De Brusselse politie werkt helemaal anders dan die van Schaarbeek. Traditionele visie versus een nieuwe aanpak : een reportage.

IN EEN PITA-TENT aan de Haachtsesteenweg zwaait iemand met een wapen, fluistert de politieradio. Meteen loeit de sirene. De witte Ford scheurt door de bochten, naar de plaats van het onheil. Drie Volvo’s en drie kombi’s met blauwe streep staan over de straat geparkeerd. “Plots zet die vent een revolver tegen mijn slaap, ” verklaart een geschokte Albanees aan de uitgerukte politiemacht.

Sekonden later, opnieuw de radio. “Messengevecht in de Vanderlindestraat. ” Iedereen in James Bond-stijl de andere richting uit. Het slachtoffer, een oudere man, staart verbouwereerd naar een overmaatse bajonet op de vloer. Van zijn voorhoofd druppelt een streepje bloed. Terwijl een ploeg het proces-verbaal opmaakt, stuiven de kollega’s richting nieuwe opdrachten. Maar niet voor lang. “Rellen dreigen in de Vanderlindestraat, ” schreeuwt de dispatcher.

Ter plekke staat een agent met pijnlijke grimas te wrijven over een ontluikende buil. “We brachten het slachtoffer naar buiten. Voor ondervraging, op het bureau. De menigte hitste hem op, hij reageerde en de omstaanders begonnen te roepen en te spuwen. Ze keilden blikjes en stenen naar zijn hoofd. ” De omstaanders zijn vooral migranten, die ongeveer de helft van de Schaarbeekse bevolking uitmaken en die het politiewerk in de regio duidelijk beïnvloeden.

“Bij interventies in de Josaphatstraat kijken we dubbel uit onze doppen, ” verzekert een agent. “Als je de straat inrijdt, zie je amper iemand. Maar probeer één identiteitskontrole uit te voeren en er komt een hele bevolkingsgroep aan. Alsof ze van onder de straatstenen uit komen gekropen. We houden bij onze interventies dus altijd rekening met de plek waar we ons bevinden. “

PUBLICITEIT.

“Geen enkel korps van het hoofdstedelijk gewest stuurt zoveel patrouilles uit. Gemiddeld zijn er vier onderweg, ” verzekert hoofdkommissaris Johan Demol van Schaarbeek. Hoofdkommissaris Roland Vanreusel van Brussel fronst de wenkbrauwen. “Wij hebben vijf, zes patrouilles per nacht op straat, ” garandeert hij. “Soms tien. We geven daar alleen niet zoveel ruchtbaarheid aan. Wij zoeken geen publiciteit, maar werken in stilte. “

Het kan kloppen : het gemak waarmee journalist en fotograaf een plaats in de Schaarbeekse patrouillewagens veroverden, steekt af tegen de geslotenheid van het Brusselse korps. Pas tien telefoons, twee faxen, drie persoonlijke gesprekken en anderhalve maand later zet Brussel zijn deur op een kier. Die van een patrouillewagen, die rijdt met de handrem aan en waarin de agenten zeker de gedrevenheid tot arresteren niet vertonen van de Schaarbeekse kollega’s. Geen achtervolgingen onder het geloei van sirenes en zwaailichten : de Brusselse agent stopt voor het rode licht terwijl hij zich op interventie begeeft. “Kode drie geldt alleen in dringende gevallen, ” haalt brigadehoofd Paul Prinzie de schouders op. Maar die zijn zeldzaam. In tegenstelling tot het aantal gevallen van loos alarm, en de daarmee verbonden momenten van opwinding in een voor het overige kalme dag en nacht op het stuk van misdaad. De mobiele brigade beantwoordt plichtsgetrouw alle oproepen, maar voert spontaan niet één identiteitskontrole uit. Aan het eind van de dagploeg is een teruggevonden wagen aan de Keizerinnelaan de magere oogst. “Een abnormale stoflaag verraadt diefstal, ” duiden de agenten hun initiatief, terwijl ze een vaalgroene Opel aan de wielklem leggen.

