Syriërs zijn banger voor zichzelf dan voor de Ba’ath-dictatuur. Het woord etnisch is taboe. Maar waarheen voert een machtswissel ?

PRESIDENT Hafez al-Assad en zijn generatie zijn bejaard. Er is corruptie, werkloosheid, en de kinderen van de revolutie geven alleen om exclusieve auto’s en de luxe van het Sheraton. Maar toch : ?Syrië is, ondanks alles, het beste land van de wereld.?

?Dit zijn mijn echte vrienden,? zegt Adnan. ?Hier voel ik me echt thuis.? Hij scheurt in zijn BMW zijn geboortedorp in Noord-Syrië uit. Vier gesluierde vrouwen op de achterbank, een met een pasgeboren kind. Een vriend in de achterbak, met de klep open. En de andere vijf mannen op twee brommers er achteraan. Ze zijn een middagje uit. Dwars door de olijf- en amandelboomgaarden gaat het, over kronkelpaden naar de Romeinse badhuizen en graftombes die laatst door de Fransen zijn opgegraven. Adnan rijdt een van de brommers klem, en trekt dan weer hard op. De meisjes op de achterbank giechelden, maar uit de achterbak klinkt een oerschreeuw. Iedereen stopt. De vriend wordt uit de bak getrokken. Bovenop zijn kale kop gaapt een grote wond. De klep was op en neer gaan zwiepen. Iemand neemt foto’s van het slachtoffer, de rest ligt gierend van de lach in de berm. De rest van de middag, al klauterend over de ruïnes, dept de jongen zijn bloedende hoofd.

Ze zijn tussen de twintig en dertig, de meesten getrouwd. Op één na hebben ze het dorp verlaten. Ze studeren of werken in de stad Damascus, Aleppo. Vandaag zijn ze teruggekomen naar het dorp. Er is een trouwerij morgen. Adnan is de enige van het groepje die het gemaakt heeft. In Damascus. De meesten hebben wel gestudeerd, maar hebben een onderbetaalde baan bij een overheidsinstantie of baten één van de vele zieltogende textielwinkels uit. Sinds de revolutie van de Ba’ath-partij in 1963, is onderwijs niet alleen maar toegankelijk voor grootgrondbezitters of de upper class uit de stad. Haast elke Syriër is nu gratis naar de universiteit geweest. Maar er zijn geen passende banen. Een kwart miljoen jongeren komt jaarlijks op de arbeidsmarkt.

KOP INDRUKKEN.

Adnan is manager van een goedlopend softwarebedrijf in Damascus. Aan zijn appartementje in de hoofdstad geeft hij geen geld uit. Hij heeft er een bed, een bureau, en een poster van Beautiful Greece aan de muur. De auto kreeg hij van zijn baas, een Golf-Arabier. Adnan steekt al zijn geld in zijn familie back home. ?Ik wil niet hogerop voor mezelf, zoals jullie in Europa. Ik doe het voor de familie.?

De ene keer komt hij aanzetten met tienduizend dollar voor zijn broer om een winkel te kopen. De volgende keer brengt hij een satellietschotel of wasmachine. Voor zijn moeder. Adnan is 27. Zijn vader, een arme boer, stierf jong. Zijn moeder bracht acht kinderen in haar eentje groot. Ze kan lezen noch schrijven. Toen Adnan op zijn zeventiende in Damascus ging studeren, woonde ze in een soort iglo van lompen en modder. Nu heeft ze een vierkant huis van cement met drie kamers.

Adnan is een typisch product van de Syrische revolutie, van de emancipatie van volk en platteland. Of liever, hij is een van de weinige geslaagde voorbeelden van wat de revolutie destijds met Syrië bedoelde te doen.

In de jaren voor de onafhankelijkheid, in 1946, bevochten de etnische en religieuze groepen elkaar opgepookt door Britten en Fransen. Na de onafhankelijkheid ging die rivaliteit gewoon door. Bijna elk jaar pleegde een van die groepen, of een mix daarvan, wel een coup. Na 1963, toen de Ba’ath-partij de macht greep, en zeker na 1970, toen Hafez al-Assad zijn Ba’ath-rivalen aan de kant zette, werden woorden als etnisch officieel taboe. Assad, die uit de minderheid van Alawieten komt (een sekte die door de rest met de nek wordt aangekeken), begreep dat er maar één manier was om van Syrië een sterke staat te maken : etnische en religieuze rivaliteit de kop indrukken. Hij wilde iedereen, ongeacht afkomst, geloof, klasse of clan gelijke kansen geven. Om geen groep tekort te doen of voor te trekken moest Assad, net als destijds president Tito in Joegoslavië, bij benoemingen juist heel goed letten op de afkomst van de kandidaten. In plaats van de verschillen onder het kleed te vegen, cultiveert hij ze dus.

