Wegens onenigheid binnen de ploeg werd de productie ‘O death’ van Jan Decorte afgevoerd. Toch een gesprek met zijn wederhelft én persoonlijke steractrice Sigrid Vinks. Over acteren, Stef Kamil Carlens en het leven met een raar ventje.
‘Een interview is om reklam te maken voor een voorstelling. Sigrid moet zelf maar bepalen of ze dat kan en wil. Als je mij wat beu bent en eens met haar wilt praten, kan ik dat begrijpen.’ Jan Decorte in zijn eigenste stijl aan de telefoon, wanneer we dit interview definitief proberen te regelen. Twee dagen later zitten we in Antwerpen-Zuid dan toch met mevrouw Vinks aan tafel. ‘Ik doe alleen interviews als ik er echt zin in heb’, bekent ze. Begrijpelijk, want deze actrice moet zoals veel werkende vrouwen ook een huishouden runnen. En wat voor een. ‘Ik bedenk nu – en ik haat het dat ik dit denk – dat het al zeven uur is en ik nog naar de Delhaize moet. Terwijl Jan met Stef Kamil rustig op café zit en er niet eens aan denkt om boodschappen te doen.’
Stef Kamil, familienaam Carlens. Bekend van rockgroepen als dEUS en Zita Swoon. Decorte strikte hem voor de muziek van zijn nieuwste voorstelling.
‘We kenden hem eigenlijk alleen van in café Hopper’, vertelt Vinks. ‘Tot Jan hem uitnodigde op de première van Cannibali!. Het was het eerste stuk dat hij zag van Jan, maar hij was meteen wild enthousiast. Op het feestje achteraf zei hij me terloops dat we hem mochten bellen als we wilden samenwerken. Jan heeft dezelfde nacht nog gemaild en omdat Stef Kamil vrij was gedurende deze periode, was alles snel beklonken. Hij schrijft gaandeweg songs en past die in de voorstelling in. Het is een cadeau om hem erbij te hebben.’
Choreografe en danseres Charlotte Van den Eynde, acteurs Koen De Bouw en Matthias Schoenaerts… Het valt op dat een hele generatie jonge getalenteerden warmloopt voor het nieuwe toneelwerk van Decorte.
SIGRID VINKS: Het verbaast me ook telkens dat zoveel jonge mensen zich zo enthousiast aanbieden. Het zal wel iets zeggen over Jans werk. Jonge mensen vinden het bijzonder. We merken dat ook bij het publiek. ‘Vanzelfsprekend’, zou ik bijna zeggen. Maar dat is natuurlijk niet zo. Je maakt geen theater om bevestigd te worden in wat je doet, wel om telkens nieuwe mensen aan te spreken.
Hoe is die bijval volgens jou te verklaren? Heeft het te maken met de taal, de ongedwongen manier van acteren?
VINKS: Ik denk dat de directheid aanspreekt. Die zit natuurlijk in zijn taal en in de manier waarop er geregisseerd wordt, of liever: niet geregisseerd wordt. Door de schriftuur en de thematiek ligt het bij O death wel anders. Dat is verwarrend voor de mensen die al met Jan hebben gewerkt. Hij vraagt nu veel meer aandacht voor de manier waarop deze vertelling wordt gedaan. Van bij de eerste repetitie heeft hij dat ook aan de groep gezegd.
Het is dus niet meer: studeer de tekst, ga op de scène staan en zeg maar op jouw manier. Die vrijheid.
VINKS: Toch wel, maar vrijheid is niet altijd makkelijk. ( lacht) Jan zegt altijd: goede acteurs zijn mensen die je vertrouwt. De acteurs mogen dus zichzelf blijven, maar hij zegt dit keer vaker: dit is juist, dit te dramatisch, dit te veel geacteerd, enzovoort.
Omdat het nog meer dan bij zijn vorig werk om poëzie gaat?
VINKS: Het is één groot gedicht, één grote zang die wordt verdeeld over verschillende stemmen [ denblinde, de kalleme, de zottin, derooi, deprachtige… adw], meer dan over personages met elk een eigen karakter. Daar doorheen slingert zich een gedicht van Jan zelf: O death. Plus nog muziek en dans. Bij klassiekers als Hamlet of Cannibali!, die Jan tot hun essentie herleidde, vloeide alles automatisch voort uit de tekst en de situaties. Dit keer is het een abstracte vertelling rond bepaalde thema’s. Het is de realiteit van met een groep op een scène te gaan staan en in poëzievorm een verhaal te vertellen. De intensiteit en concentratie die daarvoor worden gevraagd, is veel groter dan bij een stuk in scènes.