De gedrevenheid van het Schaarbeekse korps wekt wrevel in politiemiddens. De kollega’s hebben het over haar Starsky en Hutch-metoden, ze klagen over publiciteitsgeilheid en hekelen het repressieve beleid dat de misdaad alleen verschuift. Maar ondanks de kritiek blijven die van Schaarbeek rijden op het heilige vuur. “Ik koos bewust voor jonge mensen, ” bekent hoofdkommissaris Demol. “Omdat we onder hen de juiste mensen met de goede motivatie vinden. Starsky & Hutch-metoden ? Mijn bewondering gaat veeleer uit naar de Onkreukbaren. Sean Connery, die in de film tegen Kevin Costner zegt dat je de appel moet plukken voor hij van de boom valt : dat is bij hervorming van de politie een onweerlegbare waarheid. We moeten de agenten van de school halen en hen mogelijkheden bieden om zichzelf te ontwikkelen. Daarom heb ik de jonge agenten ook nooit met anciens gemengd. Wie de entoesiaste jeugd met de gelauwerde politiebeambten mengt, kweekt ontmoediging. Ik zag het maanden gebeuren bij het Brusselse korps, waar nieuwkomers in het beste geval de deur bewaken en als meest verantwoordelijke taak een fotokopie mogen maken. Binnen het half jaar zijn ze al hun aanstekelijke entoesiasme kwijt. “

VERVELEND.

Hoofdkommissaris Roland Vanreusel van Brussel steigert bij dergelijke kommentaren. “Jongeren kunnen zich binnen ons korps wél ontplooien, ” pareert hij. “Alleen moeten ze dat doen aan de zijde van een doorgewinterde agent. Dat is een bewuste politiek. Een twintiger die rechtstreeks van de politieschool komt, heeft niet altijd de feeling om met delikate gevallen om te gaan. Want een uniform verandert een jonge man en dat kan hij van een ancien leren. We willen dat de agent elke facet van zijn beroep ervaren heeft, voor hij op zijn eentje in de wereld wordt gestort. Pas na twee jaar dienst kan hij zijn overplaatsing naar een specifieke dienst aanvragen. Intussen draait hij gewoon mee in het korps. In de avontuurlijker opdrachten, maar ook in de saaiere momenten vindt hij een ervaren agent naast zich. Veel opdrachten zijn trouwens inherent aan de status van hoofdstad. Dagelijks zijn er hier betogingen, ambassades en ministeries moeten worden bewaakt, kritieke punten voor aanslagen behoed. Geen prettige opdrachten, maar ze moeten vervuld worden. Schaarbeek heeft minder vervelende taken te verdelen. Daar staat tegenover dat wij een veel breder palet kunnen bieden. “

Een avond met het Brusselse korps duidt de verschillende aanpak. Schaarbeekse agenten laten zich in grote vrijheid leiden door de inspiratie van het moment. Binnen het Brusselse korps heeft iedereen daarentegen een duidelijk omlijnde taak. De mobiele brigades patrouilleren en nemen de lichte interventies voor hun rekening. Bij braak of overval rukt de anti-overvalbrigade uit. “Zelfs binnen onze zesde divisie heeft iedereen een specializatie, ” geeft anti-agressor Louis Segers aan. “Wij spitsen ons vooral toe op de opsporing van gestolen auto’s. Vorig jaar vonden we er dik driehonderd. “

Segers en zijn makker Patrick Boenders ratelen uit het blote hoofd de nummerplaten van de recent ontvreemde voertuigen af. Het met fluorstiften bewerkte papiertje tegen het dashboard wordt uitsluitend ter kontrole geraadpleegd. Vakmanschap. De mannen van de anti-overvalbrigade vormen de kleine fraktie binnen het Brusselse korps die zich aan metoden waagt zoals die in Schaarbeek worden toegepast. Als ze een verdachte auto ontwaren, gaan sirenes en zwaailichten aan. De plaatsjes binnen de brigade zijn echter schaars voor op avontuur beluste jonge agenten. Voor hen is daar op korte termijn geen plaats weggelegd.

OVER HET DAK.

