Waarom schrijft Hugo De Ridder een boek over feiten die geen naam mogen hebben ?

Gisteren verscheen van Hugo De Ridder, ex-Standaard-journalist, weer een boek in het genre dat hem zo vertrouwd is, een verzameling anekdotes uit de Wetstraat, de wereld van de politiek in al zijn grandeur en vooral zijn misère. Maar deze keer heeft De Ridder er geen reportage van gemaakt. Het ding, “MontDucal” heet het, noemde hij een biografiktie, een woord dat de lezer zelfs in het nieuwe Groene Boekje vergeefs zal zoeken. In zijn inleiding verstrekt De Ridder daar een beetje uitleg over. Hij bedient zich daarvoor van enig pseudo-postmodern gegoochel over de waarheid en de onkenbaarheid daarvan, dure woorden waar vooral veel leegte achter schuilt. Want de “biografiktie” betreft hier een door hemzelf bedacht genre, iets halfweg feit en verzinsel, een beetje dit en een beetje dat, en dus, zo mag de lezer al meteen denken, in feite helemaal niets.

Waarom zegt De Ridder niet meteen dat het hier gaat om wat gemeenlijk een ordinaire politieke sleutelroman wordt genoemd ? Misschien uit respekt voor de roman, want enige literatuur moet in dit geforceerde en vervelend geschreven knutselproza alvast niet worden gezocht.

Hoe sfinxachtig en sjiek De Ridder zich ook wil voordoen, het staat er allemaal toch nogal opzichtig bij. Dat begint al met de titel : “MontDucal”, genoemd naar het kasteel waarop de centrale figuur van het boek, “de charismatische politicus Bert Offermans zijn vertrouwelijke vergadering belegt”. Okee, we zijn ook niet achterlijk, in die naam herkennen we de Franse woorden voor berg en hertog, hiermee zal dus wel een allusie zijn gemaakt op Hertoginnedal, het bekende kasteel aan de rand van Brussel waar al zoveel belangrijke politieke beslissingen zijn getroffen.

De Ridder is niet eens zo oprecht om het toe te geven, maar het is wel wat hij van de lezer verwacht : dat die aan het puzzelen gaat en uitzoekt wie achter welk romanpersonage schuil gaat, op welke gebeurtenis wordt gealludeerd, welk incident wordt opgeroepen. Alleen : die lezer weet nooit of het wel wáár is wat De Ridder insinueert of suggereert, waar de grens ligt tussen wat echt is gebeurd en wat De Ridder erbij heeft gefantazeerd. Kortom, De Ridder hanteert de “biografiktie”, de sleutelroman dus, als een schamel vijgeblad om allerlei beweringen en insinuaties over meer bepaald de kristen-demokratie de wereld in de sturen.

“MontDucal” is geen boek dat van grote moed getuigt. Hier is vooral géén auteur aan het werk die le courage de ses convictions heeft. Het boek is een aftands-moralizerende opeenstapeling van anekdoten over de CVP, waarvan De Ridder vooral wil dat de lezer ze voor wáár aanneemt, maar door zich achter de “fiktie” te verschuilen, weigert De Ridder de verantwoordelijkheid voor de publikatie ervan op te nemen. Ludwig Wittgenstein heeft al gezegd dat wie niet kan spreken, maar moet zwijgen. En alleen wie niets te zwijgen heeft, kan spreken.

Marc Reynebeau

De Brusselse metro tijdens het GIA-proces. (Foto : Patrick de Spiegelaere)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content