Met de nieuwe president Joseph Kabila lijkt de vrede in Congo een nieuwe kans te krijgen. Maar schijn kan bedriegen.

Het bezoek van de Rwandese president Paul Kagame vorige vrijdag aan Brussel miste de optimistische ondertoon die opviel bij de passage een kleine week eerder van zijn kersverse Congolese collega Joseph Kabila. Nochtans kregen beide bezoeken op net eendere wijze hun protocollaire beslag. België wou daarmee aantonen dat het geen kant kiest in het Congolese conflict. Want neutraliteit is een essentiële voorwaarde voor de bemiddelingsrol die minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) in dat conflict wil spelen. Die neutraliteit wordt erkend en gewaardeerd – al is het niet altijd duidelijk of ze ook concrete resultaten oplevert.

Bij de bezoeken van Kabila en Kagame hoorden ook opvallend veel rode lopers en andere egards, met als hoogtepunt een audiëntie bij koning Albert. De Belgische diplomatie kon er haar gasten én de hele wereld mee duidelijk maken dat ze ernstig wil worden genomen in haar inspanningen om bij te dragen tot een vredesregeling in Congo. En dat zou inderdaad wel eens nodig kunnen zijn.

Officiële commentaren in de Verenigde Naties (VN), Washington, Parijs en Londen wekken namelijk de indruk alsof alles nog te beginnen is, alsof bijvoorbeeld de nu een dik jaar aan de gang zijnde diplomatieke actie van Louis Michel in de regio van de Grote Meren niet in tel is en het nu tijd wordt dat de grote jongens zich met de zaak bemoeien. Zo was er het Britse voorstel in de VN om een onderzoek te beginnen naar de humanitaire noden in de regio, terwijl dat precies de opdracht is waarmee Michel ex-staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Réginald Moreels eerstdaags naar het Keniaanse Nairobi uitstuurt.

Dat de sfeer rond de bezoeken van Kagame en Kabila zo verschillend uitviel, ligt alleen aan de bezoekers zelf. Joseph Kabila kreeg zowel in Brussel als tevoren in Frankrijk en de VS alle krediet als welwillende nieuwkomer, als de man die kennelijk met een schone lei wil en kan beginnen. Kagame kwam daarentegen met niets nieuws aanzetten. Hij herhaalde slechts de boodschap die hij al jaren brengt: de veiligheid van het Rwandese territorium, die wordt bedreigd door de naar Congo gevluchte restanten van het oude Hutu-regime in Rwanda, dat verantwoordelijk wordt geacht voor de genocide van 1994.

Deze génocidaires richtten met de bondgenoten die ze sindsdien hebben gerekruteerd het kennelijk goed georganiseerde en bewapende Rwandese Bevrijdingsleger op. Dat zowat 15.000 soldaten tellende leger is nu in de eerste plaats Kinshasa van nut, dat het bewapent en betaalt om het in te zetten tegen de Rwandese en Ugandese troepen die Congo in augustus 1998 binnenvielen. En zo ontstond een vicieuze cirkel, want het is net om deze Hutu-eenheden uit te schakelen dat Kagame een stuk Congo bezet wil houden.

EEN BEZWAARD GEWETEN

Al lagen Rwanda’s veiligheidszorgen aan de basis van de Congolese oorlog, er bestaat toch enig begrip voor. Onlangs nog liet VN-secretaris-generaal Kofi Annan verstaan dat misdaden tegen de menselijkheid, zoals de genocide, niet onbestraft mogen blijven. Een duidelijke boodschap. Na zijn blitztournee door een half dozijn Afrikaanse landen vorige maand erkende ook Louis Michel de ernst van de infiltraties vanuit Congo in Rwanda. Toch ging dat begrip, zowel in een groot aantal Europese landen als bij de vorige Amerikaanse regering van president Bill Clinton, niet altijd uit van een correcte analyse van de toestand. Het dreef vooral op het zogeheten ‘genocidair krediet’, de schuldgevoelens die deze landen kwelden omdat ze zo weinig hadden uitgericht om de Rwandese genocide te verhinderen.

Maar die goodwill ebt stilaan weg, met name in Washington. Daar klinkt het steeds luider dat Kagame’s Rwanda een dictatuur is en dat zijn troepen zich in Congo te buiten gaan aan schendingen van de mensenrechten en aan de roof van natuurlijke rijkdommen. Kortom, tot veler verrassing tekent zich dezer dagen in de VS een ommezwaai af, van steun aan Rwanda naar steun aan Congo. Tenslotte hadden slechts weinigen verwacht dat de nieuwe Amerikaanse president George W. Bush zich hoe dan ook veel om Afrika zou bekommeren.

Dat dit toch het geval blijkt te zijn, daar hebben, zo menen waarnemers, de petroleumbelangen veel mee te maken. Want het regime in Kinshasa geniet in de oorlog tegen Rwanda volop de steun van Angola. Dat land wil zijn olierijkdom – waarvan een steeds groter deel naar de VS wordt uitgevoerd – ook politiek consolideren en zich als een regionaal politieagent ontwikkelen. En daarvoor is rust en stabiliteit in Kinshasa nodig. Zo wil het dus ook Bush.

