‘Op dit moment het enig haalbare’

THOMAS LEYSEN EN LUC CORTEBEECK VAN DE GROEP VAN TIENHet is nog onzeker of het ontwerp van centraal akkoord het fiat krijgt van álle sociale partners. © PHOTO NEWS

De uitvoering van een nieuw centraal loonakkoord wordt een langgerekt onderhandelingsverhaal, en dat niet alleen om de verschillen tussen arbeiders en bedienden weg te werken. De ontwerptekst zit vol met voetangels en klemmen.

De verantwoordelijken van de vakbonden en werkgeversorganisaties zijn gestart met de raadpleging van de achterban over het ontwerp van een nieuw centraal loonakkoord voor dit en komend jaar in de privésector. Over dat ontwerp bereikten de toponderhandelaars van de sociale partners, de zogenaamde Groep van Tien onder leiding van voorzitter Thomas Leysen van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), vorige week een akkoord.

Net als twee jaar geleden moest de regering van ontslagnemend premier Yves Leterme (CD&V) ook nu weer een bemiddelaar op pad sturen. Dit keer reikte voorzitter Paul Windey van de Nationale Arbeidsraad (NAR) het sluitstuk van het akkoord aan met een stappenplan dat een einde moet maken aan het meer dan 100 jaar oude onderscheid tussen arbeiders en bedienden. Die doorbraak kreeg meteen het predicaat ‘historisch’ mee. Of dat nog zo zal zijn over goed anderhalve week wanneer alle sociale partners zich over het ontwerpakkoord hebben uitgesproken, zal moeten blijken. Vooral bij de socialistische vakbond ABVV, die intussen een repu-tatie heeft als het gaat over het terug-fluiten van zijn federale leiding, wordt de goedkeuring kantje boord.

De opluchting die doorklonk in politieke en andere commentaren omdat ten minste de sociale partners nog tot een federale consensus in staat zijn, verdoezelde dat de totstandkoming ervan een klassiek verloop heeft gekend. Tot aan de bekendmaking in november vorig jaar door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) van het rapport over de marges voor de loonkostenontwikkeling namen de sociale partners uitgebreid de tijd om hun tegengestelde visies te etaleren over de automatische koppeling van de lonen aan de (gezondheids)index, het minimumloon, de verlofstelsels, de opleiding van werknemers enzovoort. ACV-voorzitter Luc Cortebeeck wilde bovendien dat de krijtlijnen van een nieuw werknemersstatuut werden vastgelegd. Hij gaf de onderhandelingen, die traditiegetrouw in alle discretie verliepen, daarmee een aparte kwaliteitsimpuls.

Nul euro opslag

Het ontwerpakkoord bevat drie grote delen: de loonvorming, de welvaartsvastheid van de sociale uitkeringen en een gefaseerde uitvoering van een ‘globale, ondeelbare en evenwichtige visie’ op het wegwerken van de verschillen tussen de statuten van arbeiders en bedienden. Tegelijk zijn voor de concretisering van elk deel nieuwe onderhandelings- en overleg-rondes in de komende twee jaar gepland. Heel veel knopen moeten nog worden doorgehakt.

Dat is op de eerste plaats het geval voor de loon(kosten)ontwikkeling. De automatische loonindexering wordt behouden en zou met 3,9 procent onder de gemiddelde loonkostenevolutie (plus 5 procent) in Duitsland, Frankrijk en Nederland blijven. Maar omdat de CRB die evolutie vaak overschat, zit er enkel nog een loonopslag van 0,3 procent in 2012 in. Die minimale marge voor de onderhandelingen in sectoren en bedrijven verdwijnt echter prompt als een recente raming over de indexering (4,2 procent) realiteit wordt. De koopkracht wordt dan wel behouden, maar voorts komt er nul euro bij.

Nog in verband met het indexeringssysteem maakt de CRB dit jaar een studie over de invloed van de (hoge) energieprijzen. Sommigen zien hierin een opportuniteit om het effect van die prijzen op de inflatie af te zwakken. Dat zou kunnen in 2012 bij een hervorming van de productenkorf om de index te berekenen, of door in de gezondheidsindex (die de accijnsverhoging voor alcohol, sigaretten en tabak neutraliseert) ook een energiefactor op te nemen. In beide gevallen is inleveren van koopkracht het resultaat.