De grote thema’s zijn oorlog, dood, en uiteindelijk wel vrede en de democratisering van de rechtstaat. Vanwaar dan die wat donkere titel?
VINKS: Jans gedicht bestaat uit zes delen. Het gaat over het verlangen naar de dood, de schoonheid en de verlokking ervan. Maar aan het eind wordt die dood toch afgewend. Zoals ze in het verhaal inzien dat ze hun conflicten beter op een andere manier kunnen oplossen dan via bloedwraak. Omdat die anders blijven duren. ( lacht)
Het is dus andermaal behoorlijk politiek theater?
VINKS: Absoluut, en dus niet alleen qua thematiek maar ook wat het artistieke proces betreft. Het is geen zoveelste Jan Decorte. Bij elke productie ga je natuurlijk een andere weg: de constellatie van mensen is anders, de schriftuur is anders, jijzelf bent anders. Maar dit is toch compleet nieuw.
Bewust?
VINKS: Ja. Aan Cannibali! hield iedereen die buitenkwam een goed gevoel over. Toen hij daaraan nog aan het werken waren… was, zei hij al: ‘Ik kan dit alleen maken met de wetenschap dat ik O death ga maken. Alsof hij aanvoelde dat er een soort tegengewicht moest komen.
Je twijfelt tussen ‘wij waren’ en ‘hij was’. Jullie werken dan ook nauw samen. Jij geeft feedback op zijn teksten.
VINKS: Ik ben natuurlijk de eerste lezer en haal er de tikfouten uit – voor zover dat mogelijk is. Hij laat me fragmenten lezen, ik geef er commentaar op. Of hij er rekening mee houdt, is volledig zijn zaak.
O death heeft hij in een nog kortere periode geschreven dan de vorige stukken, enorm snel en gebald.
Praten jullie na de repetities thuis nog over jullie theater?
VINKS: Dat proberen we te vermijden. Ik wil het altijd gezellig maken, ervoor zorgen dat iedereen het goed heeft. Als de repetities moeizaam verlopen, wil ik als spreekbuis van de acteurs aan Jan zeggen wat ik denk dat de andere mensen denken. Hij wordt daar onnozel van. Hij heeft zoiets van: jij bent een van de acteurs, de anderen ook; je hoeft daar niet tussen te komen. Daarom proberen we het er privé zo weinig mogelijk over te hebben.
Zowat vijf jaar geleden keerde Jan na zijn zware depressie terug naar het theater, op uitnodiging van Jan Fabre. Ondertussen zijn jullie opgenomen in de vaste kern van het Toneelhuis. Heb je in die donkere periode gedacht dat het zover zou komen?
VINKS: Je hoopt dat. Maar als iemand in een depressie zit, kan niemand je de garantie geven dat die maar twee of drie jaar zal duren. Er zijn mensen die er levenslang mee zitten. Je kunt alleen maar iemand heel graag zien en bij hem blijven.
Ik heb in die periode een kantoorbaan gehad. Ik wou geen theater maken, niet alleen uit principe, maar ook omdat ik wist dat het belangrijk was dat er een regelmaat in ons leven zat.
Ik kwam elke dag op een vast uur thuis, deed boodschappen, kookte. Hij moest er zelf uit geraken, ik was de constante in zijn leven, iemand op wie hij kon terugvallen. Maar ook andere mensen wilden hem helpen. Om weer theater te gaan maken, was hij zelf geen vragende partij. Hij durfde het risico niet meer te nemen. Dat hij er weer bovenop kwam, was een samenloop van omstandigheden.
Heb jij geweten dat de politiek hem kapot zou maken?
VINKS: Ik heb dat niet ingeschat, omdat de politieke wereld even vreemd was voor mij als voor hem. Wel wist ik dat Jan iemand is die heel veel bevestiging nodig heeft van de mensen met wie hij leeft, werkt en omgaat. Ze moeten zeggen dat ze hem graag zien, dat ze hem waarderen. Zijn korte parlementaire carrière maakte me duidelijk dat je dat in de politiek niet krijgt. Daar is iedereen bezig met het handhaven van zijn eigen positie, met het oog op de volgende verkiezingen. Iemand is vriendelijk tegen je of werkt met je samen in de mate dat dat zijn loopbaan dient. Het klinkt plat, maar daar komt het op neer: van regeerperiode naar regeerperiode.
