In een discussienota pleit minister-president Luc Van den Brande voor de Vlaamse deelstaat in een confederaal België. ?En ook wil ik respect voor de afspraken.” Een gesprek.

DE VLAAMSE MINISTER-PRESIDENTLuc Van den Brande (CVP) aarzelt even en steekt een sigaretje op. Een Belga, daar doet hij niet kinderachtig over. Wil hij wel commentaar kwijt aan de kritiek van VU-fractieleider Paul van Grembergen op de discussienota over de staatshervorming die de minister-president vorige donderdag in het Vlaams Parlement indiende ? Ach nee. Van Grembergen meende dat Van den Brande onder curatele was gesteld door de nationale (?federale”) regering en de voorzitters van de Vlaamse meerderheid, Johan Van Hecke (CVP) en Louis Tobback (SP). De nota zou dus zijn afgezwakt, gecensureerd misschien wel, in alle geval minder radicaal in de perspectieven die hij uittekent voor een verdere verruiming van de staatshervorming. ?Er zijn wel zeven versies aan de uiteindelijke tekst vooraf gegaan,” zegt Van den Brande. ?Dat ik erover contact heb gehad met de partijvoorzitters is toch evident in een democratie ? Ik wens niet in een vacuüm te werken. Ik vind het politiek heel belangrijk dat de hele Vlaamse regering zich unaniem achter de nota heeft geschaard.”

Toch keken de meerderheidspartijen wel degelijk met zorg tegen de timing van Van den Brandes nota aan. De federale regering staat aan de vooravond van een delicate begrotingscontrole en het leek CVP en SP niet het moment om de Franstalige coalitiegenoten te ontstemmen met Vlaams communautair gerommel op de achtergrond. De Vlaamse socialisten lieten niet na te benadrukken dat het ?slechts” om een discussienota ging. In de CVP was het, in afwezigheid van de in Zuidoost-Azië rondtoerende premier Jean-Luc Dehaene, vice-premier Herman Van Rompuy die de Vlaamse minister-president even terzijde nam. Hij wees hem erop dat de begrotingscontrole des te lastiger dreigt te worden nu de regering gedwongen zal zijn om haar perspectieven over de economische groei drastisch naar beneden te herzien. Meer dan 0,6 procent groei valt er dit jaar immers niet te verwachten, terwijl de regering eerst op wel 2,2 procent en drie weken geleden nog op een groei van 1,6 procent had gerekend. Dat scheelt behoorlijk wat in de staatsinkomsten.

?Ja, dat is natuurlijk een argument dat géén steek houdt,” aldus een strijdvaardige minister-president, ?het wordt trouwens tijd dat men federaal wat serieuze dingen doet. Ik vind het normaal dat Van Rompuy dat punt stelt, maar ik ben het er helemaal niét mee eens dat het ene het andere in de weg zou staan. Zo’n artificiële tegenstelling kan mij niet afleiden van wat ik beoog. Als er ooit voortgang is gemaakt in het grondige herbouwen van het Belgische huis, is het toch maar de CVP geweest die daarin het feitelijke voortouw heeft genomen en dat zal in de toekomst niet anders zijn.” Toch is zeker niet iedereen binnen de CVP zo enthousiast over Van den Brandes flamingantisme. ?Ach, de CVP is een volkspartij.” Een huis met vele kamers dus ? ?U citeert de goede auteurs.”

STATENBOND.

Tot het laatste moment is nog hard gebakkeleid over de nota. Naar verluidt, had Van den Brande zelfs al een scenario voor de opdeling van de Belgische staatsschuld uitgewerkt, maar daar is in de tekst geen spoor van terug te vinden. Ook verdwenen er politieke ?schuttingswoorden” uit. Zoals ?confederalisme”, een term waarvan Franstalige politici pukkels krijgen, omdat zij daarin de voorbode van het opblazen van het Belgische staatsverband en vooral van de nationale solidariteit zien.

Van den Brande haalt de schouders op : ?Wat doen de termen ertoe ? Ik stel vast dat er in het huidige systeem behalve federale ook confederale elementen zitten, de pariteit bijvoorbeeld.” De nota tekent de toekomst van België hoe dan ook uit als een statenbond van twee deelstaten. Hoe heet dat ? Confederalisme. In een federaal verband worden een aantal bevoegdheden naar beneden, naar de deelgebieden afgesplitst, het confederalisme draait de zaak om en beperkt zich tot het afstaan van enige materies naar boven toe. Met enige consequentie heeft de Vlaamse minister-president het amper nog over gewesten en gemeenschappen, de samenstellende delen van het huidige, federale België, maar over deelstaten, de constituerende delen van de toekomstige Belgische confederatie. Zo ziet hij er twee belangrijke, de Vlaamse en de Waalse, met Brussel in een apart statuut.

