De kerkdrempel ligt lager in de grootstad : verhalen over biechten in Brussel. “Ik kom hier maar toevallig binnen. “

De Finisterraekerk in de Brusselse Nieuwstraat, ooit de biechtstoel van Brussel genoemd, ligt er voorlopig nog gesloten bij wegens herstellingswerken. Maar elke dag schuiven biechtelingen aan in de voorlopige kerk aan de aangrenzende Adolf Maxlaan.

Over de nadelen van de grootstadsanonimiteit is al veel gezegd. Er zitten echter ook voordelen aan deze anonimiteit. Mensen voelen zich vrijer, minder bekeken, minder sociaal gekontroleerd in een grootstad dan in een dorp. Dat vrije gevoelen, zeker in de altijd drukke Nieuwstraat en Maxlaan, vergemakkelijkt voor velen het binnenwippen in een kerk. Het valt op hoe voor vele mensen, de kerkdrempel lager ligt in een grootstad. De talrijke bezoekers en biechtelingen komen niet zozeer uit de Brusselse agglomeratie, maar zowat uit alle landstreken. De zich meer en meer aksentuerende internationale aanwezigheid in de Belgische hoofdstad brengt uiteraard ook een nieuw soort publiek aan. Veruit de meeste bezoekers komen naar eigen zeggen “toevallig” binnen en verdwijnen ook zonder enig spoor na te laten, meestal nà even naar de muziek geluisterd te hebben of gewoon wat neergezeten te hebben. In ieder geval worden ze in de kerk op elk moment van de dag gekonfronteerd met een “levende” biechtstoel en -kamer, de permanente aanwezigheid van een in witte albe en paarse stool geklede priester.

Naar de priester toe wordt de drempel meestal overschreden met een vraag om een inlichting, om te fotograferen, bijvoorbeeld. “Is dat nu een biechtstoel ? Mag die gefotografeerd worden ? ” vragen vooral bezoekers uit protestantse landen. Maar ook : “Ha, hier vind ik nog een priester. ” Of : “Kan ik even binnenkomen in uw kantoor (de biechtkamer !), ik wil iets vragen, niet biechten hoor… ” Of nog : “Het gaat niet over mezelf maar over een andere persoon, ik zou eens willen praten over… “

Eens die drempel overwonnen kan er veel gebeuren, vertellen biechtvaders. De vraag om een toeristische inlichting mondt uit in een gesprek over geloven en niet geloven, Kristus en kerk, moraal, de vraag over een andere persoon schijnt ineens een vraag over zichzelf te zijn, het gesprek dat, van tevoren uitdrukkelijk werd aangekondigd als “zeker geen biecht” loopt uit op een biechtgesprek, belijdenis en absolutie. De aanwezigheid van een anonieme priester in een anonieme stad schijnt voor velen een uitgelezen kans om nog eens te praten over dingen waar ze nergens anders een uitweg voor zien. Dit soort pastorale gesprekken, dikwijls met een biecht in het verlengde, bereikt vaak mensen voor wie elk kontakt met de gelovige gemeenschap soms decennia oud is. Sommigen drukken het nogal cru uit tegenover de priester : “U moet luisteren en u moet zwijgen, dus hier kan ik wel iets kwijt. “

Opvallend is dat de mensen die zich hier aanbieden, uit alle sociale klassen komen, sommigen komen aangereden in wagen met diplomatieke plaat en chauffeur, anderen brengen de geur van het platteland met zich mee.

Behalve het okkasionele gesprek-met-biecht kent de Finisterraekerk ook bezoekers die expliciet komen om te biechten in de strikte zin van het woord. Hier speelt het traditionele gegeven van de “vreemde” biechtvader, die men opzoekt nu men toch voor shopping of voor een of andere reden in de stad is.

PSYCHIATER.

Geregeld wordt de klacht gehoord dat alleen in bepaalde grootstadskerken en bedevaartplaatsen, priesters bereid zijn om biecht te horen. Niet zelden schijnen mensen zich te beklagen liefdeloos behandeld te zijn door een biechtvader, die waarschijnlijk uit eigen onmacht onbehouwen reageerde op een lastige vragensteller, een zieke mens, een seksueel andere of een uit de echtgescheidene. Of ze vinden het vreemd dat hun eigen parochiepriester de biecht kennelijk heeft afgeschaft.

De biechtelingen kiezen haast uitsluitend voor de biechtkamer, in kerkelijk jargon “de verrijzeniskamer”, die een ruimere gelegenheid biedt tot gesprek, bijbellezing, gebed. Ook oudere mensen maken meer en meer die keuze en zij vormen de meerderheid van hen die uitdrukkelijk komen om te biechten.

Er is, globaal beschouwd, een verschuiving naar het gesprek, na een zekere tijd afgesloten met een biecht. Er wordt ook minder frekwent gebiecht, men houdt de privé-biecht voor een sterk moment in het jaar of in het eigen leven. Voor een klein aantal jongere mensen is de biecht inderdaad een soort herontdekking, maar dan met nadruk op de kwaliteit, de intensiteit van het gebeuren. Zij leggen meer en meer de klemtoon op nièuwe zonden als onverantwoord rijgedrag, fraude, racisme en tekorten in de beroepsetiek. Een priester vertelt dat niet zelden psychiaters bepaalde van hun patiënten doorsturen naar een biechtvader. De geestelijke in kwestie zegt voor zichzelf de krijtlijnen te trekken : hij is noch medicus noch psycholoog. Maar hij ervaart in ieder geval dat er “tussen hemel en aarde” mèèr is dan we soms denken.

Behalve de opgang makende gemeenschappelijke biechtvieringen is een privé-biecht toch nog iets van een andere orde. Het is iets zeer persoonlijks, meer en meer mensen hebben daar blijkbaar behoefte aan. Veel mensen hebben namelijk het gevoel dat niemand nog tijd voor hen maakt. Ze ondervinden onvoldoende belangstelling vanwege de arts, de eigen partner of andere vertrouwenspersonen. Een vrijzinnig politicus noemde de huidige biechtvaders de psychiaters van de straat. Een biechtvader vertelde trouwens dat na een biechtgesprek, de bezoeker wel eens vraagt : “Hoeveel moet ik u betalen, dokter ? “

Op een bijeenkomst op 11 februari in het teologisch en pastoraal centrum van Mechelen, suggereerden geëngageerde katolieke vrouwen dat, behalve de ziekenzalving, de biecht als een van de eerste sakramenten zou moeten opengesteld worden voor vrouwelijke bedienaars. Het zou het imago van de biecht als “een krokus in de lente” zeker bevorderen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content