Over vrede in Congo bestaat al sinds de zomer van 1999 het akkoord van Lusaka, dat is ondertekend door alle strijdende partijen: Congo, met zijn bondgenoten Angola, Zimbabwe en Namibië aan de ene kant, Rwanda en Uganda en de door hen gesteunde rebellenbewegingen aan de andere. Maar het akkoord strandde al in zijn eerste fase, een wapenbestand. Bij geen enkele van de betrokken partijen bleek de vredeswil bijzonder groot, en die zwakte nog verder af naarmate vooral Zimbabwe en Uganda merkten dat ze, tussen het oorlogvoeren door, ook lucratieve zaakjes konden ondernemen in Congo.

Maar ook wijlen Kabila senior was er met zijn hart niet bij. Hij verzon voortdurend bezwaren tegen de Monuc, de VN-missie waarmee waarnemers de uitvoering van het Lusaka-akkoord moeten controleren. En hij lustte vooral de zogeheten ‘inter-Congolese dialoog’ niet, die tot een politieke verruiming van het regime in Kinshasa diende te leiden. Die blokkeerde hij door geen enkele georganiseerde politieke oppositie enige bewegingsruimte te gunnen en door alle contact te verbreken met Ketumile Masire, de internationaal aangestelde ‘facilitator’ uit Botswana die de dialoog hoorde te organiseren.

ER IS EEN MOORD GEPLEEGD

Joseph Kabila stelde zich, zowel in zijn inaugurale rede in Kinshasa als in een toespraak voor de VN in New York, heel wat welwillender op. Vooral zijn positieve houding tegenover de Monuc viel op, waarna de VN meteen besloten om al een nieuw contingent van een 120 blauwhelmen naar Congo te sturen. Ondertussen kondigde Kofi Annan ‘een nieuwe blauwdruk’ voor de missie aan. De details daarvan zijn nog niet bekend, maar de Monuc zal mogelijk vooral een interpositiemacht aan de fronten worden. En dat kan Kagame plezieren, omdat de VN-blauwhelmen zo effectief kunnen bijdragen tot de beveiliging van Rwanda’s grondgebied.

Het was zijn verzoenende en gematigde taal die ervoor zorgde dat Kabila junior internationaal een goede indruk maakte. Ze wettigde de hoop dat met het verdwijnen van diens vader de kans bestond om dezer dagen een doorbraak te forceren in het vredesproces. Dat laatste verklaart ook de diplomatieke drukte van de jongste tijd. Ze kan nog deze week leiden tot een vredesconferentie in Zambia en de week daarop tot een topbijeenkomst over Congo bij de VN in New York. In dat kader had Louis Michel eind vorige week al een hele reeks contacten met de Congolese politieke oppositie in Brussel.

Niettemin is het nog niet zo zeker of met het aan de macht komen van de nieuwe president Kabila de kaarten zo grondig zijn herschud. Hij heeft tenslotte al laten blijken dat ook hij niet zo geweldig veel haast wil maken met de politieke democratisering in Kinshasa. Daarmee wil hij – en dat is in strijd met ‘Lusaka’ – liever wachten tot alle vreemde troepen uit Congo zijn verdwenen. Even tekenend is dat hij te kennen gaf niet bijzonder veel initiatiefruimte te willen geven aan Masire.

Voorts geeft Kabila een eigen interpretatie aan de timing van de terugtrekking van die troepen. Voor hem moeten eerst de ‘onuitgenodigde’ legers weg, dus Rwanda en Uganda (en ook Burundi), pas dan zullen de ‘uitgenodigde’ strijdmachten opkrassen, Angola, Zimbabwe en Namibië. Maar dat is niet naar de zin van Rwanda, dat een gelijktijdige terugtrekking bepleit. En het wil prioritair de in Congo actieve milities (de zogeheten ‘negatieve krachten’) ontwapend zien. Uganda zocht in het verlengde daarvan de luwte op door te stellen dat het ‘uit solidariteit’ in Congo blijft zolang Rwanda’s veiligheidsprobleem niet is opgelost.

Zo rijst de vraag of er sinds de moord op Kabila senior in Kinshasa wel veel is veranderd. Tenslotte kreeg de politieke neofiet Kabila junior het presidentschap alleen toevertrouwd om de continuïteit te verzekeren. Met zijn familienaam, niet omwille van zijn bekwaamheden, ervaring of populariteit. Het kleine machtscenakel dat rond de vermoorde president was gegroeid, wilde na de moord van 16 januari immers geen vacuüm laten ontstaan en zo het risico lopen de macht te verliezen. Dat cenakel maakt nog altijd de dienst uit.

En ten slotte: in Kinshasa is een politieke moord gepleegd. Daar was een reden voor, al is nog niet bekend welke, hoewel het aan speculaties niet ontbreekt. Hoe dan ook geeft de moord het bestaan van een machtsstrijd aan. Die is nog niet beslecht en zal achter de rug van de nieuwe president worden uitgevochten. De harde kern rond Kabila senior – de ministers Gaëtan Kakudji, Abdoulaye Yerodia Ndombasi en Mwenze Kongolo – blijven kiezen voor de harde lijn, in tegenstelling tot de meer verzoeningsgezinden als minister van Buitenlandse Zaken Leonard She Okitundu.

Op dat meningsverschil kan zich het verschil in inzicht enten dat stilaan zichtbaar wordt bij de buitenlandse bondgenoten. Angola, dat geregeld zelfs publiek heeft gemopperd over de hardleersheid van de oude Kabila, heeft meer te winnen bij vrede dan Zimbabwe bij het voortzetten van de oorlog, al zijn voor beide vooral economische belangen in het geding. Maar het is zeker niet Joseph Kabila aan wie men als eerste om zijn mening over dat alles zal vragen.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content