Het profiel van prokureur-generaal bij het hof van kassatie Jacques Velu leert welke waarden hij vertegenwoordigt, en voor welke opdracht hij staat.

Er kan prokureur-generaal bij het hof van kassatie Jacques Velu sinds juli vorig jaar diskreet baron de Velu veel toegedicht worden, maar niet dat hij het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging zou miskennen. Precies daarmee is Velu (69) als geen ander vertrouwd. Meer nog. Het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) werd zijn referentiekader. Dat gebeurde deels omdat hij van huize uit en als student aan de Université Libre de Bruxelles (ULB) de liberale overtuiging meekreeg dat de rechtsstaat meer is dan de hoeder van een aantal vrijheden en dat de uitoefening van die individuele vrijheden slechts in uitzonderlijke gevallen kan beperkt worden. Een andere aanleiding ligt in het gegeven dat hij, na drie jaar balie en acht jaar als substituut-prokureur des konings te hebben gewerkt, de leiding kreeg over het direktoraat-mensenrechten bij de Raad van Europa (1960-1963).

Kort nadien werd Velu (tot 1973) prokureur des konings bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel. En “al wordt de parketmagistraat, gelukkig niet meer als de leverancier van de beul beschouwd”, zoals hij vorig jaar nog zei op een colloquium over de toekomst van het openbaar ministerie, toch probeerde Jacques Velu al die jaren zichzelf te behoeden voor inquisitoriale trekjes. Zo bleef hij sinds 1973, als openbaar aanklager bij het hof van kassatie tot zijn 65ste ook kollege geven aan de ULB : niet in zijn minst over het Europees verdrag van de rechten van de mens. Zijn uiteenzettingen en publikaties daarover zijn ontelbaar én gezaghebbend.

Toen Velu in maart 1993 tot prokureur-generaal bij het hof van kassatie werd benoemd (hij was toen 66), trad een van ’s lands meest gezaghebbende magistraten aan : zo zal de geschiedenis hem straks beschrijven, maar kan de aktualiteit hem soms moeilijk verdragen. Want behalve zijn kennis van de rechten van de mens, koestert Velu een bijna ideëel, indien niet wereldvreemd beeld van de rechterlijke macht.

HOOGSPEL.

Zoals hij in zijn installatietoespraak verklaarde, “schuilt in mijn bewering dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht een noodzakelijke realiteit is en moet blijven, noch arrogantie, noch verwaandheid, noch de bedoeling om de bevoegdheid van wie dan ook te betwisten ; het is alleen de uiting van een rotsvaste overtuiging dat in onze rechtsstaat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht de zekerste waarborg is voor de fundamentele rechten van een ieder… “

In dezelfde geest pleitte Velu op 1 september 1993 in zijn mercuriale andermaal naar Frans voorbeeld voor een verbod een parlementaire onderzoekskommissie (zoals die naar de vrouwenhandel of het kernafval) op te starten als er terzake al een gerechtelijk onderzoek loopt. Kwestie van het geheim van het gerechtelijk onderzoek, de rechten van de verdediging én de prerogatieven van de rechterlijke macht gaaf te houden.

Vandaar ook de intimiderende brief van 9 november 1993 van Velu en de eerste-voorzitter van het hof van kassatie Oscar Stranard aan premier Jean-Luc Dehaene om hem “deelachtig te maken van hun zeer grote verontwaardiging ingevolge de voor de magistratuur beledigende uitspraken die de heer Tobback maar blijft doen aan de pers of in het publiek (…) Op die manier brengt de houding van de heer Tobback niet alleen het vertrouwen van de natie in het gerecht in het gedrang, maar ook de goede relaties die deze staatsmacht wil onderhouden met het parlement en de regering. “

De prokureur-generaal bij het hof van kassatie wees er trouwens op 1 september 1995, in zijn door de pers fel bekritizeerde mercuriale, nogmaals op dat luidens het EVRM (artikel 10.2.) de vrije meningsuiting beperkt, ja zelfs bestraft kan worden om “het gezag en de onpartijdigheid van de rechtelijke macht te waarborgen. ” In de mate het publiek “eerbied en vertrouwen heeft in het gerecht omdat het beseft dat het die taak aankan. ” Zoals hier toen al opgemerkt werd, is aan deze voorwaarden in België lang niet altijd voldaan.

Zeker vandaag niet, in het licht van het verslag dat Velu, nota bene op gezag van drie onderzoeksrechters, aan de kamer bezorgde. Zij maakten (vooralsnog ?) over de Agusta- en Dassault-aankopen strafrechtelijk niet veel meer hard gemaakt dan wat voordien enkele journalisten feitelijk uitbrachten : al is, in tegenstelling tot moeilijk te bewijzen misdrijven zoals valsheid en korruptie, trafic d’influence in België nu eenmaal niet strafbaar en willen de politici dat zo houden.

Intussen heeft een van ’s lands hoogste magistraten bij ’s lands hoogste rechtskollege wel de geloofwaardigheid van het gerecht op ’t spel gezet.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content