Als de Brit Chris Bonington over bergbeklimmen spreekt, heeft hij het in feite over het leven. Volgende week komt hij even in België.

HIJ heeft ze bijna allemaal gehad : de ijsvlakten, de ijswanden, de rotsen, de toppen, de vrienden, van wie er achtergebleven zijn, de momenten van doodse eenzaamheid, de pijn, de verkwikking en het geluk. Toch is niet meteen duidelijk of Chris Bonington (61) een gelukkig man is. Daarvoor is hij te gereserveerd en te gedreven. Zijn erelijst scheert anders hoge toppen. In de jaren vijftig klom hij eerst in Schotland en in het Mont Blanc-massief, waar hij meteen al enkele klimroutes opende of minstens de eerste Brit was op bestaande voies. In de jaren zestig volgde de opening van moeilijkere routes in de Alpen, de Himalaya en de Andes.

Zo is hij jaar in jaar uit blijven klimmen. In India, Nepal, Pakistan, China en Tibet, maar ook in Alaska, Noorwegen en aan de Zuidpool. Dikwijls als expeditieleider, en altijd wel met een verhaal in zijn hoofd. Sinds Chris Bonington in 1961 de Royal Military Academy in Sandhurst als outward bound-, zeg maar survival-instrukteur, verliet, leefde hij van het avontuur : als organizator, schrijver, fotograaf en raadgever van Berghaus, de Britse fabrikant van buitensport- en klimgerief. “I Chose to Climb” luidde de titel van zijn eerste boek en die keuze is hij trouw gebleven. In 1989 publiceerde hij, na tal van monografiën, een terugblik op zijn leven als beroepsklimmer : “Mountaineer”. Dat is en blijft hij met hart en ziel. Volgende maand trekt hij met een Noorse expeditie naar de Queen Maud Mountains op Antartica. In april volgend jaar wil hij met een groepje een gebied in Tibet verkennen en er al even onbekende bergen beklimmen.

Waar is het hem bij het klimmen om te doen ?

– CHRIS BONINGTON : Klimmen is mijn lang leven. Het louter fysieke aspekt spreekt mij nog altijd aan. Als ik in de rots- of ijswand goed vooruit kom, voel ik mij lekker. Zeker als er ook enkele risico’s genomen worden, die het klimmen echt zijn scherpe kant geven. Even belangrijk blijft echter het verkennen en ontdekken van plekjes waar liefst niemand geweest is.

– De eerste willen zijn ?

– BONINGTON : Uitpakken met een primeur, heeft met ons ego vandoen. Bij het openen van een klimroute of de ontdekking van een streek, vind ik nochtans het doen belangrijker dan het gedaan hebben. En dan zijn er altijd de opbeurende schoonheid van de bergen en de vrienden waarmee je die deelt. Ik zou een slecht soloklimmer zijn.

– Toch schrijft u ergens dat een soloklim de max is : alleen de berg en u.

– BONINGTON : Dat is inderdaad het ultieme, maar ik voel graag het klimtouw. Als je dan valt, heb je nog een kans. Bovendien heb ik liever een paar klimmakkers mee. Zeker als het vrienden zijn en wij ook buiten de bergen met elkaar omgaan. Jammer genoeg zijn er al enkele overleden of klimmen ze niet meer.

– Zijn ze niet een beetje jaloers als u er weer op uittrekt ?

– BONINGTON : Niet alleen klimmers maar iedereen die een beetje sukses heeft, wordt al eens met afgunst bekeken. Ik leef echter van mijn klimpartijen, mijn avonturen, mijn boeken, mijn voordrachten en mijn praktische adviezen aan Berghaus. Mijn leven draait rond het bergbeklimmen. Wel heb ik altijd eerst uitgestippeld wat ik wou doen. Daarna zoek ik uit hoe ik dat kan bekostigen. Zodra je echt op geld uit bent, ben je verloren.

– In 1961 verliet u het Britse leger, de Royal Military Academy in Sandhurst nog wel.

– BONINGTON : Ja, ik was toen 27 jaar en instrukteur in de Outward Bound School. Toen klom ik al een jaar of tien. Ik besefte dat ik in het leger niet zou kunnen doen wat ik wou. Daarna werkte ik een poosje voor Unilever tot ik in 1962 als eerste Brit de beruchte Eiger-noordwand beklom. Sindsdien ben ik blijven klimmen.

– En u blijven meten met anderen en met uzelf. Maar nu moet u toch niets meer bewijzen.

– BONINGTON : Vroeger was ik inderdaad kompetitiegerichter. Al zit dat er nog altijd in, nu dat ik ook mijn ervaring, kennis en kontakten kan aanwenden om dingen gedaan te krijgen die anderen misschien minder makkelijk kunnen verwezenlijken. Zo plannen wij nu een bergtocht in Tibet, die niemand ooit heeft gedaan.