Wat is het verschil met de theaterwereld? Daar gaat het van subsidieperiode naar subsidieperiode.
VINKS: Ja, maar als artiest heb je daar weinig mee te maken. Andere mensen doen dat voor je, in ons geval het Toneelhuis. Dat is een luxueuze positie: je kunt met je artistieke werk bezig zijn.
Jan Decorte was vroeger ook minder mild voor zijn acteurs en medewerkers. Heb jij je als jarenlange meewerkster moeten aanpassen na zijn politieke periode?
VINKS: Iedereen denkt dat er een breuklijn zit tussen zijn theaterwerk voor en na de politiek. Maar terwijl hij nog in het parlement zat, speelden wij Meneer, de zot & tkint en Titus Andonderonikustmijnklote. Op het einde van die periode was er dan Bloetwollefduivel. Eigenlijk is de werkwijze van Jan veranderd van het moment dat hijzelf en ik gingen meespelen. Er kwam een grotere vrijheid, het werd meer relaxed.
In het begin, ten tijde van Torquato Tasso, repeteerde hij van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Dat waren echte drilrepetities, uitputtingsslagen, met veel conflicten.
Het was nooit mijn grote droom om actrice te worden. Ik studeerde Germaanse, dan Theaterwetenschappen en ging bij wijlen Carlos Tindemans aan de slag als wetenschappelijk medewerkster. Van al die acteurs moest ik niks hebben. Pas toen ik bij Jan was, ben ik beginnen vertalen en meehelpen aan de kostuums en rekwisieten.
Door de repetities bij te wonen en veel te kijken naar acteurs, leerde ik van hen en ging ik beseffen dat ik het even goed en zelfs beter zou kunnen. Voor een Brechtproject van Jan had ik ongevraagd iets voorbereid rond Im Dickicht der Städte. Dat heeft hem overtuigd.
In het dagelijkse leven ben ik vrij timide, maar op een scène heb ik daar weinig last van. Er is altijd wel een soort plankenkoorts, maar het vertrouwen dat ik krijg, haalt het dan wel.
Mensen vinden jou soms een betere actrice dan Jan. Onlangs noemde Jolente De Keersmaeker, jonge actrice van Stan, jou in ‘De Morgen’ nog als haar favoriete actrice.
VINKS: Is het waar? ( lacht) Allez dan.
Jan en ik hebben beseft dat hoe graag hij me ook… ( aarzelt) zou kunnen zien, hij zijn eigen vrouw niet op de scène kon zetten als hij er niet van overtuigd was dat die ook goed zou spelen. Als hij daarover de minste twijfel zou hebben gehad, had hij gezegd: ‘Schat, ik zie u graag, maar ge doet het beter niet.’ Mijn vader lachte daar in het begin wat mee. ‘De Jan heeft dat goed bekeken’, zei hij. ‘Zo moet hij geen echte actrice betalen.’ Maar eigenlijk moet je zelfs dubbel zo goed zijn als iemand anders.
Dus eigenlijk zou de positieve kritiek over jou in recensies hem moeten geruststellen. Of zorgt het toch voor wat jaloezie?
VINKS: Jan is daar soms wel een beetje kregelig over, ja. ‘Mensen zien precies niet dat ik goed speel’, zegt hij dan. Ik denk dat het komt doordat hij zo’n uitgesproken persoonlijkheid heeft. Niet alleen psychisch, maar ook fysiek. Hij speelt ook goed. Want wat is goed spelen anders dan jezelf kunnen zijn terwijl je bekeken wordt? Maar omdat hij zo’n specifieke verschijning is, denken de mensen al snel: ha, ja, Jan Decorte weer. Als ik hetzelfde doe op mijn manier, zeggen ze: ‘Amai, straf.’
Jan heeft algemeen zijn imago wat tegen. Loopt er bijvoorbeeld mee te koop dat hij maar drie maanden per jaar echt werkt.
VINKS: Een boutade. Ik ken niemand die zo hard werkt als hij. Uiteindelijk ben je met kunst bezig en dat laat zich niet in werkuren vertalen. Die intensiteit, die twijfels, het tast je hele persoon aan. Mensen met een doorsnee baan gaan nooit zo ver. Het klinkt misschien hoogdravend, maar het is soms echt op leven en dood.