De nota heeft in Franstalig België alvast zijn (voorspelbare) effect niet gemist. Daar lijkt hij een nieuw Vlaams communautair offensief aan te kondigen. Ook de Volksunie verstrakte vorige week uit vrees in snelheid te worden genomen door Van den Brande ? haar visie op het Belgische samenlevingsverband. Brussel is voor de Franstaligen nu het belangrijkste pijnpunt ; tegenover Van den Brandes tweeledigheid, plaatst de PS, die het overigens al evenmin aan nationalistische reflexen ontbreekt, een uit drie delen bestaand België, waarin Brussel op gelijke voet staat met de twee andere gewesten.

Van den Brandes nota vertoont bij momenten de wolligheid die ook het taalgebruik van zijn geestelijke vader kenmerkt. Maar de teneur ervan is onmiskenbaar : een verdere overdracht van bevoegdheden (Vlaamse nieuwspraak : ?verantwoordelijkheid”) naar ?de toekomstige deelstaten”. Eerst kwam de culturele autonomie, dan de economische, nu de politieke, zo ziet Van den Brande het. Niet dat deze nota onmiddellijk enig effect kan hebben, want het zijn de federale Kamer en Senaat die over de verdere staatshervorming beslissen. Meteen na zijn terugkeer in België haastte premier Dehaene zich om daarop te wijzen, daaraan toevoegend dat de federale regering in deze legislatuur geen communautaire initiatieven zal ontplooien. Méér zelfs, hij opperde zelfs de mogelijkheid om gesplitste bevoegdheden weer federaal te maken.

RECUPERATIE.

De politieke betekenis van de nota, aldus de bedenker ervan, is dat, ?als we een relatief brede consensus kunnen bereiken, men daar op het Belgische vlak niet meer naast zal kunnen kijken. Het zal dan gaan om een ruime opinie in één van de twee basis-deelstaten die niet noodzakelijk de zwakste is, als ik dit understatement mag gebruiken.”

De uitdieping van de staatshervorming berust vooral op de homogenisering van bevoegdheidspaketten, ook in de sociale zekerheid (SZ), het samenbrengen van analoge materies op één niveau, dat van de deelstaat. ?Het federale niveau houdt niet altijd voldoende rekening met de nieuwe werkelijkheid. Ik vraag respect voor de afspraken. De bevoegdheidsconflicten en die zullen er altijd wel zijn vallen wel mee. Het is vooral een kwestie van aanvoelen. In het geval van gedeelde bevoegdheden en daar ligt het knelpunt neemt het federale niveau altijd de coördinatie daarvan op zich. Maar coördinatie dreigt, onder het mom van efficiëntie, meer en meer recuperatie te worden. Dat is niet kwaad bedoeld, maar het moet wel ophouden.”

Daarmee brengt Van den Brandes nota een institutionele dynamiek op gang, die hoe dan ook leidt tot een verdere verdamping van het federale niveau. Daarom is die dynamiek ook nationalistisch van aard, niet ideologisch maar feitelijk, een nationalisme dat van bovenaf komt, vanuit de nieuwe Vlaamse instellingen zelf. ?Ik gruw van elke vorm van etno-nationalisme,” zegt Van den Brande met grote overtuiging, ?omdat de etnie, het volk, maar één element vormt en dat is het niet wat mij beweegt. Ik zal zeker nooit beweren dat wij beter zijn dan anderen omdat wij tot het Vlaamse volk of cultuur behoren. Dat men waarschuwt voor de gevolgen voor identiteitsprocessen, daar ben ik het helemaal mee eens. Maar ik heb de tegenstellingen in België nooit als etno-nationalistisch gezien.”

