Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

Als er geen betere afspraken over de Nationale Plantentuin komen, kan men de Lambermontakkoorden maar beter composteren. Of hoe de botanisten in Meise van lieverlede het noorden kwijtraken.

Het is op een mooie lentedag nergens beter toeven dan in de Nationale Plantentuin van Meise. Al wat groeit en bloeit maakt zich op voor het hoogseizoen. Frisse moeders met kinderwagens bewonderen de tropische weelde in het glazen Plantenpaleis. In de Victoria-kas spreidt ’s werelds grootste waterlelie z’n tentakels open. De drijvende bladeren van de Victoria Amazonica kunnen het gewicht van een kind dragen en bereiken soms een diameter van twee meter. De eerste bloemen komen in bloei. Maar de eerste exhibitionist van het seizoen laat nog op zich wachten. Jarenlang was dat, achter de oranjerie, het enige probleem van de Nationale Plantentuin: een potloodventer die z’n jas opensloeg voor oude dametjes. Maar nu zijn er andere problemen gerezen.

Directeur Jan Rammeloo, een gerenommeerd paddestoeldeskundige, loopt met zorgelijke blik van vergadering naar vergadering. Zijn eeuwenoude instelling wordt nu meegezogen in de maalstroom van de communautarisering. Er wordt in de serres al meer over Lambermont-bis gesproken dan over de Victoria Amazonica. Zelfs bij de meest wereldvreemde wetenschappers heeft dat al voor onrust gezorgd. Zeker de Franstalige botanisten waren sommige dagen meer bezig met pamfletten en petities dan met fauna en flora. Alleen de aquarellist Omer Van De Kerckhove, volgens de directeur de beste natuurtekenaar ter wereld, zit in z’n atelier onverstoorbaar paddestoelen te schilderen. Natuurgetrouw, zoals geen foto of computerbeeld dat kan.

EEN MISBAKSEL

Een jaar geleden, tijdens de eerste ronde over de federalisering van het ministerie van Landbouw, werd besloten dat de Nationale Plantentuin, die toevallig onder dat ministerie hoort maar er eigenlijk niets mee te maken heeft, ook zou worden overgeheveld. Dat werd de voorbije maanden bevestigd in de Lambermontakkoorden, zij het dat eraan toegevoegd werd ‘dat eerst samenwerkingsakkoorden tussen de gemeenschappen moesten worden afgesloten’. Toen bleek dat de Franstalige ministers gingen dwarsliggen. Het ene voorstel na het andere kwam op tafel. Sommigen wilden de plantentuin mordicus nationaal houden. Anderen spraken al over een opsplitsing naar het voorbeeld van de Leuvense universiteitsbibliotheek van weleer: de pare boeken gingen toen naar de ene gemeenschap en de onpare naar de andere.

Na moeizame onderhandelingen kwam er als compromis een zeer hybride structuur uit de bus. Lapidair samengevat: de tuin wordt Vlaams, de planten blijven federaal. De plantenverzamelingen en de bibliotheek, die nationaal bezit blijven, worden wel ‘in bruikleen gegeven’. En het Franstalige personeel gaat naar de Franse Gemeenschap, maar wordt aan de (Vlaamse) plantentuin ’ter beschikking gesteld’. De Volksunie, die nodig is om de Lambermontakkoorden goedgekeurd te krijgen, had het moeilijk met het compromis. Kamerlid Frieda Brepoels: ‘Maar daarna begon het geknoei pas echt. De uiteindelijke tekst van het samenwerkingsakkoord week af van wat was overeengekomen. En de in het parlement ingediende wetteksten zijn nu helemaal niet conform de afspraken en zelfs niet compatibel. Ik kan dat onmogelijk goedkeuren. Anders zitten we met een misbaksel van een structuur.’

‘Een fraai stukje spitstechnologie’, zegt ook directeur Jan Rammeloo een beetje smalend. De plantencollecties moeten beheerd worden door een Wetenschappelijke Raad, die paritair moet worden samengesteld uit Vlamingen en Franstaligen. De voorzitter moet om de twee jaar van een andere taalrol zijn. De raad van bestuur zal vier mensen van de Vlaamse Gemeenschap tellen en vier mensen van de Wetenschappelijke Raad. ‘Het is ingewikkeld, maar wij hebben de vaste wil om het werkbaar te maken’, zegt Rammeloo. ‘Essentieel is dat wetenschappers van beide gemeenschappen hun werk kunnen blijven doen én dat de plantentuin niet in twee stukken verdeeld wordt.’ Ook hij had al nachtmerries van een ‘Leuvense’ opsplitsing van de collecties: een Vlaamse plant, een Waalse, een Vlaamse…

Voor het personeel zijn er tal van onduidelijkheden en praktische problemen. Om maar één voorbeeld te noemen: niemand weet door wie het Franstalige, niet-wetenschappelijke personeel moet worden betaald. Het zorgde de voorbije maanden voor begrijpelijk gemor in de kassen. Aanvankelijk eiste het personeel in een motie dat de botanische tuin een van de nationale wetenschappelijke instellingen zou worden, onder voogdij van de premier. Net zoals de Koninklijke Bibliotheek of het Afrikamuseum in Tervuren. Maar die motie legde duidelijk geen gewicht in de schaal. Het politiek getouwtrek is in de ogen van sommige Franstalige vorsers nefast voor de dagelijkse werking én internationale reputatie. Dan nog liever de ‘Terugkeer Naar Brussel’, schreven ze al in grote koppen in Le Soir.