– Verbeteren klimmers met ouder worden ?

– BONINGTON : Neen. Onze ledematen worden strammer. Toen ik twintig was, klom ik makkelijk een 5c dat was toen de hoogste moeilijkheidsgraad die een rotsklimmer kon halen. Intussen is deze discipline dermate geëvolueerd dat sommigen al een 8c+ halen. Ik heb mijn niveau behouden, maar dat is niks meer vergeleken bij wat die jonge snaken doen. Dat kan mij trouwens geen snars schelen. Ik vind het nog altijd leuk een rotswand te beklimmen.

– Hoe kijkt u aan tegen de bergbeklimmers die zo uitrusten met boorhaken en andere technische tuigen, dat zij onverschillig welke wand aankunnen.

– BONINGTON : Groot-Brittannië is wellicht het laatste bastion van een avontuurlijke klim-etiek, die er ons toe brengt geen boorhaken te gebruiken. En als ze al gebruikt worden, is dat uitzonderlijk : soms onderaan de kalkrotsen die slechts weinig natuurlijke houvast bieden om hogerop te geraken. Wie andere rotsen beklimt, gebruikt geen boorhaken. Wij leggen knopen in ons touw of verwijderbare klemblokken. Op die manier laat je geen onuitwisbare sporen na en leer je vooral de natuurlijke beperkingen aanvaarden die de rotswand je oplegt. Het klinkt misschien filozofisch, maar wij moeten de bergen nemen zoals ze zijn en klimmen tot waar onze dapperheid ons kan brengen. Sportklimmers daarentegen zijn atletisch en in zeker opzicht zelfs arrogant. Zij denken dat zij met enkele bouten en boorhaken elke wand kunnen overmeesteren. Dit neemt niet weg dat er ruimte is voor beide disciplines, als het onderscheid maar duidelijk blijft.

– Sportklimmen heeft alles vandoen met de zogenaamde glij-generatie. De generatie die tegen artificiële muren opklimt in de plaats van de bergen op te zoeken, die een snowboard verkiest boven een paar ski’s, surft in de plaats van te zeilen of rolschaatsen door rollerblades vervangt.

– BONINGTON : Zij hebben inderdaad een andere etiek. Die is op zich even aanvaardbaar, zolang zij de sportieve traditie ongeschonden laat die wij als bergbeklimmers proberen gaaf te houden. Niets of niemand kan beletten dat beide generaties samenleven en van elkaar leren. Een sportklimmer die echter een natuurlijke maar gevaarlijke route vol met boorhaken en dies meer meent te moeten uitrusten om sneller te gaan, verdient geen respekt. Ik zal de eerste zijn om die haken eruit te halen.

– Ja, maar de commercie en de sponsors besteden almaar meer aandacht aan de spectaculaire sportklimmerij.

– BONINGTON : Precies omdat dit soort klimmen makkelijk in beeld te brengen en te begrijpen is. Iedereen ziet al gauw waar het om gaat en wie wint. Dat stoort mij niet en bedreigt ook het traditionele klimwezen niet. Zolang diezelfde prestatiegerichtheid het klimmen in de Alpen of de Himalaya niet vervalst.

– En zolang figuren als Marc Batard en anderen snelheidsrekords nastreven langs de makkelijkste en vooraf door andere klimmers vastgelegde routes.

– BONINGTON : Juist. Dit zijn ongetwijfeld opmerkelijke fysieke prestaties, maar wat ontdekken zij daarmee ? De betrachting tot ontdekken, blijft voor mij nog altijd een van de basisvereisten van het bergbeklimmen. Wat zij doen, it’s not exploratory mountaineering. Jammer genoeg lopen de media en de sponsors hoog op met dergelijke rekords ; dikwijls ten koste van meer ernstige en zeker even opwindende avonturen.

– Vergeten zelfs de traditionele klimmers niet gauw welke paden en lokale kulturen zij vertrappelen ?

– BONINGTON : Voor mij is de tocht naar de voet van de berg even belangrijk als de klim zelf. En ik ben altijd opnieuw gefascineerd door de mensen die in de bergen of op meest verlaten plekken op aarde leven. De vrienden die ik er gedurende al die jaren maakte, liggen mij zeer na aan het hart. Anderzijds ken ik inderdaad klimmers die geobsedeerd zijn door de berg, die ze willen beklimmen en geen oog hebben voor zijn omgeving.

– Een organizatie zoals Mountain Wilderness probeert alvast de bergen voor een al te grof menselijk impakt te behoeden, maar hoe kan je nog massatrekkings indijken ? Onlangs nog ging een honderdtal Belgische wouldbe- en echte zakenlui met zijn allen tegelijk de Mont Blanc bestormen.

