Els Deceukelier is een model voor het teater van Jan Fabre. Zo ook in zijn nieuwe monoloog “Een doodnormale vrouw”. Een gesprek.

“MIJN teateropleiding heb ik eigenlijk bij Jan Fabre gekregen. En die duurt intussen al zo’n veertien jaar, ” bekent Els Deceukelier. In 1981 doet de dan zeventienjarige kinderverzorgster een auditie voor “Het is teater zoals te verwachten en voorzien was”, en ze wordt prompt geëngageerd.

Deceukelier : “Hij had wel een script uitgewerkt, maar de scènes en beelden waarover hij vertelde en de improvizaties die we uitprobeerden, vond ik heel raar. Ik dacht, het is iets anders dan ik verwacht en voorzien had (glimlacht), maar het raakt me wel. Toen al besefte ik dat Jan veel dingen uit een akteur akteur tussen aanhalingstekens dan, want ik beschouwde mij in die periode nog niet als een akteur weet te halen. Elk mens is natuurlijk een beetje schizofreen, draagt verschillende personages en karakters in zich. Jan heeft de kracht om die dingen in een akteur naar boven te halen, hem in extase te brengen zonder dat hij het zelf beseft. Want op het moment dat je dat door hebt, ben je niet meer in extase natuurlijk. “

Sindsdien staat Els Deceukelier in haast elke produktie van duivelskunstenaar Fabre. Of het nu een grote-zaal-produktie, een opera, een koreografie of een monoloog is, de aktrice is een onmisbare schakel in het Fabriaanse universum geworden. Ook Fabre zelf ziet dat in. In “Gesprekken met Jan Fabre”, het interviewboek dat in 1993 bij Kritak verscheen, noemt hij Els Deceukelier “een aanwezig model (geworden) van mijn teaterwerk, ze is een medium, ze belichaamt mijn idee over teater en akteren”.

Met de teatermonologen “Zij was en zij is, zelfs” (geschreven in 1975 en voor het eerst opgevoerd in 1991) en “Vervalsing zoals ze is, onvervalst” (1993) komt hun samenwerking in een stroomversnelling terecht. En nu is er dan “Een doodnormale vrouw”, een nieuwe monoloog die op 21 september in première gaat. Voor het einde van het seizoen had de Brusselse KVS nog een vierde solo van Els Deceukelier (met de overspelige titel “Something Else”) aangekondigd, maar die wordt vervangen door het vorig seizoen voortijdig geaborteerde “De keizer van het verlies” (met Dirk Roofthooft als akteur).

Voor Deceukelier is daarmee de kous niet af. Het wordt een hete herfst. Volgende maand staat de blonde aktrice ook in het grootschalige teaterprojekt “Universal Copyrights”, aangekondigd als een stuk over de relatie tussen de fascinatie voor de huidige doemteorieën en katastrofen, de macht van de media en de spektakelkultuur. Daarover wil Deceukelier voorlopig nog niets loslaten. “We zijn er nog volop aan bezig, dus kan ik nog niet veel vertellen. “

– Ondanks het naderende onheil verliest u er uw gevoel voor humor niet bij. Heeft akteren daar iets mee te maken ?

– ELS DECEUKELIER : Wat akteren voor mij betekent, is moeilijk uit te leggen. Ik heb gewoon een intuïtief gevoel dat ik misschien de mensen hoop wil geven. Je ontmoet zoveel mensen die zo zwart tegen het leven aankijken : ze staren zich blind op oorlogen, alles gaat slecht, enzovoort. Ik probeer altijd het positieve voor ogen te houden. Ook in de mensen. Men zegt vaak dat je mensen niet mag vertrouwen. Terwijl ik vind dat (schiet in een lach) mensen best te vertrouwen zijn. Misschien probeer ik als aktrice die hoop en schoonheid over te brengen.

Daarnaast valt het mij op hoe ik na veertien jaar nog altijd zoveel over mezelf leer, hoe ik opengetrokken word. Bij elke nieuwe produktie zet ik als aktrice een stap verder, verleg ik mijn grenzen. Grenzen waarvan je vroeger dacht dat je nooit zo ver zou kunnen gaan. Zoals nu bij “Een doodnormale vrouw”. Toen ik met de tekst begon te werken, had ik de indruk dat ik hem nooit onder de knie zou krijgen. Op een bepaald moment staat die produktie er dan toch, merk je dat het je toch gelukt is. Dat geeft een echte kick.

– U werkt nu al zo’n veertien jaar samen met Jan Fabre. Wat boeit u in hem als kunstenaar en mens dat die samenwerking zolang standhoudt ?

