Patrick Sercu is de stiefmoederlijke behandeling van de piste kotsbeu. Nadat hij jaren tegen windmolens vocht, stapt hij nu op als bondscoach voor de baan. Een monoloog.
IK BEN KOMPLEET uitgekeken op die job als baancoach. Er is weinig respons, weinig talent en derhalve ook geen resultaat. De piste staat van oudsher in de schaduw van de weg, door de krisis die daar heerst, is er ook minder doorstroming naar de baan. Ik zie voorlopig geen perspektieven om daar verandering in te brengen. Er zijn in België geen renners meer die zich toeleggen op specifieke disciplines die niet kombineerbaar zijn met de weg. En dan bedoel ik achtervolging, snelheid, de kilometer. Volgend weekend staan de Europese baankampioenschappen geprogrammeerd in Valencia : die blijken nu echter niet door te gaan. Nu, wij hadden daar weinig kunnen uitrichten, een tijdje geleden besloten we al daarvoor niemand in te schrijven. Want we leven in een periode dat andere landen wel meer werk maken van die specializatie. Al vanaf de jeugdkategorieën wordt daar heel doelgericht gewerkt, terwijl iemand die hier aan een nationaal kampioenschap achtervolging deelneemt, vooraf een keer of twee traint. Wat dat betreft bestaat hier nog het systeem van voor dertig jaar : toen waren wij wielrenners die alles deden. Ik ben nog Olympisch kampioen geworden op de kilometer, terwijl de prioriteiten elders lagen. In de andere landen was de situatie destijds niet anders. Nu wel. Daarom worden wij internationaal weggeblazen. Negenennegentig procent van de renners die bij ons op de piste rijden, doen dat als aanvulling op de weg. Ook al omdat er als baanrenner niet zo’n grote toekomst is. Dat is het probleem van de kleine landen. Omdat zij vanuit de ministeries geen geld krijgen. Hier merk je dat een orgaan als het Belgisch olympisch en interfederaal komitee (BOIK) geld ter beschikking stelt aan de zwemmers en de judoka’s, maar voor de wielersport is dat niet het geval. Iedere wielrenner moet zijn eigen zaak beredderen. Er wordt vaak op de wielerbond geschoten en gescholden ten onrechte volgens mij, want die mensen kunnen wel een enkeling opvangen, maar aan de basis is er geen prospektie, omdat je niet over de grote middelen beschikt. “
LAGERE SCHOOL.
Patrick Sercu : “Ik heb heel veel van mezelf in die baansport gestoken. Als je dan zo weinig return krijgt, dan breekt er iets, dan kan je dat niet volhouden. Ook al omdat je signalen hoort dat er bepaalde mensen ontevreden zijn, ook binnen de wielerbond. Ik praat nu niet over de kopstukken, niet over Ernest De Vuyst of Laurent De Backer, maar wel over een aantal anderen die eigenlijk de problematiek niet kennen. Een coach word gemeten aan de resultaten, dat is altijd zo geweest. Maar als je over geen potentieel beschikt, dan kan je je geen illuzies maken. Indien je naar het WK in Colombië trekt met vier renners, dan weet je van tevoren dat er niet veel meer inzit dan een figurantenrol. Rik Van Slycke en Johnny Dauwe finishen in een zesdaagse op dertig ronden, dan gaan ze ginder natuurlijk niet iedereen van de piste rijden. Maar let wel, het is niet door die ontevredenheid van een aantal mensen dat ik opstap. Het heeft vooral te maken met de manier waarop tegen een en ander wordt aangekeken. De baan komt altijd op de laatste plaats. Dat begint al bij de nieuwelingen en juniores : als ze niet weten wat gedaan, mogen ze van hun omgeving een keer op de piste gaan rijden. Op een bepaald moment ga je je een beetje bedelaar voelen. De kleinste wegwedstrijd krijgt altijd voorrang. Terwijl de piste ik moet het tot vervelens toe blijven herhalen , noodzakelijk