Chris Aelbrecht stapte van Brussel naar Schaarbeek over. Hij beaamt de mening van zijn kommissaris. “De sensationeelste belevenis van een Brusselse agent ? De bewaking van de Grote Markt. Oervervelend. Terwijl we hier in Schaarbeek bijna voortdurend op patrouille kunnen en een grote verantwoordelijkheid krijgen. Dat verwacht een jonge agent ten slotte van zijn werk. Niet dat je achter een bureau bergen papier moet verwerken. “

Yves Mangelinckx luistert puffend naar het verhaal van zijn kollega. Hij spurtte net achter een gezochte misdadiger aan. Een suksesvolle sprint, met negatieve afloop : de arrestant kon zich, bijgestaan door opgewonden migranten en met de handboeien nog om de polsen, uit de greep van de agenten losrukken en het weer op een lopen zetten. De vluchtweg leidde binnen in een huis. De delinkwent, gezocht voor gewapende overval, kon alweer ontsnappen over de daken van de Brabantstraat. Mangelinckx is er niet goed van. “Ik had hem moeten vasthouden, ” mompelt hij, tot uren na de interventie.

De tussenkomst in de Brabantstraat had zo verfilmd kunnen worden. Rennende agenten, een schreeuwende arrestant en een verhitte menigte waren ingrediënten voor een spectaculaire scène. De zucht naar spektakel is een doorn in het oog van de kommissarissen van andere korpsen. “Wij werken ook dag en nacht, maar de Schaarbeekse show hoort er niet bij, ” roept Vanreusel. “Schaarbeek voert een korte-termijnpolitiek. Zo’n politioneel beleid zou ik niet willen. De drugsproblematiek is een maatschappelijk vraagstuk en dat moet bij zijn sociale wortels worden aangepakt. Met de repressie van Schaarbeek kan dat niet. Wij werken eerst op preventie, daarna op ontrading en pas in derde instantie worden we repressief. Een Belgisch korps is in de eerste plaats een nabijheidspolitie, die probeert de veiligheid van de burgers te waarborgen. Wij vervullen een schakelfunktie tussen de recherche en de rechtbank. We jagen niet op gebruikers, maar proberen bewijzen tegen dealers te verzamelen. Met show valt dat doel niet te bereiken. Een wijk schoonmaken, is makkelijk met een korps van 1.700 mensen, maar op termijn heeft het geen zin, zolang de mogelijkheden niet voorhanden zijn om die inspanning te bestendigen. Ik zag trouwens nog geen enkele zaak van Schaarbeek in de rechtbank tot een veroordeling leiden. “

Schaarbeek blijft er van overtuigd dat er ook juridische suksessen volgen. Meer zelfs : Johan Demol gelooft dat de andere politiekorpsen op termijn de Schaarbeekse weg op moeten. “Korpsleiders moeten beseffen dat de kriminaliteit veranderd is. De tijd van burenruzies, straatverkopers en vechtpartijen in cafés is achter de rug. Nu moet de politie delinkwenten betrappen en bewijsmateriaal aan de gerechtelijke macht voorleggen. Met de vroegere werkwijze was dat onmogelijk. “

UNDERCOVER.

Daarom heeft de Schaarbeekse politie een nieuwe struktuur in het leven geroepen. Een korps met een veelvoud aan patrouilles, maar ook met een versterkte rechercheploeg en een undercover-eenheid. “Met agenten in burger, geen undercover-agenten, ” lacht Demol. “Zelfs België is te klein voor echt undercover-werk. We streven wel naar mensen op straat die niet opvallen. Het systeem bestaat ook in Brussel en Gent. Alleen : wij gebruiken de manschappen in burger voor het opsporen van alle misdrijven. ” Het doel is kontroleren en observeren. “Observatie is ons sterkste wapen, ” zegt Demol. “We kijken, filmen, fotograferen, noteren nummerplaten en winnen inlichtingen in bij informanten, tot het dossier genoeg gewicht heeft om bij het parket huiszoekingsbevelen te bedingen. “

Agenten in burger of speciale onderzoekscellen binnen het korps : Roland Vanreusel vindt het verspilde moeite. “We moeten naar samenwerking streven. Waartoe dient het om een speciaal eskadron te hebben dat de financiële aspekten van een misdaad onderzoekt ? De gemeentelijke politie is daarvoor niet gevormd. We kunnen beter die gegevens aan een gespecializeerde sektie bij de rijkswacht doorspelen, die op dat vlak overigens schitterend werk levert. Patrouilleren in uniform op straat, dàt is onze taak. Al het andere laten we aan gevormde specialisten over. “