Een vergelijking van België met ex-Joegoslavië vindt hij dan ook een groteske karikatuur. Belangrijk voor hem is wat hij noemt ?het opzoeken van een stuk eigen verantwoordelijkheid en een stuk affirmatie van een gemeenschap in symbolen, al is dat voor mij zeker niet het essentiële. We zoeken allemaal wat grotere verbanden op, de Europese Unie bijvoorbeeld, en dat kan enkel wanneer het kleinere geheel ook wordt verdiept en verruimd. Het uitbouwen van regionale gehelen, min of meer gebonden aan taal en cultuur, waar je je thuis voelt, is ook democratisch. Het is een kwestie van houvast.”

FEITENKENNIS.

Dat belet niet dat Franstalig België in Van den Brande slechts een baarlijke nationalist ziet, een toekomstige etnische zuiveraar, ja een Gauleiter, een communautaire provocateur van dezelfde orde die Vlaanderen in José Happart ziet. Van den Brande : ?Misschien komt dat doordat de twee opinies uit elkaar zijn gegroeid. Men leest elkaars kranten niet, kijkt niet naar elkaars televisie. Ik heb er geen verklaring voor, tenzij ik in bepaalde standpunten onvoldoende rekening zou hebben gehouden met de gevoeligheden van de buur. Ik heb nooit de behoefte om iets tégen de Waalse landgenoten te doen. Mijn nota is een pleidooi voor de dingen die we zélf kunnen doen. En als wij meer autonomie opvragen, krijgt het zuiden automatisch ook meer autonomie. Zij verliezen dus niets. Men is ook niet altijd gehinderd door enige feitenkennis. Het stoorde mij verschrikkelijk toen ik ooit moest lezen dat ik uit een gezin met een belast oorlogsverleden kwam. Wat hoegenaamd niet het geval is. Ik weet niet waarom mijn standpunten bij hen als een bedreiging worden ervaren.”

Hij heeft niet op zijn minister-presidentschap moeten wachten om in Wallonië een slechte naam te krijgen. Vijftien jaar geleden was hij immers de voorzitter van de CVP-Kamerfractie, die stelde dat er geen Vlaams geld meer naar het noodlijdende Waalse staal mocht gaan en dat de toen nog nationale economische sectoren moesten worden geregionaliseerd. Van den Brande : ? Tiens. En men vermoedt dat er de la suite dans mes idées is ? Ja, toen hoorde men exact hetzelfde : dat ik inging tegen de nationale solidariteit. Maar mijn eerste voorstel van 1981 was veel meer economisch dan communautair geargumenteerd. Ook de Hasseltse burgemeester Paul Meyers noemde mij toen een verrader van de Vlaamse zaak en van de Vlaamse steenkoolmijnen. Achteraf bekeken, was het toch een heel goeie zaak. In het debat over de relatie tussen overheid en privé-sector zijn we nu wat uit de bocht gegaan. Er bestaat wel degelijk nog een taak voor de overheid om de strategische sectoren te ondersteunen die wel toekomst hebben maar nog niet onmiddellijk rendabel zijn. En de Walen hebben aan de hele zaak toch een meer performant staalbedrijf overgehouden ? Maar toen vond ik dat er een eind moest komen aan irrationele zaken die zeer zwaar wogen op de openbare middelen.”

Dat laatste is nu niet anders. Het willen afbouwen van de financiële transfers van Vlaanderen naar Wallonië ziet Van den Brande niet als een gebrek aan solidariteit, maar als de wens om overheidsmiddelen goed te besteden, ook in de SZ. Van den Brande : ?Wie wordt er nu beter van een consumptie die niet overeenstemt met de bestaande behoeften ? Nutteloze dingen schrappen, is in het belang van alle Belgen. Wat we nutteloos te veel doen op één domein, doen we kwalijk te weinig op andere. We zouden, bijvoorbeeld, veel meer moeten investeren in cultuur.” En zo wordt de discussie over de SZ-transfers meteen een politieke discussie : ?In Nederland heeft men tegen de honderd miljard frank bespaard in de ziekteverzekering. Is de kwaliteit van de Nederlandse samenleving er daardoor globaal op achteruit gegaan ? Is het niet de moeite dat allemaal te overwegen ? Een werkloze die niet wil werken, heeft geen recht op enige vergoeding, maar wie wél wil werken, wordt nu schandelijk behandeld.”

CULTUURZONE.