DE GEKKE KEIZERIN

De plantentuin werd oorspronkelijk in Brussel opgericht tijdens het Frans bewind in 1789, toen allerlei exotische planten uit de huizen van de gevluchte bourgeoisie werden bijeengesprokkeld. De tuin lag aan de Hofberg (nu Koninklijke Bibliotheek), maar verdween onder het bewind van Willem I voor de installatie van de grote industrietentoonstelling van 1830. Willem I wou wel dat Brussel het plantkundig centrum van de Nederlanden zou zijn. In de toen nog landelijke omgeving nabij de Schaarbeekse Poort werd een nieuwe botanische tuin aangelegd, geleid door de ‘Koninklijke maatschappij van kruid-, bloem- en boomkwekerijen der Nederlanden’. Het neoklassieke gebouw van de Botanique (nu het Franstalig cultureel centrum) werd toen gebouwd. De eerste functie was economisch: de handel met de Nederlandse koloniën in het Verre Oosten.

Na de Belgische onafhankelijkheidsstrijd – toen er veel schade werd aangericht aan de kassen, waarin de Hollandse troepen zich verschanst hadden – raakte de botanische tuin in financiële problemen, tot hij in 1870 door de Belgische staat gekocht werd. De Jardin Botanique de l’Etat was geboren. Daarna werd de hoofdopdracht wetenschappelijk onderzoek in plantkunde en tuinbouw. Vanaf het einde van de negentiende eeuw was er grote interesse voor de flora van Midden-Afrika. De collecties werden steeds omvangrijker, het domein werd steeds kleiner (ook door de Noord-Zuidverbinding) en in 1938 kocht de Belgische staat van de koninklijke familie het Domein van Bouchout in Meise. In de aankoopakte werd uitdrukkelijk vastgelegd dat de bestemming van het domein alleen een nationale plantentuin mocht zijn.

Dat is de reden waarom het 92 hectaren groot domein er nog ongeschonden bij ligt, ook al zijn snelwegen en villawijken tot vlakbij de omheining opgerukt. Het kasteel van Bouchout, dat na de dood van de laatste koninklijke bewoonster Charlotte (de gekke keizerin van Mexico) tot verval kwam, werd helemaal gerestaureerd en als conferentieruimte ingericht. Het glazen Plantenpaleis, dat plechtig geopend werd tijdens de wereldtentoonstelling in 1958, wordt op dit moment volop vernieuwd. Tot in de jaren zeventig en tachtig werden nog nieuwe gebouwen opgetrokken. De kasteelhoeve wordt in de komende jaren gerenoveerd. Honderden miljoenen werden in het domein geïnvesteerd. ‘We horen bij de internationale top’, zegt Rammeloo. Maar de Nationale Plantentuin ligt wel op Vlaamse grond.

MISHANDELDE PLANTEN

Het wetenschappelijk hart van de botanische tuin is het herbarium van gedroogde planten. Het telt ruim 2,5 miljoen specimens, die soms meer dan een eeuw oud zijn. Sommige zijn in de natuur intussen al uitgestorven. In de levende plantencollectie zijn er ongeveer 18.000 soorten, afkomstig van zowat alle delen van de wereld. Heel wat zeldzame of bedreigde soorten worden hier gekweekt en in verzameling gehouden. De zaadbank bewaart kostbaar genetisch materiaal voor wereldwijd gebruik. De plantentuin is zelfs door internationale instellingen aangewezen voor de bewaring van een basiscollectie wilde bonen voor honderd jaar. De bibliotheek, die ongeveer 65.000 boeken telt, is een van de belangrijkste in Europa op het gebied van botanie.

De Nationale Plantentuin heeft in de toekomst volgens directeur Rammeloo vooral een belangrijke rol voor het bewaren van de biodiversiteit. ‘Daarvoor moeten we eerst alle planten in de wereld inventariseren en beschrijven, en dat is voor een groot deel nog niet gebeurd.’ De Plantentuin publiceerde al in de jaren zestig een lijst van bedreigde soorten in België – een Europese primeur, en de voorloper van de huidige ‘rode lijsten’. Rammeloo: ‘Sinds die lijst van de jaren zestig zijn natuurlijk al heel wat soorten verdwenen of in areaal verminderd, vooral in voedselarme milieus. Dat komt vooral door de luchtvervuiling, de kunstmest en de droogleggingen. Heel wat akkerkruiden gaan ten onder, maar ook paddestoelen die men in de jaren zestig nog volop in de Kempense bossen kon plukken.’