Adnan is een soennitische moslim, net als de rest van zijn dorp. Zo’n tachtig procent van de zeventien miljoen Syriërs is soennitisch. Vroeger was Adnan gelovig. Zijn oudere broer, die vier jaar in Frankrijk studeerde, pestte hem altijd als hij met zijn neus in de religieuze boeken zat. ?Geniet van het leven jongen, er is meer op de wereld dan de Profeet,? schreef de broer dan, want telefoon hadden de dorpelingen in die dagen nog niet. Nu heeft de broer zijn buik vol van de pornofilms en mooie meisjes in Parijs. Hij leest thuis in het dorp de koran. Hij is getrouwd met een achttienjarig gesluierd buurmeisje, en heeft een kind. ?Op een dag daalt zelfs Jezus af naar de Omayyadmoskee en dan wordt hij moslim, let maar op,? zegt de broer, die ook mee is naar de ruïnes (hij is de enige die de Franstalige kleurenfolder over de opgravingen kan lezen). Hij zegt dat hij geen baan heeft omdat Assad de Alawieten en de andere minderheden voortrekt, en de soennieten eronder wil houden.

OPSTAND.

Adnan kan het bijna niet aanhoren. ?Luister eens, hoeveel Alawieten zitten er in de regering ?? zegt hij. ?En is het soms geen soenniet die de onderhandelingen met Israël voert ? Je mag Assads economische politiek de schuld geven van je werkloosheid, of zijn non-politiek, maar niet zijn etnische of religieuze beleid.?

Een hardnekkig misverstand over Syrië is dat de Alawieten er de dienst uitmaken. Het zijn Assads getrouwen uit de oude dagen van de Ba’ath, die de topposities bezetten. Daar zit, behalve een stevige vertegenwoordiging uit Assads naaste familie, van alles bij. Toch laat Assad de soenniet niet alleen op grond van diens kwaliteiten de onderhandelingen met Israël voeren. De president wil niet dat de soennieten straks een vredesakkoord bekritiseren, omdat een Alawiet of Druus de deal heeft gesloten.

Dat weet Adnan, want hij maakt er een toespeling op. Hij vindt dat die verdeel-en-heerspolitiek noodzakelijk is voor het behoud van Syrië. Tijdens zijn studie politicologie moest hij een halve bibliotheek over het politiek-sociale project van de Ba’athisten doorploegen. Een hoop propaganda, vond hij, maar één ding heeft hij wel geleerd : ?Als wij ons weer tegen elkaar afzetten, gaat Syrië kapot.? Wij, dat zijn de soennieten, Alawieten, christenen, sjiïeten, Druzen, Koerden en anderen die in Syrië wonen.

Adnan werd, kortom, uit nationalistische overwegingen seculier. Nu drinkt hij en leest hij Amerikaanse romans. Zijn grootste angst is dat hij weer religieus wordt. Hij slaat de toenemende islamisering van Syrië ongerust gade. ?Tegenwoordig zie je in de moskee zelfs hoge overheidsfunctionarissen en voormalige communisten ! Ik heb het ook in me, maar ik laat het niet toe.?

Daarom doet Adnan, net als veel Syriërs trouwens, koeltjes over de opstand van de Moslimbroeders ook soennieten , begin jaren tachtig, en nog koeler over de manier waarop Assad in 1982 met die opstand afrekende. Assad liet de steden Hama en Homs belegeren, waar de Broeders hun bases hadden. Vele duizenden mensen vonden de dood. Adnan herinnert zich heel goed hoe de Broeders zich in de barre heuvels rond zijn geboortedorp verscholen. Het was de hel. Overal leger, steeds razzia’s, schietpartijen. Het dorp stond van twee kanten onder druk. ?Het klinkt hard,? zegt Adnan, ?maar de meesten in het dorp waren blij dat Assad de opstand neersloeg. Toen was het tenminste weer rustig.?

Sektarische, religieuze of clanverschillen benadrukken, is een taboe in Syrië. Dat knaagt aan het fundament van de staat, aan de basis van de ?Correctieve Beweging? van Assad. Niemand durft vrijuit over dit thema te praten. Er wordt wel gezegd dat Syriërs zo bang zijn dat ze gearresteerd worden, dat ze over dit soort dingen liever hun mond houden.

RUSSEN.