?Inzake gezondheidszorg en kindertoeslagen argumenteer ik vanuit een eenheid van beleid. Dat zou ook kunnen in een centraal-unitair patroon, maar mijn hoofdargument is niet dat ik centen wil afpakken, maar dat ik wil ingaan tegen de fragmentatie die naar de mensen toe inefficiënt is. Ook [CVP-senator] Bea Cantillon pleit voor dat doelmatigheidscriterium. Hetzelfde wat de ziekenhuizen of de bejaardenzorg betreft. Als men dat in het zuiden vanuit een collectivistische optiek wil organiseren, is dat hùn keuze. Wij willen dat wat anders doen. Dat heeft niet met het Vlaming-zijn te maken, maar komt wellicht omdat wij, in de brede betekenis, behoren tot de noordelijke cultuurzone en kiezen voor een wat andere aanpak.”

Dus heeft het verschil toch met een Vlaamse eigenheid te maken ? Een parlement in zuidelijk Europa ziet eruit als een opera, in het noorden zijn het strakke, kale, vierkante of rechthoekige zalen. ?Dat moet je vaststellen. Hoe komt dat ? Wij zitten op een stuk breuklijn, die al dan niet te maken met geschiedenis, met wie hier kwam binnen- of buitenwaaien. Eén specifieke reden om het verschil te verklaren, is apodictisch, daar ben ik niet zo voor. In een Europese context zie ik hoe de geschiedenis België tot een specifiek gegeven heeft gemaakt. Maar ondertussen is de negentiende-eeuwse natie-staat een achterhaalde fictie geworden.”

Hoe het allemaal komt, daar kan ook de minister-president niet meteen iets voor verzinnen. Verongelijkt : ?Waarom mag je een nationalisme per definitie niet aanvaarden als het Vlaams is, terwijl achter die kritiek een Belgisch nationalisme schuilt dat dan wél gevaarloos en probleemloos zou zijn. Ik heb daar grote moeite mee. Regelgeving verschuiven naar Europa vindt iedereen prima, maar wanneer het ook in de andere richting gaat, kan het blijkbaar niet meer. Maar subsidiariteit kan men niet van boven naar onderen organiseren. Het moet omgekeerd, te beginnen met de gemeente, dat is het meest herkenbare. België is dus niet mijn discussie.”

?Sinds 1979 moet de nationale solidariteit voor de CVP afgesproken, herbespreekbaar en omkeerbaar zijn. De vraag is : wat zijn de grenzen van de noodzakelijke, verrechtvaardigde, gewilde solidariteit ? Het draagvlak daarvan is het economische weefsel. Als de Walen 40 procent van hun economie overheidsgebonden willen, dan is dat prima. Maar hùn keuze moet niet mijn model zijn. Wij moeten daar niét de consequenties van opnemen en je mag niet, namens de solidariteit, eisen dat wij dat model overnemen. In de SZ pleit ik, geheel los van de communautaire verhouding, voor een tweedeling van de risico’s in een samenleving : de arbeidsrisico’s en de maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dat laatste betreft vooral de gezondheidszorg en dan gaat het om het belang dat een samenleving hecht aan de kwaliteit daarvan. De vraag is dan : welke samenleving ? De Belgische of, in ons geval, de Vlaamse ? Daar spelen economische en ook andere benaderingselementen een rol.”

HERKENNEN.

?Ik zou willen dat morgen het probleem van de transfers was opgelost, dan konden we een zinvollere discussie voeren over hoe we risico’s dekken voor het geheel van België, hoe je daar de solidariteit over afspreekt, en hoe je dat organiseert op de meest efficiënte, eventueel gedifferentieerde wijze. Als wij in het noorden kiezen voor extra-murale, minder georganiseerde, vrijere vormen van gezondheidszorg, dan moeten we daarvoor de ruimte krijgen. Biedt een federale wetgeving wel voldoende mogelijkheden voor die verschillende aanpak van beleid in de twee grote dragende delen van België ? In een Europees perspectief krijgen de deelstaten de ruimte om hun aanpak te organiseren binnen een algemene convergentie zou een soortgelijke aanpak niet verstandig zijn voor België ? Als wij de vennootschapsbelasting willen verminderen, kan dat niet, omdat er één federale regelgeving is die de grootste gemene deler opzoekt voor de twee. Onze economie steunt bijvoorbeeld, geheel anders dan de Waalse, vooral op KMO’s. Een grootste gemene deler biedt daarin te weinig toegevoegde waarde.”