Demol vindt die aanpak tot versnippering leiden, waardoor dossiers vaak onopgelost blijven liggen. “Het Brusselse korps heeft teveel kommissariaten, waardoor de kontrole op het personeel verloren gaat, ” vergelijkt Demol ooit adjunkt-kommissaris in Brussel. “De algemene leiding in Brussel leeft afzonderlijk van het korps. Boven de verscheidene diensten bevindt zich de hogere direktie en helemaal aan de top staat de hoofdkommissaris. De agent uit de straat kan niet op diens deur kloppen. En als de kommissaris niet in het korps leeft, weet hij niet meer wat er gebeurt. “

Vanreusel haalt de schouders op bij die kritiek. “Ik hoef geen les van Johan Demol. De bevolking vraagt kommissariaten in de wijken. Daarom hebben we elf afdelingen, met elk een kommissariaat en nog een handvol politie-antennes. Het klopt dat we een moeilijk gebied hebben, met een grote decentralizatiegraad. De koördinatie verzekeren tussen de verschillende afdelingen is geen makkelijke taak. “

CELLEN.

De radio in de naamloze wagen van Patrick Pattyn en Guy De Cannière blijft zwijgen. Pattyn-De Cannière vormen een vast team bij de Schaarbeekse agenten in burger. “We zijn in trio’s ingedeeld, ” legt De Cannière uit. “Twee zijn er permanent aanwezig. Samen vakantie nemen, is er niet bij. ” De mannen zitten er trouwens ook niet op te wachten. “Ideaal zou zijn dat we hier zouden wonen, ” grapt Pattyn, “en dat we onze vrouw en kinderen konden meenemen in de wagen. We zijn supergemotiveerd : we maken bergen overuren, maar geen van ons denkt eraan om die ooit te rekupereren. “

De agenten werken in shifts van twaalf uur. Na een korte briefing stappen ze in de auto en volgen ze een parkoers van eigen goeddunken. Op zoek naar drugs, gestolen wagens en onregelmatigheden. Voorin de wagen hangt een lijstje met nummerplaten. “Normaal hebben we ook enkele mikrocomputers ter beschikking, ” verduidelijkt Pattyn. “Maar die zijn net defekt. Waardoor elke identifikatie eindeloos lang duurt en ons werk fel bemoeilijkt wordt. We beschikken niet over het materieel dat we voor deze job broodnodig hebben, maar we verkozen toch al te beginnen, in afwachting van. “

Louis Segers en Patrick Boenders weten zich logistiek alvast beter geruggesteund bij de Brusselse anti-overvalbrigade. Zij kunnen de namen van verdachten kontroleren via een mikrofichesregister van gezochte personen. En ze maken na elke interventie een gedetailleerd rapport op voor de recherche. Want de agenten in burger en de anti-agressors effenen niet zelden het pad voor de recherche, die dieper graaft in de informatie die ze van de mannen in het veld krijgt.

“Toch behouden we verantwoordelijkheid, ” zegt Pattyn van Schaarbeek. “Elke identifikatie, elke arrestatie, elke ondervraging nemen we voor onze rekening. In tegenstelling tot vroeger, toen we een delinkwent lekker bij de dienstdoende officier afleverden. Die behandelde het dossier dan verder en stuurde de opgepakte verdachte niet zelden weer wandelen. Dat knaagt aan de gedrevenheid van de agent in de straat. De officier voelt dat niet zo aan, want hij leeft binnen de muren van zijn kantoor. Hij heeft niet het minste benul van hoe het er op straat aan toegaat. “

Wel in Schaarbeek, waar de officieren tussen hun agenten moeten leven. “We hebben altijd officieren op het terrein, ” verzekert Demol. “Die omkadering in alle diensten bestaat bij geen enkele ordedienst in België. Hoewel ze noodzakelijk is, om op delinkwentie te kunnen anticiperen. “

Daar probeert ook de Brusselse politie aan te werken. “Mijnheer Demol is een jaar geleden weggegaan, ” rekent Vanreusel uit. “Sinsdien is ook in Brussel veel veranderd. Vroeger hoefden de officieren niet per se op straat. Ze konden wel, maar moesten niet. Nu wordt daar wel naar gestreefd. “