Internationaal wordt de Plantentuin ingeschakeld voor het vaststellen van overtredingen op de handel in bedreigde CITES-planten. ‘Er wordt veel gesmokkeld’, zegt Rammeloo. ‘Door handelaars én liefhebbers. Vooral orchideeën, cactussen en vleesetende planten. Na inbeslagname komen die in de Plantentuin terecht. Mishandelde planten, noem ik dat. In donkere koffers of kisten weggestopt. Wij moeten die dan hier oppotten, maar een groot deel gaat kapot. Er zijn in België heel wat gepassioneerde collectioneurs, zoals orchidofielen die soms honderdduizenden franken betalen voor een exotische orchidee.’ Door eigen kweekprogramma’s, ook in proefbuisjes, onder meer van wilde orchideeën, probeert de Plantentuin de druk op de natuur alvast te verminderen.

De directeur is vooral erg trots op de natuurtekenaars ‘van het huis’. De Plantentuin bezit een lange traditie in het vervaardigen van goede botanische illustraties. Het grootste deel van de collectie betreft pentekeningen van vaatplanten, mossen en wieren, uitgevoerd in Oost-Indische inkt. Maar er is ook een unieke verzameling van aquarellen van paddestoelen, zowel van Centraal-Afrika als van België. De vermaarde Omer Van De Kerckhove trekt nog vaak de natuur in om nieuwe soorten te schetsen. ‘Van de paddestoelen is amper tien procent al beschreven’, zegt paddenstoelexpert Jan Rammeloo. Ongetwijfeld sterven vele soorten al uit nog voor ze gekend zijn. Alleen de huiszwam doet het wondergoed, zeker in het Brusselse. Hele panden worden er nu door aangevreten, zoals Rammelo als gerechtelijk expert al te vaak moet vaststellen.

FRIEDA’S PLANTJES

Het is paasvakantie, maar Frieda Brepoels komt toch elke dag naar het parlement om Franse les te volgen. En tussendoor bestudeert ze het communautaire dossier van de Nationale Plantentuin, een van haar stokpaardjes. ‘Sommigen willen dat ridiculiseren: daar is Frieda weer met haar plantjes. Maar voor mij is dit geen detail maar een belangrijk dossier’, zegt Brepoels. ‘De Franstaligen hebben er nooit veel aandacht voor gehad. Maar nu willen ze die tuin zoveel mogelijk nationaal houden. En als dat niet lukt, willen ze geld. In een van hun teksten moest alleen nog het juiste aantal miljarden worden ingevuld. De waarde is natuurlijk onschatbaar. Ik heb een Vlaamse raming van 500 miljoen frank gehoord (12,4 miljoen euro), maar een Waalse raming van 30 miljard frank (743,6 miljoen euro). Dat verschil zegt al alles.’

Tot haar verbijstering ontdekte ze nu in de ingediende parlementaire teksten dat er sprake was van het communautariseren van het personeel en van het verdelen van het budget over de twee gemeenschappen. ‘Dat klopt helemaal niet meer met de afspraken die wij met VLD-voorzitter Karel De Gucht hadden gemaakt. Als men zich niet aan de afspraken houdt, hou ik mij er ook niet meer aan.’ De ongeveer 150 personeelsleden zijn voor 80 procent Vlamingen en voor 20 procent Franstaligen. ‘Ideaal zou zijn dat de plantentuin een volledig Vlaamse instelling is en dat het Franstalige personeel er blijft, maar met een uitdovend karakter. En natuurlijk moet er vrije toegang zijn voor Waalse onderzoekers.’ Kortom, dezelfde regeling als voor het landbouwinstituut van Gembloers, dat naar de Franstalige Gemeenschap gaat.

Sinds vorig jaar is de Nationale Plantentuin elke dag toegankelijk voor het grote publiek, zij het dat er nu wel een toegangsprijs moet worden betaald. Het bezoekersaantal van 50.000 per jaar wil directeur Rammeloo geleidelijk opvoeren tot 200.000. Er was wel wat protest omdat de toegang niet meer gratis is, maar op die manier wou Rammeloo vermijden dat de Nationale Plantentuin een gewoon recreatiedomein zou worden. ‘Er waren al mensen die een barbecuestel meebrachten, een volleybalnet spanden, en lagen te zonnebaden aan de vijvers. Daarvoor is een botanische tuin niet bedoeld. Nu krijgen wij veel meer gemotiveerde bezoekers en kunnen wij ook onze kostbaarste kassen openstellen. Zo gaat nu onze woestijnkas open voor het publiek. Enkele bezoekers waren al té gemotiveerd: drugsliefhebbers hebben onze cocaplanten uit Zuid-Amerika geroofd.’

En de eerste exhibitionist van het seizoen? Die is, net als het personeel, ook een beetje het noorden kwijt, want hij werd nu op het kerkhof van Meise gesignaleerd. Achter een treurboom.

Chris De Stoop

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content