Andriessen, Fafchamps en Boesmans: drie componisten die aan bod komen in ‘Ars Musica’.

Het dertiende festival voor hedendaagse muziek Ars Musica heeft een schuimende ondertitel ‘Feu. Foule. Folie’. Dat werd in het Nederlands nogal mat: ‘Mateloosheid’. Toch blijft hij iets weergeven van waar het in de muziek van deze tijd om kan gaan. Niet half, vól passie waagt de componist zich aan de experimenten waar het theater en de muziek mekaar vinden. Het festival duurt twee weken. We vroegen aan drie componisten waar hun muziek over gaat.

Niet toevallig begint het festival met de Nederlander Louis Andriessen. Beroemd werd hij in ’76 met zijn Hoketus. Hij schreef veel voor het muziektheater, hij nam deel aan het jarenzestigproject van een collectieve opera Reconstructie en onlangs schreef hij samen met cineast Peter Greenaway Rosa en Writing to Vermeer. Al zijn grote werken hebben iets theatraals.

Hoe bekend bent u buiten Nederland?

Louis Andriessen: Mijn studenten komen naar me toe omdat ze mijn stukken kennen. In de Angelsaksische landen ben ik een soort instituut. In Amerika zijn er ensembles die alleen maar mijn muziek willen spelen. In New York bestaat een groep die heet The Bang on a Can. Ze hebben een festival met hoofdzakelijk mensen uit Yale en die hebben twee goden, de Pool Henryk Gorecki en Louis Andriessen. Dat zijn wel anekdotes, ik heb geen overzicht over hoe belangrijk ik in het buitenland ben. Ik doe wat ik vind dat ik doen moet. Ik vind dat er nog een paar klussen moeten gebeuren voor ik kan gaan. Nu ben ik erg gefixeerd op het zingen.

De problemen met het instrumentale spelen heb ik opgelost. Ik heb in Nederland en vooral in Amerika een groep muzikanten die zowel de ordinaire als de zogenaamd deftige instrumenten heel goed kunnen spelen op allerlei mogelijke manieren. De violisten kunnen krassen en piepen en ook hillybilly spelen. En de saxofonisten die al heel goed jazz konden spelen, kunnen ook quintolen van het blad lezen. En dat komt omdat ik daar twintig jaar aan gewerkt heb.

Wat is er mis met zingen?

Andriessen: Het probleem is dat het zingen helemaal achterwege is gebleven bij de democratisering van het spelen. Je hebt verschillende soorten van zingen, het opera zingen, het lied zingen, het cabaret, je hebt jazz- en popzangers. De zangers waarmee ik wil werken, moeten pakken wat ze kunnen pakken, wat belangrijk is voor de muziek die ze op dat moment zingen. In feite vind ik alle soorten van zingen bruikbaar, behalve dan het opera zingen. Zeg maar het Wagner zingen. Omdat de techniek van het heel grote vibrato en het non legato, al die noten uitbrullen, niks te maken heeft met expressie, maar alles met de vraag: hoe ontwikkel ik volume om over het orkest heen te brullen? Dat moet veranderen, want zo mag mijn muziek niet klinken. Zo wordt er niet meer viool gespeeld, zo wordt er geen piano meer gespeeld en zo moeten we ook niet meer zingen. Althans niet mijn muziek. De reusachtige kloof tussen de componist van hedendaagse muziek en het publiek heeft met het zingen te maken.

In popmuziek wordt dus op een meer natuurlijke manier gezongen dan in de opera?

Andriessen: Precies. En dat verandert natuurlijk binnen vijftig jaar, maar het moet een beetje sneller.

Toch schrijft u voor de traditionele opera?

Andriessen: Ja, dat is nog niet helemaal zoals ik het wil, maar in Rosa en ook in Vermeer zijn er een paar noten die niet lijken op opera zingen. De kindjes in Vermeer zijn geweldig. Van ‘M is for Man, Music, Mozart’ mag de partituur van mij zelfs niet door een klassieke zangeres gezongen worden, dat moet een jazz-zangeres, een cabaret- of een popzangeres zijn.