– DECEUKELIER : In de loop der jaren heb ik hem beter en beter leren kennen, maar hij kan mij nog altijd verbazen. Wat vertelt of doet hij nu weer, denk ik soms. Bovendien werkt zijn ongelofelijke energie echt aanstekelijk. Hij geniet ontzettend van het leven, van werken. Zijn energie is gewoon besmettelijk.

Anderzijds kan hij echt razend worden of, omgekeerd, kan hij mij kwaad krijgen en denk ik bij mezelf : ah, rotmanneke !. Maar hij is oprecht en zegt alles wat hij denkt. Zeker bij de mensen die hij al heel lang kent. Die kindsheid van hem en zijn voortdurende verwondering, dat is ook zo mooi. Gisteren waren we in Watou (op de Poëzienamiddag begin september, P.V.) en zegt hij plots : ‘Kijk eens naar die wolken. Die zijn toch prachtig, ze trekken de grond aan. ‘ Die verwondering voor de kleine dingen van het leven, op een haast kinderlijke manier, dat vind ik prachtig.

Hij houdt ontzettend van mensen, daarom maakt hij ook zo graag teater. Als hij een beetje te lang in zijn eentje met beeldende kunst bezig geweest is, voelt hij de behoefte om zich terug in het teater te storten, om terug met mensen te werken. Jan is ontzettend zenuwachtig, het stress-type weet je. Soms vind ik dat vertederend, dan weer irritant, zeker als je moe bent. Ik ben ook een zenuwpees, maar als ik hem bezig zie, word ik er vreemd genoeg rustig van.

– Fabre omschrijft u als zijn muze, zijn model, zijn medium. Vindt u dat van uzelf ook ?

– DECEUKELIER : Niet echt, nee. Ik voel wel dat hij het prettig vindt om met mij te werken, maar meer is dat voor mij niet. Binnen de groep probeer ik nieuwe akteurs en dansers op te vangen, op hun gemak te stellen en hen wegwijs te maken in zijn manier van werken. Misschien ben ik in dat opzicht wel Jans model of medium. Maar aan de vaste danseressen Renée Copraij en Tamara Beudeker, bijvoorbeeld, heeft hij dat houvast ook. Voor de dans zijn zij zijn muzen. Ik denk gewoon dat de mensen die al lang voor hem werken in zekere zin allemaal modellen voor hem zijn.

– Levert u op de een of andere manier een bijdrage tot het schrijven van de monologen ?

– DECEUKELIER : Nee. Of toch. Voor de nieuwe solo, “Een doodnormale vrouw”, misschien wel een beetje. Jan speelde een tijdje met het idee om iets rond heksen te doen, en dat hield mij ook al lang bezig. We hebben daar samen veel over gepraat. We zijn naar verschillende heksenkringen in België en Duitsland geweest om bepaalde rituelen mee te maken en om te voelen of we in de goede richting aan het werken waren. Want in het stuk voeren we enkele heksenrituelen uit en we wilden absoluut vermijden dat we er kompleet naast zaten. We realizeerden ons wel dat we die rituelen niet konden kopiëren en volledig op een teaterpodium zetten zonder dat het belachelijk zou worden.

Vervolgens hebben we boeken over het onderwerp gekocht, hebben we ons gedokumenteerd en zijn we aan het lezen geslagen. We hebben onze leeservaringen uitgewisseld en op basis daarvan is Jan aan het schrijven gegaan. Hij zondert zich altijd af en hij schrijft meestal ’s nachts. Ik heb de tekst pas onder ogen gekregen toen hij volledig klaar was.

– Uw vertolkingen van de monologen zijn dikwijls onderkoeld, nuchter en zelfs een beetje afstandelijk. Vooral als we die vergelijken met “Vervalsing zoals ze is, onvervalst” zoals KVS-direkteur Franz Marijnen en zijn aktrice Bien De Moor die vorig seizoen prezenteerden.

– DECEUKELIER : Nuchter zou ik het niet willen noemen. Abstrakt vind ik een betere term. Maar weet je, hoe abstrakter je de monologen van Jan vertolkt, des te indringender ze worden. Als ik op de bühne zou beginnen tieren “ah, ik hààt jullie ! ” en dan volledig uit mijn bol zou gaan, zou uitfreaken en een rode kop krijgen,… Geef toe, het werkt anders dan bijvoorbeeld : (gedempt) “ik haat jullie”. Ik wil daarmee niet zeggen dat wat Bien De Moor presteert een verkeerde benadering zou zijn. Allesbehalve. Ik was ontzettend verrast door haar vertolking. Het zijn gewoon twee verschillende benaderingen van dezelfde tekst en dat vind ik op zich al spannend.