Voor de welvaartsaanpassing van de uitkeringen lag alleen een budget voor dit jaar vast (bijna 235 miljoen euro). Maar de sociale partners maakten op basis van de Generatiepactwet ook een ’theoretische’ raming van de enveloppe voor 2012 (ongeveer 500 miljoen). Van die bedragen hebben ze 60 procent bestemd om diverse minima, forfaits en plafonds te verhogen. Dat betekent niet dat de (nieuwe) regering met de resterende 40 procent de gaten in de federale begroting kan dichten. De so-ciale partners houden zich aanbevolen om ook die uit te geven, en ze hebben daar ideeën voor: een hoger minimumpensioen voor mensen met een gemengde loopbaan als werknemer en zelfstandige; hogere uitkeringen in het stelsel van de arbeidsongevallen, dat ook op een andere leest zal worden geschoeid om de kosten voor de werkgevers in de hand te houden.

Kostenneutraal statuut

Om eindelijk een begin te maken van de harmonisering van de statuten van arbeiders en bedienden, is in het ontwerpakkoord een voorstel van NAR-voorzitter Windey opgenomen. ‘Op dit moment is dat voorstel het enig haalbare’, aldus Windey. Meest in het oog springt een nieuwe ontslagregeling. Daarbij wordt niet ingegaan op de suggesties van experts zoals emeritus hoogleraar arbeidsrecht Othmar Vanachter over een andere financiering, een betere ontslagbescherming en een sterkere koppeling van de opzeggingsperiode aan wedertewerkstelling.

Wel worden de opzeggingstermijnen en -vergoedingen tegen 2016 dichter bij elkaar gebracht voor nieuwe werknemerscontracten. Voor arbeiders gaan die met 20 procent omhoog, voor bedienden met een jaarloon hoger dan 30.535 euro gaat er 20 procent af. Bedienden met een lager loon leveren slechts 2 procent in. Voor bedienden wordt de zogenaamde formule-Claeys ook algemeen vastgelegd op 1 maand opzegging per jaar anciënniteit. In de praktijk blijven de verschillen tussen arbeiders en bedienden aanzienlijk: naargelang van de anciënniteit wordt de opzeggingstermijn voor arbeiders opgetrokken naar 6 tot ruim 19 weken, terwijl voor de beter verdienende bedienden de termijnen schommelen tussen bijna 12 en net geen 160 weken. Tegen de volgende onderhandelingen over een centraal loonakkoord op het einde van 2012 zou er daarom ook een definitieve en uniforme ontslagregeling moeten zijn. Die gaat mogelijk in vanaf 2018 en bestaat uit drie ’trappen’: een loon waarvoor gedurende een periode nog moet worden gewerkt, een ontslagvergoeding en een tussenkomst van de RVA. Diezelfde RVA zal voortaan ook opdraaien voor de volledige ontslagpremie voor arbeiders (1250 tot 3750 euro naargelang van de anciënniteit).

Ook voor alle andere aspecten van een eenheidsstatuut nemen de sociale partners nog twee jaar de tijd. Deels heeft dat te maken met de complexiteit (proeftijd en ontslag; enkel en dubbel vakantiegeld; het gewaarborgd loon bij ziekte, met de afschaffing van de carensdag voor arbeiders; de maandelijkse uitbetaling van het loon). Niet minder belangrijk zijn de financiële consequenties, die na jaren van studiewerk en overleg blijkbaar nog altijd niet volledig bekend zijn en die ook zullen worden getoetst aan de afspraak dat de harmonisering ‘kostenneutraal’ moet zijn voor de werkgevers. De rekening van een veralgemening van het systeem van tijdelijke werkloosheid tegen 2016 wordt dan weer voor het grootste deel bij de RVA gelegd (in het crisisjaar 2009 slokte dat systeem 1 miljard van het RVA-budget op; een kwart daarvan was een gevolg van de anticrisismaatregel om het ook voor bedienden toe te staan).

Een eenheidsstatuut voor werknemers moet ook uitmonden in een andere samenstelling van de paritaire comités in de bedrijfssectoren en van de arbeidsrechtbanken en -hoven. De sociale verkiezingen zullen eveneens anders moeten worden georganiseerd (maar nog niet in 2012).

Pas tegen het einde van volgende week zal bekend zijn of het ontwerp van centraal loonakkoord het fiat krijgt van alle sociale partners. Aan werkgeverszijde verslikten enkele federaties (Agoria en Fedustria) zich in het loonluik. Bij de vakbonden loopt het ABVV het meest in de kijker. Daar legt de leiding het akkoord alleen uit, zonder het te verdedigen. De bediendenvakbond BBTK en de Vlaamse ABVV-Metaalcentrale wijzen de aanpak van het nieuwe werknemersstatuut in elk geval af.

Als een van de sociale partners afhaakt, zal dat de verdere onderhandelingen over de uitvoering van de gemaakte afspraken alleen maar rekken en moeilijker maken.

DOOR PATRICK MARTENS

De financiële consequenties van het eenheidsstatuut zijn na jaren van studiewerk en overleg blijkbaar nog altijd niet volledig bekend.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content