Samenwerking is intussen wel het credo in Schaarbeek. Onder de agenten in uniform en die in burger, maar ook tussen die ploegen en de recherche of tussen de cellen in het korps. “Als een cel een aktie op het getouw zet, werken de andere cellen mee. Eén dossier wordt dan in onderdeeltjes opgesplitst, ” legt Patrick Pattyn uit. “De verdenkingen van witwas-operaties gaan naar de financiële cel, de drugsdossiers belanden op de bureau van de specialisten terzake en zaken van gestolen wagens spelen we door naar de derde cel. Omgekeerd vragen ze bij ons vaak bijkomende informatie. “

Daarmee heeft Johan Demol in Schaarbeek een zwak punt van elk politiekorps uit de weg geruimd, vindt hij. “Te vaak zitten de agenten in hoekjes te werken, zonder te weten wat er bij de buren gebeurt. Terwijl dat globale overzicht in de nieuwe kriminaliteitsbestrijding noodzakelijk is. Laatst rolden we een netwerk op van 96 handelszaken over heel Brabant, allemaal gestuurd door dezelfde Belg, maar uitgebaat door Turkse geranten. Zestien daarvan bevonden zich in Schaarbeek. Dat ze onwettige praktijken toepasten kunnen we strafrechtelijk niet bewijzen, maar de boetes die ze krijgen voor het ontduiken van sociale wetten zullen de winkels tot sluiting dwingen. Meteen zullen de onwettige praktijken ook ophouden. “

SCHRIK.

De blauwe Volvo van de patrouille in burger draait om het Verboeckhovenplein. “Tot voor een paar weken het centrum van de drugshandel, ” zegt Guy De Cannière. “De jongste weken is het fel verminderd. De vakantie zit er voor iets tussen, maar informanten en bekende verslaafden fluisterden ons ook al in het oor dat de schrik er duchtig inzit bij de dealers in de omgeving. ” Met als belangrijkste gevolg een verschuiving van de problemen. “Waar wij niet van wakker kunnen liggen, ” repliceert Patrick Pattyn onomwonden. “We kunnen toch niet met de handrem op werken en de kriminaliteit in Schaarbeek laten escaleren, om de buurgemeenten een hoop ellende te besparen. Ze moeten zelf maar een degelijke politiestruktuur opzetten. Wij dienen de Schaarbeekse bevolking. “

En die is opgetogen, beweert Demol. “We hebben nog geen negatieve reakties gehoord. We vegen de straat schoon, zoals de bevolking ons dat gevraagd heeft. Wij voeren geen repressie en werken nooit buiten de wet, omdat de rechter anders toch onze arbeid negeert. “

Ukkel, Sint-Joost en de rand tussen Schaarbeek en Brussel krijgen inmiddels de volle lading. “De kriminaliteit verplaatst zich, ” voelt ook Demol. “De buurgemeenten zullen ook naar andere metoden moeten grijpen. En op termijn het hele Belgische politiewezen. De kriminaliteit is te groot geworden, omdat de ordediensten te lang naar zichzelf gezocht hebben. De politie en de korpsleidingen hebben te lang in de tamme sfeer van de jaren vijftig geleefd. “

Ook Schaarbeek ondervond daar voor de hervormingen de nadelen van. “Vaak rukten er maar één of twee patrouilles per dag uit, ” weet een agent met tien jaar dienst. “Als er eentje een verkeersongeval moest vaststellen, bleef er meteen niks meer over. Dan zaten de ordediensten vast. De ideale situatie om de misdaad wild om zich heen te laten grijpen. “

Frank Demets

Hoofdkommissaris Roland Vanreusel van Brussel : “Een uniform verandert een jonge man, daarom draait hij eerst mee met anciens. “

Hoofdkommissaris Johan Demol van Schaarbeek : “De politie en de korpsleidingen zijn te lang in de tamme sfeer van de jaren vijftig blijven leven. “

“We vegen de straat schoon, zoals de bevolking van Schaarbeek ons vraagt. “

De opdrachten zijn veel verscheidener in de hoofdstad. Observatie blijft echter overal een van de belangrijkste opdrachten.

Agenten in burger in een anonieme wagen. Plaatnummers van gestolen wagens kennen ze uit het blote hoofd ; al hangt de lijst op het dashboard.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content