is voor de vorming van een jonge renner. Ik zou iedere nieuweling en junior verplichten om op de piste te koersen. Hier bestaat nog altijd de misvatting dat beide disciplines niet kombineerbaar zijn. Dat is wel zo op een zeker niveau, maar niet in het begin van je carrière. Als nieuweling of junior zit je in wezen op de lagere school, dan moet je alles leren en hoef je zonodig niet in je kategorie de Ronde van Vlaanderen te winnen. Het komt er gewoon op aan om na te gaan waar je grenzen en mogelijkheden liggen en om dan specifiek te gaan werken. Maar die lokroep van de weg is zo groot. Je krijgt soms de indruk dat sommigen liever een slechte wegrenner worden dan een goeie pistier. Vaak hoor je ook : een baanspecialist kan niets verdienen. Maar dat is niet helemaal waar. Als iemand als Eric Schoefs de sprint of de keirin niet meer kan rijden, dan was hij op dit moment geen renner meer. Anderzijds, één van de nadelen van de piste is wel : of je slaagt, of je slaagt niet. Je hebt te maken met een klein milieu, het is niet gemakkelijk om daarin je plaats op te eisen. Neem nu alleen al het zesdaagsecircuit. Dat telt dus 24 renners, je moet echt van een heel goed niveau zijn om je daar tussen te wringen. “
MENTALITEIT.
Patrick Sercu : “Ik moet eerlijk bekennen dat ik verschrikkelijk veel moeite heb met de mentaliteit van de renners. Er is geen passie meer, geen gedrevenheid meer. Er zijn er nog altijd veel die graag koersen, maar ze doen de rest ook graag, ze getroosten zich geen opofferingen meer. Het klinkt langzamerhand afgezaagd, maar je moet het blijven beklemtonen : de jeugd wordt in weelde opgevoed, ze hebben het maatschappelijk heel goed. Nu kan je zeggen dat dit in de andere landen ook het geval is, maar volgens mij ligt dat daar toch enigszins anders. Die kultus die je hier rond jonge renners aantreft, bestaat daar niet zo. Ik wil mijn beginperiode als renner niet romantizeren, maar wat zag je toen ? Je kreeg goed materiaal als je iets had gepresteerd. Nu geven ze je al een dure fiets voor je nog maar één prijs hebt gereden. Er is wat dat betreft geen prikkel meer. De jeugd is minder hard terwijl de wielersport heel hard blijft. De atletische kwaliteiten van onze renners zijn fel verminderd, dat wordt ieder jaar erger. Ook dat heeft allemaal meegespeeld om ermee te kappen. Als coach kan je wel wat raad geven, maar je kan geen mirakels doen.
Wat er moet gebeuren om de piste aantrekkelijk te maken ? Meer ondersteuning van de overheid uiteraard, maar dat ligt kennelijk zeer moeilijk. Een land als Italië krijgt jaarlijks 150 miljoen frank van het ministerie, die moeten op het einde van het jaar op zijn. Daarmee kan je natuurlijk iets doen. Voorts zijn er bij ons ook te weinig mogelijkheden, heb je eigenlijk niet zoveel te bieden. Het ontbreekt ons nog altijd aan pistes. Er zijn wel een paar beschermde omlopen, zoals deze die nu in Hulshout werd gebouwd, maar geen piste. Al zijn er ook van die beschermde omlopen veel te weinig. Waar moet een kind tegenwoordig nog op een veilige manier met de fiets rijden ? Op straat is dat onmogelijk terwijl deze sport eigenlijk gegroeid is uit de straat. Bovendien is de instelling nog altijd verkeerd : het aantal overwinningen blijft de graadmeter. Ook dat maakt de weg zo aantrekkelijk. Als het een keer verkeerd loopt, krijg je genoeg kansen om te herbeginnen, dat ligt op de piste natuurlijk anders. En dan maak je dus de situatie mee dat we volgend jaar met één renner naar de Olympische Spelen in Atlanta gaan : Etienne De Wilde. Maar die wordt dus 38 jaar. Andere kandidaten voor Atlanta moet je dus niet zoeken. Als je met gasten als Tom Steels en Peter Van Petegem zou kunnen werken, zijn er misschien mogelijkheden, maar die zijn dus niet bereid om zich op dat soort werk toe te leggen. Die willen de Ronde van Vlaanderen rijden en als het even kan, ook de Ronde van Frankrijk. Daarom moet je aan de basis voor mogelijkheden zorgen. Zoals dat in de andere landen gebeurt. Weet je dat er dit jaar voor het wereldkampioenchap snelheid 73 renners inschreven ? En dat ze in sommige landen heel strenge selektienormen hanteerden ? “