Als je goed speelt, kun je jezelf alleen maar kwetsbaar opstellen. Het neemt je als kunstenaar mee en je kunt als kunstenaar ook niet zeggen: hier zit de grens. O death raakt heel erg aan Bloetwollefduivel en daardoor beangstigt het me ook wat. Al zijn de alarmsignalen die je krijgt voor iedereen anders. Maar allez, ik wil hier nu geen doemscenario ophangen. ( lacht)
Hij wordt in elk geval beschouwd als een van onze grootste en invloedrijkste theatermakers. Wat maakt volgens jou het verschil?
VINKS: Dat hij een echte is. Dat hij niet een job doet. Dat hij zichzelf, en dat probeer ik ook te doen, met klikken en klakken en hebben en houden en heel zijn wezen investeert. En de mensen zien dat. Misschien niet meteen, maar onbewust erkennen en herkennen en voelen ze dat. Je kunt geen 30 jaar lang faken.
Doet het je pijn als er kritiek op hem komt: dat hij niet kan spelen, niet meer kan spreken, dat zijn teksten kinderachtig zijn.
VINKS: Eén voordeel: hij leest zelf nooit kritieken. Ik wel en ik wind me erin op, ik trek me dat aan. Als ik hem erover spreek, zegt hij: ‘Ik wil het niet horen’. In de Toneelhuiskantine hangen ze altijd kopieën van de recensies uit. Dan zie je ineens een kop als Nep-Hamlet door oude hippie. De laatste keer heeft Denise Zimmerman van het Toneelhuis samen met Jan de krantenknipsels weggehaald.
Wat heb jij zelf met die kinderlijke taal van Jan?
VINKS: Hij is gaandeweg zo gaan schrijven. Voor datgene wat hij wilde zeggen, heeft hij adequaat en onbewust een eigen taal gevonden. Het is poëzie en het werkt als dusdanig. In Nederland denken ze soms dat het dialect is, maar het zit ergens tussen een nieuwe poëtische en een beetje archaïsche taal.
Wat wil jij zelf overbrengen als je acteert?
VINKS: Als je speelt, wil je graag gezien worden. In de twee betekenissen. Om iets van jezelf uit te drukken, te ontdekken, en altijd maar verder te proberen gaan.
Word je door te acteren een beter mens?
VINKS: Ik zie het niet als therapie, maar merk wel dat het dat is. Of je nu zanger bent of acteur: als je als artiest goed bezig bent, word je groter en beter naarmate je ouder wordt. Elke goede acteur is op zijn manier ook een maker. De jeugdige schoonheid of wat als dusdanig geldt, vervaagt. Maar er komt veel in de plaats. Onlangs waren we op bezoek bij de dochter van Paula D’Hondt. Paula was naar Cannibali! komen kijken. ‘Er stonden zoveel jonge meisjes op de scène’, zei ze. ‘Maar ik vond u het schoonste.’ Ik vlei me dan met de gedachte dat het komt omdat ik goed speel en dat ze dat herkend heeft.
Wanneer ga jij eens zelf een stuk regisseren? Regie: Sigrid Vinks. Met: Jan Decorte e.a.
VINKS: Ik zou het wel graag doen, maar weet niet of ik het zou kunnen. Ik denk niet dat er in mij een groot regisseur verborgen zit. Jan heeft enorm veel vertrouwen in zijn eigen artistieke creativiteit. Ik zou geen goede regisseur zijn, en voor minder doen we het niet, omdat ik nooit dat vertrouwen zou hebben. Ik zou eerst rationeel een dramaturgische analyse maken, een plan opzetten, enzovoort. Het zou een verdienstelijke, keurige, goeduitziende regie zijn, met een schoon decor. Maar niet meer dan dat. Nooit echt kunst. Als het vertrouwen groot genoeg zou zijn, zou ik het wel doen. Ondanks al mijn bangschijterij ben ik toch ook op een scène gekropen.
Vind je dat je in Jans schaduw staat?
VINKS: Nee, ik heb er nooit van gedroomd om beroemd of bekend te worden. Het enige wat me interesseert, is zo dicht mogelijk bij mezelf en bij andere mensen te komen en zo schoon mogelijke dingen te maken. Zolang ik daarmee bezig kan zijn, ben ik compleet gelukkig. Nu ja, compleet. ( lacht) Meer verlang ik niet, van mijn werk. Dat is al veel.
Wat vind jij Jans mooiste stuk?
VINKS: Dat is altijd het stuk waar we aan bezig zijn. En behalve dat is het voor mij Betonliebe + Fleischkrieg Medea. Omdat het echt voor mij geschreven was, als blijk van liefde en vertrouwen.