?Wij praten alleen tegen onszelf in de spiegel,? luidt een populair gezegde. Maar dat is niet waar. Syriërs praten wel, over alles eigenlijk. Ook het taboe komt doorlopend ter sprake, in tussenzinnen, terloops. Maar als ze het door hebben, veranderen ze midden in een zin van onderwerp.

Zo is een christelijke docente Engels, op vakantie in Aleppo, aan het vertellen over een zakenman die half Syrië ?bezit? toerisme, onroerend goed, de transportsector. ?Hij is sjiïet,? zegt ze, en trekt haar wenkbrauwen op. Op de vraag wat dat betekent, kijkt ze tevreden rond en zegt : ?Dit is mijn lievelingscafé. Alleen jammer dat er de laatste tijd zoveel Bulgaren rondhangen. Moet je die poenige pakken zien, ik zou nooit met een Bulgaar willen trouwen.?

Het beste is om de Syriërs te laten praten, en geen moeilijke vragen te stellen. Vooral in de huizen, aan tafels vol heerlijke schotels waar het land beroemd om is, hoor je een heleboel. Zo klagen de bewoners van Aleppo dat Assad hun stad bewust verwaarloost. Als het in Damascus regent, spoelt het water netjes door de goten weg. De wegen rond Damascus zijn beter dan elders in de Arabische wereld. Daar kun je zien dat er een staat is die investeert in openbare voorzieningen (ook al zijn die grotendeels door Koeweit en Saudi-Arabië gefinancierd, als dank voor Syrische steun tijdens de Golf-oorlog). Aleppo staat na een bui dagen blank. Het wegdek zit vol gaten, overal ligt rommel. Sinds 1970 is Assad maar twee keer in Aleppo geweest. Hij benoemt haast nooit een Aleppijn op een hoge post wel mensen uit Damascus en verre uithoeken van Syrië.

Aleppo wordt kortgehouden, die aristocratische handelsstad, die strategisch op de route van Iran naar Oost-Europa ligt. In de Turkse tijd zaten alle diplomaten hier, in villa’s met torentjes die nu zijn afgebladderd. Toch leeft Aleppo op. Sinds de val van de Muur voel je weer hoe dicht de stad bij Europa ligt. Een paar jaar geleden al namen bleke Russen en Hongaren met plastic zakken vol textiel hun intrek in shabby hotels. Toen kwamen de blonde prostituées. Nu hangen ook de grote jongens in de lobby’s rond in het Cham-hotel welteverstaan, vijf sterren. Het is zo’n toevloed, dat Syriërs reizigers aanspreken met : ?Bent u een Rus ?? De Oosteuropeanen hebben bodyguards, spiegelende zonnebrillen en grote dasspelden, en drinken whisky bij het eten. Het zijn nomenclatura-kapitalisten, mannen die hun connecties in de communistische bureaucratieën en veiligheidsdiensten hebben gebruikt om zich na de ommekeer van een goede positie te verzekeren.

BUSINESS-ELITE.

Zij lijken sprekend op de Syriërs met wie ze zaken doen. Na jaren van staatsgeleide economie krijgt de particuliere sector nu ook in Syrië wat lucht. En de nieuwe Syrische business-elite heeft dezelfde achtergrond als de Oost-Europese : het zijn kinderen en intimi van de politieke en militaire machthebbers.

Volgens een soennitische Damasceense zakenman van de oude bourgeoisie (?Ik zie mijn vader nog zitten, krant op schoot, hoofd in zijn handen. Ik was een jongetje. Laat hem maar even, zei mijn moeder, hij heeft net gehoord dat onze fabrieken zijn genationaliseerd.?) is het tot daaraan toe dat vooral well connected Syriërs profiteren van de economische opening van zijn land. Op den duur pikt iedereen daar een graantje van mee. Wat hem meer zorgen baart, is dat de Syrische elite zich door de verlokkingen van het snelle geld niet tot echte elite ontwikkelt.

Het Filippijnse dienstmeisje brengt sinaasappelsap en Aleppijnse pistachenoten, en hij legt uit : ?Wat doe je als je met een paar nobodies uit een klein dorp de macht overneemt van de oude heersende klasse, zoals hier in 1970 gebeurde ? Je probeert zoveel mogelijk op die klasse te lijken. Om het verschil weg te poetsen. Om tenslotte na een paar generaties als elite geaccepteerd te worden. Dus je kleedt je zoals zij en stuurt je kinderen naar de Sorbonne.?