ZESDAAGSEN :
Patrick Sercu : “Natuurlijk neem ik ergens met bloedend hart afscheid van deze job als bondscoach. Er zijn heel veel mooie momenten geweest in die twaalf jaar. Maar de baan verdwijnt natuurlijk niet uit mijn leven. Ik heb tijdens deze winter tijdens de zesdaagsen van Gent en Zürich als wedstrijdleider gefungeerd, na de jaarwisseling volgen nog de zesdaagsen van Bremen en Milaan. Dat soort wedstrijden passioneren me nog altijd en ze blijven ook tot de verbeelding van het publiek spreken. Vooral nu er weer sprake is van vaste ploegen, nu er met de Italianen Silvio Martinello-Marco Villa en de Denen Jimmy Madsen-Jens Veggerby twee sterke koppels zijn bijgekomen. In iedere zesdaagse zijn er vier, vijf ploegen die een kans maken op de zege, dat verhoogt de spankracht. Al heeft een en ander ook te maken met het feit dat de Zwitsers Bruno Risi en Kurt Betschart als ploeg minder sterk uitvallen dan de voorbije jaren. Risi blijft nog altijd de veruit sterkste man, maar Betschart geraakt veel minder op dreef. Betschart reed vorige zomer tijdens een wegwedstrijd in Zwitserland een vrouw dood. Hij kon daar niets aan doen, maar mentaal gaf hem dat een dusdanige knak dat hij daar nog altijd de gevolgen van draagt. Van de andere kant zijn de zesdaagsen als totaalspektakel in gunstige zin geëvolueerd. Het aksent blijft natuurlijk liggen op de ploegkoersen, maar er zijn verschillende onderdelen bijgekomen. Ik heb daar zelf een beetje voor geijverd, je moet afwisseling bieden. En je moet ervoor zorgen dat de zesdaagsen kunnen leven van hun eigen vedetten, dat een wegrenner die eventueel ook start een supplement is in je programma, maar dat de specialsiten op zich de attraktiepool vormen. Die richting zijn we nu aan het inslaan. In die zin is het heel belangrijk geweest dat er nu een wereldkampioenschap ploegkoers bestaat. Als je die Italianen Martinello en Villa nu in die regenboogtrui ziet rijden, hoe ze met een agressieve stijl resoluut de top opeisen, dat is een verrijking voor deze wedstrijden. Daarbij komt dat zesdaagsen almaar meer een sociale funktie vervullen. Mensen die mekaar in een ongedwongen sfeer ontmoeten, daarin zijn zesdaagsen de voorloper geweest van alle VIP-toestanden die nu rond de weg bestaan.
Mijn eigen toekomst ? Daar moet ik nog eens rustig over nadenken. Er zijn een paar mogelijkheden, ik zal zeker op de een of andere manier met de wielersport verbonden blijven. Ik zie mezelf vooral op organizatorisch vlak funktioneren. En ik blijf de gebeurtenissen op de piste, de nationale- en wereldkampioenschappen natuurlijk op de voet volgen. Als toeschouwer, zonder verantwoordelijkheid, zonder stress. Maar het niveau in België, dat zie ik niet zo gauw veranderen. Want laten we wel wezen : indien ik een klein beetje licht had gezien, was ik nooit opgestapt. “
Jacques Sys
Patrick Sercu, ontslagnemend bondscoach voor het baanwielrennen : “Als de return uitblijft, breekt er op de duur iets. “
Sercu met Eric Schoefs op het WK in Bogota : “Schoefs bewijst dat je als gespecializeerd baanwielrenner wel aan de kost kan komen. “