In enquêtes geven Vlamingen nochtans niet blijk van een homogene ?Vlaams-heid”. Op tien procent separatisten en wat verstokte unitaristen na, is hun natiegevoel zeer gemengd, ze tonen zich gehecht aan zowel Vlaanderen als België en nog meer aan de eigen straat. Ze aanzien die verschillende loyauteiten kennelijk niet als strijdig, maar integendeel als complementair. Voor Luc Van den Brande stelt die mengvorm toch geen probleem van democratische legitimiteit voor datgene waar hij mee bezig is, integendeel. ?Ik herinner me een enquête, waarin op vraag A werd geantwoord dat het met één federale regering toch allemaal veel makkelijker is en op vraag B dat het nodig was om de SZ gedeeltelijk te splitsen. Dat valt toch niet te rijmen ? Dat komt doordat de Vlamingen nooit ervaring hebben gehad met een eigen bestuur.”

?Die mengvorm stelt mij gerust dat we verdere stappen naar eigen verantwoordelijkheid kunnen zetten. Wij willen afspraken maken met het zuiden over datgene waarin een meerwaarde zit, wat we samen kunnen doen vanuit onze meerkleurigheid. Uit die mengvorm afleiden dat een verdere autonomie wordt geschuwd, lijkt mij overdreven. En wat symbolen betreft, ik sta ’s morgens niét op met die éne leidinggevende gedachte aan de Vlaamse kust, wees gerust. Waar het mij om gaat, is de herkenbaarheid : wie doet wat ? Daar bestaat nog grote verwarring rond. Omwille van de beleidshelderheid moet je de herkenbaarheid bevorderen en dus moeten de dingen duidelijker worden benoemd. En dat we in een mengvorm zitten, stelt me juist gerust : wij zijn als Vlamingen geen extremisten, we zijn nogal pragmatisch. We zijn een prima volk van gemengde gevoelens, we lonken wat naar het frivole van het zuiden, we zijn nog wat Bourgondiërs, maar aan de andere kant zijn we ook wat wroeters, ja…”

PERIFEER.

Maar tussen Vlaanderen en Wallonië zal altijd Brussel liggen, een stad die voor Van den Brande vooral een gemeenschappelijke hoofstad moet zijn. ?Brussel, Vlaamse hoofdstad : dat vind ik een belangrijke, principiële én praktische keuze. We hebben Brussel te veel als een symbool bekeken, een plek waar we onze vlag planten. Daarmee negeerden we de grote interactie tussen Vlaams-Brabant en Brussel, sociologisch, qua onderwijs of gezondheidszorg. We moeten goed nadenken over de betrokkenheid van de twee deelstaten bij Brussel als het gaat over de gemeenschapsbevoegdheden en over de internationale opdracht van Brussel. Die laatste is nu uitsluitend gebonden aan het Brusselse hoofdstedelijke gewest en aan de federale overheid. Logisch zou zijn dat ook de deelstaten daarbij worden betrokken, want ook zij beschikken over internationale bevoegdheden. Brussel moet daarbij een snij-, kruis-, weet-ik-veel-welk-punt zijn van die twee deelstaten en culturen. Brussel 2000 of het Internationaal Kunstenfestival, ik vind dat prima, voor zover daarin het substraat herkenbaar is van de twee basisculturen die België bevolken. In Oostende of Bastogne moet men zich dus niet bezig houden met de huisvuilophaling in Brussel. Maar Brussel is geen perifere hoofdstad zoals Washington of Canberra en kan dus geen perifere oplossingen krijgen, als een apart district, zoals wel eens is bepleit.”

In het verlengde van Van den Brandes nota ligt de wens om een Vlaams ?Charter” op te stellen, de prefiguratie van een eigen grondwet. Die zal Van den Brandes optie voor de Belgische tweeledigheid doortrekken en onder meer een Vlaamse, respectievelijk francofone subnationaliteit creëren. De Brusselaars zullen in dat model moeten kiezen waarmee meteen twee soorten burgers in de hoofdstad zullen rondlopen. Om het dan nog niet te hebben op dat derde van de bevolking dat uit migranten bestaat.