Ja, maar die kunnen niet zomaar quintolen uit hun mouw schudden.

Andriessen: Binnenkort komt er dan een opleiding voor mensen die zoiets kunnen. Een stem als David Byrne zou zoiets moeten kunnen realiseren. Die is al dichter bij ons dan bij Arnold Schönberg.

U maakt muziek over buitenmuzikale zaken, onder andere ‘de Staat’ schreef u op teksten van Plato.

Andriessen: Ik vind dat helemaal geen probleem. Het heeft ermee te maken, wie je bent, hoe oud je bent, uit welk milieu je komt, in welk land je leeft, wanneer je leeft. Dat je je daarvan bewust bent en dat je dat gebruikt, wordt door een heleboel mensen niet als vanzelfsprekend ervaren. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig vond mijn generatie dat ze de hele wereld moest veranderen. Maar nu is dat niet meer de tijdgeest. Je kan dat wel blijven beweren, maar dan zit je toch alleen op je zolderkamertje te roepen. Ik blijf er wel bij dat wat je doet, een sociaal gegeven is. Door de Notenkrakeractie zijn we ons gaan organiseren. Hoe konden er meer mogelijkheden komen zodat een groter repertoire kon ontstaan dan alleen dat ene strijkkwartet en de grote symfonieorkesten?

U kunt toch onmogelijk achter de teksten van Plato staan?

Andriessen: Meer nog, de teksten van Plato die ik citeer zijn polemisch en aanvechtbaar. Dat wilde ik aan de discussie toevoegen, dat de dingen veel ingewikkelder zijn. Je kan zomaar geen linkse muziek schrijven, zoals we dachten, dat is natuurlijk onzin. Wat toen wel vooruitstrevend was – en nog steeds is, denk ik -, is dat het geschreven is voor nieuwe bezettingen, nieuwe combinaties van muzikanten. Je kon het alleen maar met behulp van elektronica uitvoeren, zodat je de balans kon regelen. Tot dan was het onmogelijk om instrumenten op die manier in grotere groepen te organiseren.

Heeft de liefde voor jazz te maken met uw jeugd of met het genre op zich? Want als u nu jong zou zijn, zou u een ander muzikaal verleden hebben.

Andriessen: De bebop van Charlie Parker en de cool van Miles Davis en ook de bigbands van Stan Kenton hebben voor mij de functie die Captain Beefheart tien jaar geleden had voor de jeugd van toen. De jongens die nu dertig zijn, zullen wel andere ervaringen hebben in de popmuziek. Heel snel en heel vaardig met elektronica omgaan bijvoorbeeld. Het idee van zappen – dat kan je maar beter aan een jonge componist vragen. Het gaat wel niet helemaal langs me heen, ik hou ook dat in de gaten.

Jean-Luc Fafchamps kennen we vooral als pianist van het ensemble Ictus, hij componeerde ook al veel voor dans- en theatervoorstellingen. Van hem gaat midden in dit festival een echt strijkkwartet in première. Hij studeerde ooit economie en dat helpt hem nu bij zijn composities.

Jean-Luc Fafchamps: Tijdens mijn studie eind jaren tachtig ben ik voor het eerst in contact gekomen met de chaostheorie. Het eerste deel van het strijkkwartet is een humoristische commentaar op die theorie. Wat is voorspelbaar en wat niet? Het is wel niet mijn eerste compositie. Om met een strijkkwartet te beginnen, zou zelfmoord zijn. Het gewicht van het verleden is te groot. De strijkkwartetten van Beethoven, Brahms, Bartok, daar zie je tegenop! In die vier gelijke stemmen hebben de componisten het meeste energie en hun grootste kunst gestoken. Strijkkwartet spelen, is een relatief goedkope manier van muziek maken. De componisten moesten dus niet per se hun luisteraars behagen. Door het feit dat alle instrumenten gelijk klinken, moet alle inventiviteit gaan naar de structuur. Ik heb me nu moeten forceren om daar al mijn energie in te steken. Normaal werk ik liever met klankkleuren.

