Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Zoals vorige week gemeld : Jan Schodts is met Het uur van de waarheid aan een geweldig seizoen begonnen. Nog sterker dan het vorige, dat al ver boven de concurrentie uitsteeg. Het is een herboren Schodts, bevrijd als hij is van het loden gewicht van Lou De Clerck en Paul Goossens, dat veeleer temporemmend dan tempobevorderend werkte.

Vooraleer De Clerck zijn vraag had gesteld, waren er drie commercial breaks gepasseerd. En Goossens had er een gewoonte van gemaakt om na elk antwoord van de gast een eindeloze stilte te laten vallen, waarin hij zodanig verbouwereerd voor zich uit staarde dat ook wie van het onderwerp niets begreep slechts één conclusie kon trekken : de ondervraagde zat te liegen dat hij zwart zag. Velen lieten zich verleiden om de stilte dan maar te doorbreken door aan hun pas afgesloten redenering nog enkele extra overwegingen toe te voegen. Waardoor wat aanvankelijk alleen maar een weinig steekhoudend betoog was, uitmondde in een stuitende opeenstapeling van stommiteiten. Een schitterend techniekje van Goossens, helaas zeer tijdrovend.

Schodts, die ondertussen benoemd was tot fysical trainer van de VT4-omroepsters en het leven dus dag na dag zonniger begon in te zien, besloot Het uur in het vervolg alleen te doen. En om te bewijzen wat voor flitsende televisie dat kon opleveren, maakte hij in de eerste aflevering kipkap van zijn vroegere collega Jan Ceuleers, die bij bevorderingen op de BRTN altijd in zijn weg had gelopen. In een kwartier tijd werd Ceuleers afgeschilderd als de slechtste directeur-generaal die ooit de leiding had gehad over een televisiestation. Schodts had, met het oog op het marktaandeel, gehoopt dat na al die beledigingen een vechtpartij in regel zou losbarsten, eventueel met Rachel en de klein. Maar nee, Ceuleers leek het met elke aantijging eens en zijn tevredenheid steeg rechtevenredig met de steeds grovere onkunde waarvan hij werd beschuldigd.

OVER DIE EERSTE aflevering was Schodts niet tevreden. Gebrek aan tegenstand. Zoals bijvoorbeeld een Mike Tyson ondervindt, het is een probleem voor alle groten in hun vak. Daarom besloot hij de volgende week iemand uit te nodigen die wat steviger op zijn benen stond : Louis Tobback, de keizer van Leuven.

Schodts had zich een nieuw paar bretellen aangeschaft en had de mouwen opgestroopt. ?Ik zou met u een paar onderwerpen willen bespreken,? leidde hij een grijnzende Tobback in. ?De zaak Coëme, de spanningen binnen de meerderheid, het cordon rond het Vlaams Blok, en wat ik zou noemen : uw persoonlijke situatie. Want gij waart vroeger een sympathieke vent. Iemand die voor zijn gedacht uitkwam. Een halve anarchist die de machthebbers in verlegenheid bracht. Gij kwaamt op tegen de reactionaire krachten. Gij waart een boegbeeld voor de linksdenkenden en de anticonformisten. Gij genoot aanzien zowel bij de gewone man als bij de intellectueel.

Maar dan zijt gij minister van Binnenlandse Zaken geworden, omdat ze bij de tjeven dachten : we hebben die ambrasmaker beter met ons dan tegen ons. Gij kreegt een schoon bureau en een secretaresse. Ge kreegt macht en ge vondt dat heel plezant. En ineens, bijna ongemerkt, voltrok zich een verandering. Ge leekt nog wel sympathiek, een interview met u was nog altijd goed voor een paar spitsvondigheden, maar intussen schooft ge op naar het andere kamp. Niemand zag dat, gij nog het minst van allen. In geen tijd kreegt ge een dikke nek.

Ge liet u loven en prijzen. In uw partij liepen ze zich de schoenen vanonder hun voeten om bij u in het gevlei te komen. En gij liet het u welgevallen. Ge werdt nog ijdeler en verwaander dan de stiefmoeder van Sneeuwwitje. Ge naamt wat ge wenste, ge gooide gelijk het u uitkwam verdienstelijke mensen buiten om ze door uw vazallen te vervangen. Ge besliste dat een ministerpost u te veel last bezorgde en dat ge liever vanachter de schermen de zaken zoudt regelen. Dus kwam die opschepper uit Oostende in uw plaats. Gij trokt u terug en zorgde voor een dik extra inkomen door u tot senator te laten verkiezen, gij die vroeger op die ouwe conservatieven spuwde.

Tegelijkertijd werdt ge burgemeester van Leuven, om ook nog eens baas te kunnen spelen over de mensen uit uw eigen buurt. Ge sloot cafés, ge weigerde toelating voor studentenfeesten, ge joegt de homofielen uit uw stad, elke arme sloeber die in uwe weg liep werd in de gevangenis gesmeten. Er kon geen ouwe pee met een klak komen zagen dat schooljongens te dicht langs zijn broekspijpen waren gereden of ge verboodt het fietsen in Leuven.

Gij ontpopte u van een ruimdenkende progressief, tot een reactionair zoals zelfs de katholieken er geen hebben. Ge werdt arrogant, autoritair en onuitstaanbaar. Interviews met u waren geen plezier meer maar telkens weer een bron van ergernis. En alsof dat alles nog niet erg genoeg was vondt gij, socialist, het zo plezierig om over alles en iedereen baas te zijn dat ge de zwaksten de duvel begont aan te doen. De sukkelaars die in het ruim van een boot de zee waren overgestoken, die kregen het van u het hardst te verduren. Omdat gij goed begrepen hadt dat minder ontwikkelde geesten, intussen het gros van uw kiezers, dit optreden als doortastend en efficiënt zouden bestempelen, wat zich zou vertalen in nog meer stemmen, en nog meer macht. Zo iemand zijt gij geworden zie : een echte zak. ‘k Vraag mij af hoe eenzaam ge u voelt. Maar daarover zullen we het straks hebben, in het laatste deel van mijn programma. Eerst het ontslag van Guy Coëme.?

LOUIS TOBBACK HAD geamuseerd zitten luisteren en was niet in het minst onder de indruk. ?Wat voor een taal spreekt gij ?? sneerde hij sarcastisch. ?Gij naamt, gij kwaamt… Het lijkt wel Potgieter. Wie praat er nu nog zo ??

Schodts had alles verwacht maar geen spraakkundige discussie. Hij wist niet meteen een repliek en Tobback begreep dat hij beet had. ?Gij hadt, gij werdt : is dat met dt of niet ??

Schodts probeerde in paniek een analogie te vinden : ?Natuurlijk is dat met dt. Het is toch ook : denken, gij dacht.?

?En gij doecht dat,? blufte Tobback, bij wie plots twijfel rees. ?Zegt ge : gij kondt of gij kont ??

?Gij kost,? probeerde een vertwijfelde Schodts die niet ten onrechte vreesde dat zijn programma volledig de mist in ging. ?Met een t want de s zit in ’t kofschip.?

Louis Tobback stond recht en blikte triomfantelijk in het rond : ?Ach zo. En gijzelf ? Zit gij ook in ’t kofschip ??

Van de andere kant kwam geen reactie meer. Tobback haalde uit voor de knock-out : ?Waarom schrijft ge dan Schodts met dt ??

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content