. In die periode maakt Müller ook zijn eerste reis naar de USA. Hij blijft er negen maanden, dat is langer dan zijn visum hem toestaat. Terug in Berlijn is hij al van de loonlijst geschrapt.

In San Francisco leerde hij een journalist kennen die met Charles Manson, die onder meer Sharon Tate vermoordde, bekend was. In Manson zag Müller meer dan een gewone moordenaar. Hij vergeleek hem met staatshoofden die nog meer moorden hebben begaan en voerde Manson op als president van de USA in de slotscène van ?Gundling”, waarin hij de geschiedenis van Pruisen op de korrel nam.

Na zijn vertrek bij het BE vindt hij werk als dramaturg bij de Volksbühne, en vanaf 1980 begint hij zelf zijn stukken te regisseren. Een hoogtepunt in zijn regiewerk bereikt hij met ?Hamlet/Machine”, een combinatie van het Shakespearestuk met teksten uit het vroegere ?Hamletmachine”, bijgewerkt met nieuwe commentaren. De repetities zijn in volle gang als in oktober 1989 de Berlijnse muur valt. In de voorstelling van Müller wordt Hamlet op het einde van het stuk weer levend en verbergt hij zijn gezicht achter het logo van de Deutsche Bank. Volgens Müller was het einde van de DDR ook het einde van de geschiedenis. ?Er zijn alleen nog maar kapitaalbewegingen tot er weer een oorlog uitbreekt en dan wordt het weer geschiedenis”, zei hij in een interview met De Volkskrant.

Inmiddels was in de ex-DDR de jacht op de echte en vermeende handlangers van de gevreesde Stasi begonnen. Ook Heiner Müller zou hebben meegewerkt en collega’s ?verraden”. Tien jaar lang was hij Inoffizieller Mitarbeiter (IM) onder het nummer XV/3370/78 en de ?schuilnamen” Zement en Heiner. Müller ontkende ook maar één laakbare daad gesteld of een verraderlijk woord gesproken te hebben, en in een nieuwe uitgave van zijn autobiografie ?Krieg ohne Schlacht. Leben in zwei Diktaturen” ( Kiepenheuer & Witsch, 1994) wordt in een bijlage uitvoerig ingegaan op zijn contacten en gesprekken met de Stasi. Duidelijk is dat na de Biermann-affaire de veiligheidsdienst veel sluwer is beginnen werken, en zoveel mogelijk bekende burgers probeerde te compromitteren. ?Het was onmogelijk, aldus Müller ? zuiver te blijven in een onzuivere wereld. Ik heb ook nooit beweerd dat ik een reine anarchist ben.”

Tot de laatste dag is Heiner Müller trouw gebleven aan het idee dat de democratie een fictie is en de dictatuur op utopieën steunt. Hij bleef ook twijfelen of er, nadat alles afgebroken is, nog wel een kern overblijft waarmee men opnieuw kan beginnen. Het enige wat hij nog echt reëel achtte was de mens in al zijn lichamelijkheid. Het triomferende lijf van de acteur op de scène tegenover de technische apparatuur. Het lichaam in opstand tegen elke ideologie en religie. Het lichaam dat sneuvelt in de tragedie van de sterfelijkheid. In ?Russische opening” één van de vijf stukken uit ?Wolokolamsker Chaussee” laat Müller een Russische ex-commandant als in een openbare biecht terugkijken naar het moment dat hij een deserterende soldaat wil executeren. Het is een monoloog als een stervensaria, vol plichtsbesef en schuldgevoelens, nu een hymne voor een dode dramadichter die altijd opkwam voor het recht op leven.

Roger Arteel

?Wolokolamsker Chaussee” van Heiner Müller wordt op 18/3 (20 u15) gelezen in de Monty, Antwerpen, door Sam Bogaerts, Gerardjan Rijnders, Jan Ritsema, Dirk Roofthooft en Ivo Van Hove. Toegang gratis.

Heiner Müller : Ik heb ook nooit beweerd dat ik een reine anarchist ben.

‘Der Bau van een nog jonge Heiner Müller : geen mensen, maar ideeën.

Theater am Schiffbauerdamm : de thuis van het Berliner Ensemble.

Martin Wuttke : een acteur als intendant.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content