Jan en jij zijn nu al zoveel jaren samen, 24 uur op 24 uur. Wie doet het jullie na in de theaterwereld? Nicole en Hugo?
VINKS: ( lacht) Ik denk niet dat je ons daarmee kunt vergelijken. Jan is daar trouwens meer vragende partij voor dan ik. Ik heb soms eens de behoefte om vakantie van hem te nemen. Hij verbiedt het me niet, maar om de een of andere reden komt het er niet van. In tegenstelling tot wat mensen denken, is hij veel afhankelijker van mij dan ik van hem. Alleen is dat voor hem niet altijd even duidelijk. ( lacht)
Luk Perceval wil al een tijdje met mij samenwerken. Het lukte nog niet, Luk houdt altijd wat rekening met Jans wensen. Omdat het straks Luks laatste seizoen is bij het Toneelhuis heb ik hem gemaild dat ik toch nog graag eens zou meespelen in een voorstelling. Hij was heel blij en we gaan dat dus regelen. Jan zegt nu al dat hij dan wil meerijden van Brussel naar Antwerpen en op café wachten tot ik klaar ben met de repetitie. Hij heeft het er heel moeilijk mee om concreet de dag alleen door te brengen. We zijn al zover dat hij nu een eigen bankkaart heeft gehaald en hij met de euro gaat proberen te leven. Vorige week ging hij niet mee op bezoek bij mijn familie en gaf ik hem wat geld, 70 euro. Hij vroeg of dat voldoende was voor een taxi en een koffie. Er is dus nog een lange weg af te leggen. ( lacht)
Je bent een beetje een tweede moeder voor hem.
VINKS: Ja. Maar ik wíl dat eigenlijk helemaal niet zijn. Dat maakt het lastig. Uiteindelijk neem je in de loop van het leven allerlei taken op en ga je je vooral storen aan jezelf. Voor hem is het gewoon makkelijk. Iedereen zegt dan: je bent een sterke vrouw. Maar je kiest er eigenlijk niet voor, voor zo’n positie.
Hij geeft toch vaak toe dat hij zonder jou niets is: ‘Zonder mijn Sigrid was ik juust nikske’.
VINKS: Dat hangt van het moment af ( lacht). En het legt ook een zware verantwoordelijkheid bij mij. Als je al verantwoordelijk bent voor iemands leven of dood… Het is een grote jongen, hij is intussen 53. Het kan dan allemaal wel romantisch klinken, maar in het dagelijks leven ben je met die romantiek van je eigen leven niet zo veel.
De nieuwe man is duidelijk niet Jan Decorte.
VINKS: Ach, maar ik ben ook niet zo’n makkelijke. En dat krijg ik dagelijks te horen. ( lacht) Als ik het brave, simpele, goedhartige meisje zou zijn waar velen me voor aanzien, was ik al lang platgewalst. Je moet wel een dosis slecht karakter in huis hebben om met zo iemand om te kunnen. Soms gaat het goed, soms minder goed. We zijn zeker niet het prototype van een gelukkig paar. Ons leven is nogal tumultueus. Het is ook altijd een beetje op leven en dood. Dat is de hoofdreden waarom we geen kinderen hebben. Ik heb altijd aangevoeld dat daarvoor in onze relatie geen plaats was. Onbezorgdheid in materiële zin, die hebben we wel. Als we morgen ons appartement aan de Louizalaan moeten verkopen, on s’en fout. Dat maakt dat we wat heftiger en intenser kunnen leven.
Naar aanleiding van 50 jaar televisie werden ook nog wat archiefbeelden van ‘Sterrenwacht’ opgeduikeld, waarin Jan zetelde als moeilijke ‘interviewee’. Wat gaat er door je heen, als je hem zo terugziet?
VINKS: Wat een raar ventje, denk ik. Maar dat denk ik nu nog. ( lacht) Ik dacht dat van het eerste moment dat ik hem zag. En ik twijfel nog altijd, ja.
Annelies De Waele
Die intensiteit, die twijfels, het tast je hele persoon aan. Mensen met een doorsnee baan gaan nooit zo ver.
‘Er stonden zoveel jonge meisjes op de scène’, zei Paula D’Hondt. ‘Maar ik vond u het schoonste.’
Als ik het brave, simpele, goed-hartige meisje zou zijn waar velen me voor aanzien, was ik al lang plat-gewalst.