Maar de hoogwaardigheidsbekleders duwen hun kroost meteen het zakenleven in. In het Sheraton van Damascus zie je ze elke avond zitten, jongeren nog, gekleed in opzichtige Moschino-pakken met gouden ritsen, achter een gerookte zalm of Ceasar Salad. Ze worden voorgereden in westerse auto’s met posters van Assad op de achterruit auto’s die je vijf jaar geleden niet zag en die ze nu, via hun vaders, exclusief mogen importeren. Ze verdienen geld als water. Ze spreken hun talen slecht. De mannen praten over nieuwe licenties en disco’s in Rome. De vrouwen evalueren de laatste tupperwareachtige party van Versace. ?Als dit de opvolgers zijn van het huidige regime, en dat zijn ze, vrees ik het ergste,? zegt de zakenman. Er klinkt spijt in zijn stem. Net als Adnan kan het hem al lang niet meer schelen wie het land bestuurt als het maar met enig beleid gebeurt. Hij houdt zijn hart vast voor de dag dat de generatie van Assad (zestigers, zeventigers) de macht overdraagt.

VERVLOGEN DROMEN.

Ook de ?oppositie? lucht vrijuit haar hart. Een voormalig minister die tien jaar gevangen heeft gezeten, doet uitgebreid verslag van de schending van de mensenrechten in Syrië. ?De Druzen in de veiligheidsdienst zijn het ergst.? Zijn vrienden, allen soennieten in versleten tweedjasjes, zitten bij hem thuis in Aleppo, aan de gedekte tafel. Ze vertellen zo gretig over het onrecht in hun land, dat ze verzanden in jaartallen, namen en andere details, en vergeten dat er een gast is. Als je vraagt wat de aantrekkingskracht was van de revolutie destijds, en wanneer het regime zijn ideologie opofferde aan de politiek van zelfbehoud, kijken ze niet begrijpend. Zij hebben elkaar, en met elkaar leven ze in het verleden.

?Hij is deken van de orde van advocaten,? zegt de ex-minister als een oude man komt binnenstrompelen, ?zeven jaar cel, van 1981 tot 1988.? Deken ? Nog ? ?Nee, vroeger !? Verder klampen zij zich vast aan buitenlandse diplomaten (de gevreesde klasse voor het Syrische establishment) en vertegenwoordigers van Amnesty die soms langskomen. Hun grootste verwijt aan Assad is dat hij een nationalist is geworden, dat hij de droom van de pan-Arabische natie heeft laten varen. De meeste Syriërs delen die klacht helemaal niet. Zij zijn trots op hun land en in die zin ook op Assad, want die laat niet over Syrië heen lopen. Velen dromen van Groot-Syrië (Libanon, Irak, Jordanië en Palestina en dat kleine stukje dat nu bij Turkije hoort onder één groot Syrisch dak, net als vroeger). Maar ze gruwen van een pan-Arabische staat. Syriërs noemen Egyptenaren ?boeren? en Jordaniërs ?bedoeïnen?. Het is duidelijk dat het regime van de ex-minister en de zijnen weinig te vrezen heeft. Ze vertegenwoordigen vooral zichzelf.

?Assad heeft twee doelen,? zegt Adnan, terug in zijn geliefde café Toledo in Damascus, waar iedereen gin met citroen drinkt, behalve een paar gesluierde meisjes. ?Het eerste doel is interne stabiliteit. Het tweede is Syrië als regionale macht op de kaart zetten.? Veel Syriërs kijken uit naar vrede met Israël. Een paar jaar geleden hadden ze het nog over honden (voor moslims de meest onreine wezens op aarde) als ze joden bedoelden. Nu niet meer. Syriërs zien via de satellietschotel reclames en reportages over Israël op CNN en Euronews. Ze willen weten of Israël er net zo uitziet als op het scherm, hoe Israëliërs over vrede denken, en of het echt zulke listige handelaars zijn.

Assad bereidt de Syriërs voor op een vredesakkoord. Zij accepteren dat. Ze geloven allemaal dat Assad alleen vrede sluit als hij de hele Golanhoogte terugkrijgt anders was hij toch allang, zoals PLO-leider Yasser Arafat, voor minder door de knieën gegaan ? Zijn revolutie mag op allerlei manieren gefaald hebben, maar voor al die echecs hebben de mensen een scheut nationale trots teruggekregen. Daarmee compenseren ze tot op zekere hoogte hun klachten.

?Mijn God, die corruptie hier,? zucht een jonge Syriër die net uit het Westen terug is om een familiebedrijf over te nemen. Een kennis van hem importeerde laatst een lading hout om meubels te maken. Toen het hout in de haven aankwam, mocht hij het niet inklaren. Na maanden gesteggel kreeg hij te horen dat er wormen in zaten, en dat het Syrië niet in mocht. Hij verscheepte het hout naar Turkije, en verkocht het daar. Er zaten helemaal geen wormen in. Wat bleek ? De zoon van een invloedrijke Syriër was zèlf bezig hout te importeren.