Mijn vertolking ontstaat uit mijn persoonlijkheid natuurlijk en ik ben niet zo’n extrovert persoon. En anderzijds probeert Jans regie de emotionele stroom van de tekst onder kontrole te houden. Bij hem heb ik overigens geleerd mij als aktrice meer in te houden. Zijn aanpak van de monologen is natuurlijk anders, meer beheerst dan bij grootschalige teaterprodukties zoals “De macht der teaterlijke dwaasheden” of “Sweet Temptations”. Na het spelen van “Vervalsing… ” ben ik altijd behoorlijk moe. De tekst volgt de hallucinaties van het personage, de braakgolven van woorden, afgewisseld door de heldere momenten, de gaten van stilte er tussenin. Het gaat om zoveel emoties en tegelijk om de voortdurende beheersing ervan. Door haar abstraktie is mijn manier van akteren daar een even extreem antwoord op.

– Waarover gaat de nieuwe monoloog “Een doodnormale vrouw” ?

– DECEUKELIER : Hij gaat in wezen over de man in de vrouw, over een vrouw die altijd een man had willen zijn. Eigenlijk zitten er drie stemmen in de tekst : de vrouw, de man en de spreker die kommentaar geeft op de twee andere stemmen. Het gaat om een zoeken naar liefde, naar de andere sekse. Het ene geslacht vraagt zich af hoe het zou voelen om die andere sekse te zijn ? Om als vrouw een penis te hebben of als man een vagina, tegelijk beseffend dat je nooit in de gevoelswereld van de andere sekse zal kunnen doordringen. En toch wordt het zoeken en verlangen naar eenheid niet opgegeven.

Ik beweerde vroeger wel eens dat ik (grinnikend) als man wel iets kon begrijpen. “Als man ? ” fronste men dan de wenkbrauwen, “wanneer ben jij een man geweest ? ” Nee echt, Jan vond dat altijd erg grappig dat ik zoiets zei, en dat heeft hij ook in de tekst verwerkt. Hij gebruikt verder nog de myte van Lilith, de vrouw van Adam in het aards paradijs. Zij wou altijd boven liggen, ze wou de macht over Adam hebben. Na 133 jaar had Adam er genoeg van en hij gooide haar er uit. Net zoals Lilith zijn de heksen, die ook in de tekst aan bod komen, eigenlijk de eerste geëmanicipeerde vrouwen.

“Een doodnormale vrouw” draait rond de complexe relatie tussen een man en een vrouw. Ze willen samen één zijn. Maar tegelijk willen ze de totale vrijheid, de totale losbandigheid. Gewoon alle remmen losgooien.

– En de heksen zijn daar de personifikatie van ?

– DECEUKELIER : Ja. (lachend). Jan zegt altijd dat er een heksje in mij zit. Maar ook mannen kunnen heksen zijn. Bij de rituelen die we bijgewoond hebben, waren er ook mannelijke heksen. Ik heb het over witte magie natuurlijk, die in tegenstelling tot zwarte magie een eenmaking met de natuur nastreeft. Zeker in de maatschappij waarin we nu leven, wordt dat een probleem. Alles gaat zo snel en alles is zogenaamd slecht, we leven in een soort van videoclip-maatschappij waarin we nog nauwelijks voeling hebben met de mensen, de werkelijkheid en de natuur.

De beoefenaars van de witte magie beweren niet dat ze dat verloren kontakt kunnen herstellen. Ook voor hen ligt dat moeilijk, ze leven nu eenmaal in dezelfde maatschappij. Het zijn geen alternatievelingen of zo. Wel proberen ze een evenwicht te vinden, opnieuw zoals ik daarstraks al zei vertrouwen te hebben in de mensen, de wereld en de natuur.

Ik weet wel dat je niet iedereen kan vertrouwen, maar er zijn mensen die niemand meer vertrouwen en dat vind ik zo erg. Ik snap dat dus niet. Ze zien alles zo zwart, nu ja de media doen er natuurlijk aan mee. Als je die mensen ziet, moet je hen maar eens vertellen dat ze ook positieve dingen moeten schrijven en zeggen. Ik wil mijn ogen niet sluiten voor het leed hoor. Je moet weten wat er in de wereld omgaat, maar je moet ook nog het positieve kunnen zien. Je moet nog kunnen leven.

Paul Verduyckt

“Een doodnormale vrouw” van 21-23/9 en van 14-16/12 in deSingel (Antwerpen). “Universal Copyrights” op 24, 25, 27 en 28/10 in het Lunateater (Brussel) en van 9-12/11 in deSingel. “Vervalsing zoals ze is, onvervalst” van 4-6/10 in deSingel. Reprise van de versie van Marijnen/De Moor : van 8-10 februari 1996 in Les Tréteaux de Bruxelles (tgo. de KVS). “De keizer van het verlies” van 11-16 mei 1996 in de KVS zelf.

Els Deceukelier : “Je moet nog kunnen leven. “

Els Deceukelier : “Door ze abstrakt te spelen, worden de monologen indringender. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content