– BONINGTON : De Mont Blanc en de Franse Alpen zijn omzeggens reddeloos verloren. De schade die trekkers en klimmers er aanrichten, is echter relatief gering in vergelijking met de puinhopen die de skistations er veroorzaken. En als mensen gek genoeg zijn om in kudde de Mont Blanc te bestijgen, dan is dat hun zaak. Samen met enkele gidsen van Chamonix heb ik zelf ooit zestien kaderleden van Apple op de Mont Blanc begeleid. Was mij dat een traumatische belevenis. Anderzijds houdt het toenemend toerisme in de Himalaya tegelijk een bedreiging in voor de natuur, maar het biedt ook kansen voor de lokale bevolking : in de mate dat zij daardoor haar levensstandaard kan verhogen. Sinds ik er in 1961 voor het eerst kwam, is het leven van de sherpa’s ingrijpend veranderd en hebben de meesten de kultuurschok zonder te veel wonden verwerkt. Sommige sherpa-teenagers kennen dezelfde problemen als onze jongeren. Wij moeten er ons wel voor hoeden inheemse kulturen per se te willen invriezen. Wij evolueren toch ook. Waarom zij niet ? Wij kunnen wel vermijden dat de veranderingen die wij hen opdringen, zo weinig mogelijk schade veroorzaken, al was het maar door geen afval achter te laten. Ekotoerisme is een modewoord dat te pas en ten onpas wordt gebruikt, maar de idee op zich blijft waardevol.

– De voldoening van een beklimming komt meestal achteraf.

– BONINGTON : Zeker in de Himalaya waar een klimpartij fysiek verduiveld onkomfortabel is. Er is het zuurstofgebrek, en er zijn de gevaren en ook de fysieke grenzen die vaak overschreden worden. Tijdens de beklimming heb je zelden de kans om ten volle van het exploot te genieten, als er mist hangt zie je de bergtoppen rondom je zelfs niet. Je spaart de voldoening voor later. Als je daarentegen bij mooi weer een mooie rots beklimt, is de sensuele voldoening zowaar onmiddellijk. Hogere toppen beklimmen, is een complexe ervaring.

– Klimmers praten bijna uitsluitend over de klim, maar zelden of nooit over de afdaling, terwijl de terugkeer naar het dal ook psychologisch soms veel moeilijker is.

– BONINGTON : Wie schrijft, heeft meestal een plan en als het over bergbeklimmen gaat, is het nogal logisch dat de meeste verhalen op de top van de berg eindigen. Met een climax. Dit is echter niet altijd zo. Toen ik in 1977 met Doug Scott de westflank van de Ogre in Pakistan beklom, begon het avontuur pas bij het afdalen. Doug brak beide benen, ik enkele ribben en zo sukkelden wij een week lang naar beneden. Dit bewijst dat een afdaling even gevaarlijk kan zijn en je zeker niet mag relaxen.

– De top halen, roept vele gedachtenassociaties en metaforen op. Het dal bereiken niet. Waarom ?

– BONINGTON : Omdat de top met een climax geassocieerd wordt. Er zijn nochtans twee interessante aspekten aan een afdaling. Er is het zalig gevoel dat je niet langer tegen de zwaartekracht op moet. En er is de vraag hoe de klimmer terugkeert naar de samenleving en hoe hij of zij zich opnieuw aan het dagelijks leven zal aanpassen. Ik heb het geluk dat ik even graag vertrek als terugkeer. Afdalen heeft voor mij geen pejoratieve bijklank, omdat het klimmen voor mij geen vlucht is.

– Is uw leven veranderd sinds u op uw vijftigste op de top van de Everest stond ?

– BONINGTON : Echt niet. Ik besefte niet hoezeer ik die top wou halen, tot ik erop stond. Al is de Everest de enige grote berg die ik langs een bestaande route heb beklommen. Elders heb ik altijd nieuwe routes geopend en dat geeft een immense voldoening. Elke klimmer droomt vanzelfsprekend ooit op de top van de wereld te staan en dat geeft inderdaad een gevoel van grote vrijheid. Al verkies ik plaatsen en routes te zoeken waar nog niemand geweest is.

Frank De Moor

Chris Bonington geeft op dinsdag 24 oktober in Brussel een uiteenzetting op The International Training & Development Conference (inlichtingen : 02/543.23.41). Op woensdag 25 oktober is hij ’s avonds in Gent te gast bij Avventura (inlichtingen 09/223.37.92)

Chris Bonington, hier op de top van de “Needle” in Groenland : “Voor mij is klimmen geen vlucht. “

“Terugkeren doe ik even graag als vertrekken. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content