SOCIALE TIJDBOM.

Vervang ?hout? door thee, auto’s of wat dan ook, en het Syrische handelsleven is in grote trekken geschetst. Op de vraag waarom hij is teruggekomen, zegt diezelfde jongeman met een ontwapenende glimlach : ?Ik kan zeggen dat het met de infitah te maken heeft, de economische liberalisering. Maar de echte reden is dat Syrië, ondanks alles, het beste land van de wereld is.?

Adnan, de boerenzoon, wil dat wel beamen. Hij werd een tijdje geleden verliefd op een Brits meisje. Hij wilde met haar trouwen. Maar de relatie liep stuk omdat zij niet in Syrië wilde wonen. Omdat hij nu, vindt hij zelf, een oude vrijer aan het worden is, gaat hij misschien toch een meisje uit het dorp trouwen. Net als zijn broer. Een vrouw uit een ander dorp of Damascus ? Oh nee. Wie naar Damascus trekt, die kan zich redden, maar meer niet. Daar zit het centrum van de macht, daar gebeurt het, daar woont een allegaartje van dorpelingen, stedelingen, mensen uit alle delen van Syrië. Met die mensen heb je een professionele relatie, verder niet.

In een ander dorp terechtkomen, of in Aleppo (waar jongeren voor straf moeten studeren als ze te weinig punten halen voor de universiteit in Damascus), is nog erger. Daar bakken ze het brood anders, daar bestaat die lokale, afgeschermde clan- en familiemachinerie nog. Al hang je hetzelfde geloof aan, dan nog assimileer je er niet. Vandaar dat Adnan alleen met een buitenlandse of met iemand uit zijn eigen dorp wil trouwen. Zijn probleem is alleen : alle meisjes uit het dorp dragen een hoofddoek.

Adnan is geen uitzondering. Er zijn niet veel Syriërs die met iemand uit een andere geloofsgroep of een vreemd dorp zijn getrouwd. Omdat haast alle Syriërs zo op afkomst, geloof, clan en familie zijn gefixeerd, weten ze intuïtief dat dit de sociale tijdbom is die onder de staat ligt te tikken. Zeker nu ze zich zorgen beginnen te maken om wie de bejaarde Assad moet opvolgen, weten ze dat ze één ding niet willen : een nieuwe storm van machtsovernames en chaos. Ze willen een verandering van binnenuit, niet weer een revolutie.

Vandaar dat het nationale taboe niet alleen een taboe is dat het regime het volk oplegt. Mensen durven er zelf niet over te praten, uit angst dat het precies de sentimenten voedt waar ze zo bang voor zijn. Daarom maken ze hun verhalen soms niet af, daarom beantwoorden ze vragen niet. Ze zijn niet zozeer bang dat een ?stille? ze hoort, ze zijn bang dat ze zichzelf horen.

Het is niet voor niets dat zelfs de criticasters van het regime diep bedroefd waren dat Assads zoon Basil vorig jaar bij een auto-ongeluk om het leven kwam. Basil was slim en sluw, zoals Assad, en had hetzelfde vermogen om mensen aan zich ondergeschikt te maken. Nu zie je op straat portretten van Assads tweede zoon Bashar verschijnen. Bashar, een oogarts die uit Londen werd teruggehaald, mist dat natuurlijke aura dat Basil had. Hoewel veel Syriërs hem in hun hart sympathieker vinden dan Basil, wijzen ze hem om die reden af.

?We hebben een sterke man nodig om het land bij elkaar te houden,? zegt Adnan. Hij loopt in een drukke winkelstraat in Damascus, langs Benetton, langs een winkel die Swatches verkoopt. Hij wijst op een poster van Bashar in een etalage en fluistert : ?Weet je hoe ze hem in het leger noemen ? Een sissy, een doetje.? Hij lacht erbij. Een geforceerd hiklachje. Hoe anders klonk de lach die hij onbevangen tussen de Romeinse ruïnes liet echoën, omringd door zijn vrienden, thuis, daar in het ruige noorden.

Caroline De Gruyter

Copyright Elsevier

De islamisering neemt toe. Er bevinden zich zelfs voormalige communisten in de moskee. (Beeld : de Omayyadmoskee)

President Assad heeft de gedachte van een pan-Arabische natie laten varen.

In Damascus wonen mensen uit alle delen van het land. Maar in Aleppo bakken ze het brood anders. (Beeld : studenten in Aleppo)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content