Vaste waarde van bij het begin van Ars Musica was de Belg Philippe Boesmans (1936), die tegenwoordig muziekgewijs zonnig door het leven gaat. Een compositie van hem sluit het festival af. Zopas verwierf hij internationale roem met zijn opera Wintermärchen. Een werkstuk dat evenwel niet vrij van kritiek was.

Vond men uw muziek te gemakkelijk?

Philippe Boesmans: Ik laat het schrijven van muziek vanzelf komen. Is het goed, dan is het goed en is het slecht, dan is het niet al te erg. Zo is het nu. Ik kan het op geen andere manier.

Ik wil wel niet doorgaan voor een componist die alleen werkt als hij inspiratie krijgt. Ik zoek wel naar nieuwe regels. Maar regels leiden altijd naar dogmatisme. Je kan wel eens als dat nodig is spectraal schrijven, maar dat moet geen school worden. Het is wel moeilijk, maar het is mijn keuze. De weg van de vrijheid is ook de moeilijkste.

Critici zijn altijd wel op zoek naar één bepaalde richting. U gaat honderd richtingen tegelijk uit.

Boesmans: Je hoeft niet te kunnen horen hoe het geschreven is. Ik hou daar niet van. Soms hoor je bij Schönberg hoe iets geschreven is, je hoort dat hij er geweldig aan gewerkt heeft. Als ik een symfonie van Johann Brahms hoor, hoor ik zeer mooie thema’s. Maar als hij aan de ontwikkeling begint, hoor ik wat hij gaat doen, ik kan alles voorzien. Dan verveel ik me. Zoiets heb ik niet bij Debussy, Chopin of Mozart.

Sommige mensen zouden graag hebben dat ik voorspelbaar was, dat ze me kennen. Maar dat kan niet, ik ken mezelf ook niet. Als je op voorhand al weet wat je gaat schrijven, is het de moeite niet om het op te schrijven.

U vertelt wel graag verhaaltjes?

Boesmans: Ik hou van verhaaltjes. Op een zeker moment hebben ze de verhaaltjes uit de kunst weggezuiverd. Mensen hebben schrik gekregen van de verhaaltjes, van het pathos. Men ging dan maar het tegenovergestelde doen. Maar ik ken mensen die pathos hebben. Het psychologische bestaat nog altijd.

Hoe reageert u op kritiek? Uw opera ‘Wintermärchen’ is op veel plaatsen te zien geweest.

Boesmans: Je kan zeggen dat de Franstalige kritiek veel te positief was, overdreven. De Duitse pers was meestal tegen. Die vonden dat er niets nieuws in zat. Als de kritiek lovend is, vind ik hem een beetje stom. En als hij slecht is, vind ik hem eerder intelligent. Als ze over mij in termen van genie spreken, geloof ik ze niet. Ik lees wel niet alles. Je moet het ook niet zo ernstig nemen. De kritiek staat één dag in de krant en dan is hij weg. Maar meestal heb ik het gevoel dat ze het niet over mij hebben. Als ze me met Berg en Janacek vergelijken, kunnen ze het toch niet over mij hebben!

Openingsconcert van Ars Musica met muziek van Louis Andriessen op het programma ‘De stijl’, ‘Tao’ en ‘De Staat’. Brussel, Paleis voor Schone Kunsten, 15/3.

Het strijkkwartet Danel speelt Rihm en Fafchamps op 20/3 in zaal Marni, Brussel.

Slotconcert: Ictus speelt Boesmans, Rihm en Schumann in het Lunatheater, Brussel, 1/4.

Ars Musica: tel.: 02-219 40 44.

Lukas Huybrechts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content