Moet daar niet gegarandeerd ongelijkheid tussen mensen van komen ? Van den Brande meent van niet. ?Men hoort het natuurlijk niet graag, maar men moet de eerlijkheid hebben om te zeggen dat Brussel geen gemeenschapsbevoegdheden heeft en dus geen gewest is zoals de andere. We aanvaarden de cohesie op het federale vlak voor die bevoegdheden die vooralsnog federaal zijn tussen de twee gemeenschappen. Brussel is een heel ander gegeven. Het houdt urbane functies in, gewestelijke als middengebied, hoofdstedelijke en internationale. Dat vraagt een specifieke benadering. De dingen voor Brussel organiseren op dezelfde manier als voor Vlaanderen of Wallonië, levert geen meerwaarde op. Brussel heeft een eigen statuut nodig en kan niét met de twee basis-deelstaten gelijkgesteld kan worden. Over de subnationaliteit zijn veel dingen nog niet uitgeklaard. We moeten daar nog eens goed over nadenken, ik heb daar nog geen pasklare formules voor. Maar dat mag niet verhinderen om een aantal verantwoordelijkheden op te nemen voor de basis-deelstaten. Brussel mag geen rem of hinderpaal zijn.”

MINDERHEDEN.

Dat hij voor dat gesprek over Brussel niet meteen geïnteresseerde gesprekspartners aan Franstalige zijde zal vinden, hindert Van den Brande niet. In Vlaanderen zijn gewest en gemeenschap al in 1980 samengevoegd. Aan de overzijde bestaan het Waalse gewest en de Franstalige gemeenschap naast elkaar, hoewel deze laatste uit geldnood toch meer en meer bevoegdheden naar het gewest moet overdragen. ?Of dat nu Wallonië of Frankofonië heet, het gaat om hetzelfde. Voor wat sowieso buiten de bevoegdheden van het Brusselse gewest vallen, moeten wij een gesprek hebben. En zij die neen en nooit en never roepen, weten dat ze binnen de kortste keren op een aantal punten ja zullen moeten zeggen.”

De timing waarmee de nota zou worden gerealiseerd (?wat mij betreft liever morgen dan overmorgen”) ziet Van den Brande ondergeschikt aan de consensus waarop hij moet berusten. ?Een bepaald soort nota’s komt natuurlijk nooit op het juiste moment. Er bestaat geen imminent conflict. Dat was net de reden om ermee door te gaan, om grondig te kunnen nadenken.”

Het stoort Van den Brande zichtbaar dat zijn Vlaamse streven bij een deel van de publieke opinie nog altijd op onbegrip en afkeuring stuit. Gaat het om een crypto-unitarisme ? Hij schijnt het te vermoeden. ?Men verklaarde mij gek toen ik drie jaar geleden het debat over de economische verankering aansneed, hoewel dat toen ook overal elders al aan de orde van de dag was, in Nederland, Frankrijk, de Verenigde Staten. Maar alleen als wij het voeren, fronst men de wenkbrauwen. Overal ter wereld kan over identiteit worden gesproken, behalve in Vlaanderen, want hier zou het tot afschuwelijke excessen leiden. Ik heb nooit begrepen waarom dit Vlaamse verankeringsdebat niet even goed een Belgisch verankeringsdebat had kunnen worden. Men vond het een non-debat en hier ziet men dat cultuur toch iets specifieks kan inhouden omdat men zich op zijn gemak voelde zolang alles binnen de Franse hemisfeer bleef. Het punt van de verankering is : waar hebben we nog de beslissingsmacht om dingen te sturen ? Ik merk dus met genoegen dat de federale regering nu toch ook aan dat debat is begonnen.”

?Er bestaat géén ondemocratische hidden agenda,” klinkt het vastberaden. Zelfs niet ten aanzien van de Franstalige minderheid in Vlaanderen. ?Het klinkt misschien paradoxaal, maar waarom zouden wij de taalfaciliteiten voor Franstaligen, nu een federale bevoegdheid, niet naar de deelstaat overhevelen ? Daarmee kunnen we ook aangeven welke ruimte wij ten volle aan anderstaligen willen toekennen. We spenderen tenslotte 200 miljoen frank per jaar aan Franstalige onderwijs in de rand. Ik vind dat niet gek. Een samenleving moet met minderheden onder alle mogelijke vormen kunnen omgaan. Het is toch aan dat soort Vlaanderen dat we werken ? Als het tot minder democratie zou leiden, dan stop ik er morgen mee.”

Marc Reynebeau

Van den Brande (met, links, premier Dehaene) : De CVP is een huis met vele kamers.

Het Vlaams parlement : Ik wens niet in een vacuüm te werken.

‘Wij zijn een prima volk.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content